direct naar inhoud van 4.2 Waterhuishouding
Plan: Noord en Over de Keen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpnk-vg99

4.2 Waterhuishouding

Watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta. In het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met het waterschap Hollandse Delta. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt in onderstaande paragraaf.

Beleidskader duurzaam waterbeheer

Rijks- en Europees beleid

De hoofddoelstelling binnen de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1998) is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Van belang zijn het doen van onderzoek naar de knelpunten in het stedelijk waterbeheer, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders en meer aandacht voor het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie in de bodem.

Het Rijk heeft met het kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw, (WB21, 2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw overgenomen. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren.

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water-aktueel (NBW, 2008) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Een en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Het oude NBW uit 2003 is volledig geïntegreerd in het NBW-aktueel en kan daarom komen te vervallen. In de laatste, geactualiseerde versie ligt de nadruk op de gezamenlijke uitvoering en realisatie van waterplannen.

Provinciaal beleid

In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Hierin wordt aangegeven dat bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in Zuid-Holland meer rekening moet worden gehouden met de consequenties van klimaatsveranderingen, zeespiegelrijzing en bodemdaling voor het waterbeheer. Bij keuzen ten aanzien van het waterbeheer en ruimtelijke ontwikkelingen moet gezocht worden naar duurzame, flexibele en veerkrachtige oplossingen.

Beleid waterbeheerder

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2008) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Het beleid van het Waterschap is erop gericht dat bij een toename van verharding in principe 10% van de toename gecompenseerd moet worden door middel van open water. Voor het lozen van hemelwater op oppervlaktewater is een vergunning nodig op basis van de keur, vastgesteld op 22 december 2009.

In het Beleidsplan Waterkeringen Kijk op dijk en duin (december 2006) is het beleid, visie en richting met betrekking tot het beheer van de waterkeringen beschreven. Op grond van de Keur kunnen dijkgraaf en heemraden ten aanzien van de vergunningverlening nadere regels, de zogenoemde beleidsregels, vaststellen. In het beleidsplan staat beschreven welke aspecten met betrekking tot waterkeringen in bestemmingsplannen een nadere verankering moeten. Hierbij is het uitgangspunt dat de kern- en beschermingszones, zoals opgenomen in de legger, opgenomen moeten worden in het bestemmingsplan. In de toekomst geldt dit ook voor het profiel van vrije ruimte ten behoeve van eventuele toekomstige dijkversterkingen.

Beleid gemeente

Op 25 januari 2008 heeft de raad van de gemeente Strijen het Gemeentelijke Waterplan 2009-2015 voor het gehele grondgebied vastgesteld. Hierin is een inventarisatie gemaakt van knelpunten, kansen, een waterstructuurvisie wordt uitgewerkt waarin een ideaal beeld wordt geschetst voor het jaar 2027 en maatregelen worden geselecteerd voor de komende vijf jaar. De maatregelen worden voorgesteld om het watersysteem op orde te brengen en duurzamer te maken. Bij de beschrijving van de 'huidige situatie' zijn de bestaande knelpunten binnen het plangebied kort beschreven.

Huidige situatie

Bodem en ontstaansgeschiedenis

Gebaseerd op de Grondwaterkaart van Nederland, dienst grondwaterverkenning TNO, 1976, is de bodem geschematiseerd volgens tabel 4.4.

Tabel 4.4 Bodemopbouw

hoogte
(m NAP)  
bodemopbouw   geohydrologische schematisatie   geologische benaming (formatie naam)  
0 tot –12   klei (zandig), veen   deklaag   Westlandformatie  
-12 tot –35   zand   1e watervoerend pakket   formatie van Kreyftenheye  
-35 tot –65   zand fijn en kleilaagjes   scheidende laag   formatie van Kedichem en formatie van Tegelen  
-65 tot –160   zand grof en kleilaagjes   2e watervoerend pakket   formatie van Maassluis  
-160 tot onbekend   klei   slecht doorlatende basis   formatie van Oosterhout en formatie van Breda  

De huidige bodemopbouw is hoofdzakelijk onder invloed van de zee ontstaan. Het noordwestelijk deel van Strijen, bekend als het Oudeland van Strijen, bestaat hoofdzakelijk uit veengronden. Deze gronden zijn voornamelijk in gebruik als grasland. Het bebouwde gebied van de kern Strijen ligt op de overgang van veen- naar kleigrond.

De stijghoogte in het eerste watervoerend pakket is in het zuidelijk deel (0 m NAP) (langs het Hollandsch Diep) hoger dan in het noordelijk deel (-1,5 m NAP). Het diepe grondwater in het 1e watervoerende pakket zal daarom (globaal) in noordelijke richting stromen. Het chloridegehalte in het 1e watervoerend pakket is groter dan 1.000 mg/l (brak) nabij het Hollandsch Diep. Het chloridegehalte neemt in noordelijke richting af en ligt in het noordelijke deel van het plangebied binnen een bandbreedte van circa 150-500 mg/l.

Grondwater

In het gehele plangebied treedt kwel op. Het chloridegehalte in het 1e watervoerende pakket is groter dan 1.000 mg/l langs het Hollandsch Diep en varieert in het noordelijke deel van de gemeente tussen 150 en 500 mg/l. De hoge chloridegehaltes in het kwelwater worden als een knelpunt ervaren. Het grondwater stroomt globaal in noordelijke richting. Ter plaatse van wijk Over de Keen is sprake van grondwateroverlast en als zodanig ook onderkend in het gemeentelijk waterplan Strijen. De precieze oorzaak en omvang dienen nog nader bepaald te worden.

Oppervlaktewater

Binnen het plangebied ligt het boezemwater de Strijense Haven. Ook zijn er binnen het plangebied enkele hoofdwatergangen en overige wateren gesitueerd. De Strijense Haven vormt de verbinding van het Hollandsch Diep met de andere boezemwateren de Keen en de Nieuwe Haven, het boezempeil bedraagt NAP -0,8 m. Tussen de Strijense Haven en het Hollandsch Diep bevindt zich in Strijensas een gemaal (Boezemloozende). Ook aan de Waleweg bevindt zich een gemaal (Overwater). Met behulp van beide gemalen wordt overtollig water uitgeslagen op het Hollandsch Diep. Het plangebied wordt door middel van stuwen en gemalen verdeeld in verschillende peilgebieden, deze zijn in onderstaande tabel samengevat.

Tabel 4.5 Peilgebieden

peilgebieden   streefpeil [in m NAP]  
GW 14.4.8.10 ST   -2,35  
GW 14.18   -1,70  
GW 14.19   -1,70  
GW 14.20   -2,00  

De Strijense Haven is een KRW waterlichaam (met code NL19_6), dat getypeerd is als een kunstmatig waterlichaam van de cluster regionale wateren (Karakterisering deelstroomgebied Rijn-West, RAO, 2004). Dit betekent dat de ecologische KRW doelen één op één van toepassing zijn op.

Met betrekking tot de waterkwaliteit valt op te merken dat in het algemeen voldaan wordt aan de doelwaarde voor wat betreft zware metalen. De toelaatbare waarde voor chloor en de nutriënten stikstof en fosfor worden echter overschreden. Het gevolg is dat weinig diversiteit aanwezig is van oever- en waterplanten en het doorzicht beperkt is door de aanwezigheid van teveel algen.

Ter plaatse van zowel Strijen Noord, nabij de straat Buiteneinde als in de wijk Over de Keen is bekend dat de doorstroming niet optimaal is. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door te krappe duikers waardoor stuwingen optreden en het water onvoldoende ververst kan worden. Een en ander is beschreven in het gemeentelijk waterplan.

Wateropgave

Uit het onderzoek 'Wateropgave Hoeksche Waard en het landelijk gebied van het Eiland van Dordrecht' (2006) blijkt dat binnen het plangebied geen tekort bestaat aan oppervlaktewater om overtollig regenwater te bergen. Hierbij is het middenscenario van de klimaatverandering en de overstromingsnormen zoals beschreven in het NBW in beschouwing genomen.

Waterkeringen

De gemeente Strijen is gelegen binnen dijkringgebied 21. Dijkringgebied 21, Hoeksche Waard, omvat het eiland Hoeksche Waard. Binnen het plangebied liggen een aantal waterkeringen. Langs het boezemwater van de Strijense Haven bevindt zich een boezemkade. De Weelse Dijk en de Bonaventurasedijk worden aangemerkt als secundaire waterkering. De waterkeringen zijn op bijgevoegd kaartje weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0617.bpnk-vg99_0005.png"

Figuur 4.1 Waterkeringen Hoeksche Waard

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard, er zijn geen rechtstreekse nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Het biedt daarom weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak met 10% open water moet worden gecompenseerd en dempingen binnen het gebied volledig moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen dient het in het gemeentelijk waterplan in beschouwing te worden genomen.

Beheer en onderhoud

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het waterschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het dempen en de aanleg van nieuwe watergangen, het werken in of nabij waterkeringen etc.

In de Keur is ook geregeld dat 'beschermingszones' voor watergangen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor hoofdwatergangen geldt een beschermingszone van 5 m aan weerszijden van de watergang. Voor overige watergangen geldt een beschermingszone van 2 m aan weerszijden.

Bestemmingslegging

Hoofdwatergangen zijn direct als 'water' bestemd. Waterkeringen hebben een dubbelbestemming, waarbij de waterkering beschermd wordt.