direct naar inhoud van 4.2 Milieu
Plan: Dorp III 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0617.bpdp-vg01

4.2 Milieu

4.2.1 Bedrijven en milieuhinder

Algemeen

Het plangebied bestaat voornamelijk uit woongebied, sportvelden en een agrarisch gebied. In het plangebied komen enkele bedrijfsbestemmingen voor, zowel voor bedrijfsactiviteiten als voor agrarische bedrijfsactiviteiten (glastuinbouw). In de directe omgeving van de aanwezige bedrijven worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu wordt gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruik gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfslocatie is bepaald welke categorieën bedrijfsactiviteiten ten hoogste zijn toegestaan. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Een toelichting op milieuzonering met behulp van de de Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting.

Onderzoek

In het plangebied is sprake van een viertal bedrijfslocaties waarvoor de bestemming 'bedrijf' is opgenomen. Op twee locaties is een nutsvoorziening in de vorm van een transformatorhuis aanwezig. Dergelijke voorzieningen zijn in een woongebied toelaatbaar, voor deze locaties is een bedrijfsbestemming aangeduid met de aanduiding nutsvoorziening opgenomen, ter plaatse zijn geen overige bedrijfsactiviteiten toegestaan.

De derde bedrijfslocatie betreft de RWZI die is gelegen aan de Sportlaan aan de oostzijde van het plangebied. De RWZI wordt beheerd door het Waterschap Hollandse Delta. Omdat er geen sprake is van een regulier bedrijventerrein is de ontwikkeling van overige bedrijfsactiviteiten op deze locatie ongewenst. Er is daarom enkel een specifieke bedrijfsbestemming 'sb-rs' opgenomen. Er is geen algemene toelaatbaarheid opgenomen, er zijn geen overige bedrijfsactiviteiten toegestaan. Omdat de RWZI reeds aanwezig is in het plangebied wordt aangenomen dat afstemming met de omgeving reeds in het milieuspoor heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld ten tijde van de recente ontwikkelingen binnen de inrichting die onder meer bestond uit de bouw van nieuwe bassins en sloop van de oude bassins. Om het ontstaan van nieuwe hinder te voorkomen is in de regels van het bestemmingsplan de capacitieit van een RWZI begrensd op 100.000 inwonerequivalenten. Voor RWZI's met een grotere capaciteit gelden grotere richtafstanden ten opzichte van woningen. De huidige capaciteit van de RWZI strijen bedraagt circa 19.000 inwonerequivalenten (bij een vuillast van 136 g totaal zuurstof verbruik per dag).

De vierde bedrijfsbestemming is gelegen aan de Oud Bonaventurasedijk, ter hoogte van de kruising met de Industriestraat. Ter plaatse zijn bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 algemeen toelaatbaar. De huidige bedrijfsactiviteiten zijn niet bekend.

In het plangebied is op twee locaties een bestemming opgenomen waarmee de continuering van de functie 'glastuinbouw' mogelijk wordt gemaakt:

  • Voor het bestaande glastuinbouwbedrijf aan de Oud Bonaventurasedijk geldt dat er reeds afstemming met de omgeving heeft plaatsgevonden in het milieuspoor. het vigerende bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om de bestaande bebouwing uit te breiden. De voortzetting van het huidige bedrijf, inclusief uitbreidingsmogelijkheid voor het glas, wordt met het bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voor een eventuele uitbreiding geldt dat in de vergunningfase moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de minimumafstanden die op grond van het Besluit Glastuinbouw moeten worden aangehouden.
  • Aan de Sportlaan is eveneens een glastuinbouwbedrijf mogelijk gemaakt, ook dit betreft bestaande situatie. De begrenzing van de aanduiding 'glastuinbouw' is gebaseerd op het vigerend bestemmingsplan. De kassen van het aanwezige glastuinbouwbedrijf zijn recent gesloopt. Voor eventuele nieuwbouw van een kas geldt dat in de vergunningenfase moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de minimumafstand ten opzichte van de woonbebouwing ten zuiden van de kas.

Conclusie

In dit bestemmingsplan wordt aan de hand van de gehanteerde milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

4.2.2 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.

Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het bevoegd gezag heeft de verplichting om bij de vaststelling van bestemmingsplannen (de toename van) het groepsrisico te verantwoorden.


Inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties een grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en een streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Onderzoek

In het plangebied en omgeving zijn geen risicorelevante inrichtingen aanwezig. Ter plaatse van het zwembad vindt weliswaar opslag van gevaarlijke stoffen plaats (chloorbleekloog als wettelijk voorgeschreven desinfectiemiddel voor het zwembad) maar dat leidt niet tot externe veiligheidsrisico's buiten de inrichting. Over de wegen in en om het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats met een omvang waardoor sprake is van externe veiligheidsrisico's buiten de weg. Ook vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen plaats.

4.2.3 Kabels en leidingen

Normstelling en beleid

Planologisch relevante leidingen zijn bijvoorbeeld rioolpersleidingen met een grote diameter en waterleidingen met een regionale transportfunctie. Voor deze leidingen wordt rekening gehouden met een zakelijk rechtstrook. Door binnen deze strook een bouwverbod op te nemen, wordt beschadiging van de leiding voorkomen. De zakelijk rechtstrook geldt aan weerszijden van de leiding.

Onderzoek en conclusie

Door het plangebied loopt één planologisch relevante leiding. Het gaat om een rioolpersleiding die door de Bernhardstraat (1.000 mm doorsnee) loopt. Ter bescherming van deze leidingen wordt een zakelijk rechtstrook bestemd van 5 m aan weerszijden van de leiding.

4.2.4 Bodem- en grondwaterkwaliteit

Normstelling en beleid

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de milieukundige bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden verwijderd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Voor de locatie van het Groene Kruisgebouw is onderzoek (IDDS, projectnr 1202D646/DBI, verkennend bodemonderzoek Groene Kruisstraat 1) uitgevoerd naar de bodemgesteldheid, zie bijlage 7. Op de overige locaties is de functie wonen reeds aanwezig waardoor onderzoek niet noodzakelijk is.

Groene Kruislocatie

De bovengrond ter plaatse van de onderzoekslocatie is overwegend opgebouwd uit klei en zand. In de bovengrond zijn zintuiglijk geen bijmengingen met bodemvreemde materialen (puin e.d.) waargenomen. In een monster is matige verontreiniging met koper aangetroffen waardoor naar alle waarschijnlijkheid een nader onderzoek dient te worden uitgevoerd.

De grondwaterstand bevindt zich op circa 0,70 m-mv. Tijdens het veldonderzoek zijn zintuiglijk geen afwijkingen waargenomen aan het bemonsterde grondwater. In het grondwater overschrijdt bij één monster de concentratie barium de desbetreffende streefwaarde. De concentraties van de overige onderzochte parameters zijn alle lager dan de betreffende streefwaarden. De licht verhoogd aangetoonde concentratie barium kan naar alle waarschijnlijkheid worden toegeschreven aan natuurlijke factoren.

Op basis van de resultaten uit het verkennend bodemonderzoek is een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8 bij de toelichting. De aangetroffen verontreiniging met koper is naar alle waarschijnlijkheid een zogenaamde 'verontreinigingsspot' waarbij hooguit 10 m³ grond verontreinigd is. Daarmee is er geen sprake van een ernstige bodemverontreiniging volgens de Wet bodembescherming.

Conclusie

Voor de ontwikkelingen in het bestemmingsplan is geen noodzaak tot bodemonderzoek omdat hier reeds gewoond wordt. Een uitzondering daarop vormt de Groene Kruislocatie. Hiervoor is wel onderzoek uitgevoerd. De aangetroffen verontreiniging met koper is echter geen geval van ernstige bodemverontreiniging waardoor er geen saneringsnoodzaak is. Het aspect bodem staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.2.5 Luchtkwaliteit

Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg / m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  • 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
  • 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).


In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

Onderzoek

Het voorliggend bestemmingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 5 nieuwe woningen op de Groene Kruislocatie en enkele gestapelde woningen nabij het dorpshuis. Daarnaast wordt voorzien in vervangende nieuwbouw van in totaal 15 woningen op locaties waar in de huidige situatie reeds woningen aanwezig zijn. De verkeersaantrekkende werking van de ontwikkelingen is dan ook beperkt.

Uit de nibm-tool blijkt dat een project pas in betekenende mate bijdraagt als de extra verkeersaantrekkende werking uit meer dan 1500 mvt/etmaal bestaat. gelet op het aantal nieuwe woningen bedraagt de extra verkeersaantrekkende werking slechts een fractie van de drempel van 1500 motorvoertuigen zodat op het plan 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een afweging plaats te vinden ten aanzien van de luchtkwaliteit ter plaatse in relatie tot de beoogde functies. De monitoringstool (onderdeel van het NSL) geeft inzicht in de luchtkwaliteit langs de hoofdontsluitingsroute Trambaan - Boompjesstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0617.bpdp-vg01_0008.png"

Figuur 4.1 Jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide en fijn stof in 2011

bron: www.nsl-monitoring.nl

Uit bovenstaande figuur blijkt dat direct langs Trambaan en de Boompjestraat ruimschoots wordt voldaan aan de normstelling uit de Wm. De jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 bedragen circa 24 µg / m³. Zodoende voldoet ook de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde functies aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat de luchtkwaliteit geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter plaatse van het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat.

4.2.6 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling

In het plangebied worden op het terrein van het voormalig Groene Kruisgebouw woningen mogelijk gemaakt. Ook op de kop van de Bernhardstraat worden nieuwe appartementen mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Het Dorpshuis zelf betreft geen geluidsgevoelige bestemming. Hiervoor hoeft daarom geen akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden.

Toetsingskader

Normstelling

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van onderwijsgebouwen en woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een uiterste grenswaarde van 63 dB. De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB.

30 km/h-wegen

Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet-gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en /of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde als referentiekader gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde geldt hierbij als richtwaarde en de uiterste grenswaarde als maximaal aanvaardbare waarde.

Aftrek ex artikel 3.6 RMG

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van de aftrek conform artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 is gebruik gemaakt.

Onderzoek

Zowel de locatie Groene Kruisstraat als de locatie kop Bernhardstraat zijn gelegen binnen de geluidszone van de Julianastraat. Deze weg heeft een geluidszone van 200 m uitgaande van 1-2 rijstroken en een binnenstedelijke ligging. In de omgeving van de nieuwe woningen zijn de Groene Kruisstraat, Marijkestraat, Bernhardstraat en Oranjestraat/Sportlaan gelegen. Deze wegen zijn niet gezoneerd (30 km/h-wegen). In het kader van een goede ruimtelijke ordening is beoordeeld of sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

Rekenmethodiek en invoergegevens

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode I (SRM I) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006. De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 6. Voor de verkeersgegevens wordt aangesloten bij tabel 4.2 uit de verkeersparagraaf. De wegdekverharding op de omliggende wegen bestaat uit klinkerverharding in keperverband.

Resultaten gezoneerde weg

De kortste afstand tussen het bouwvlak en de wegas van de Julianastraat bedraagt circa 160 m voor de Groene kruislocatie en 74 m voor de kop van de Bernhardstraat.

De maatgevende geluidsbelasting voor de Groene kruislocatie doet zich voor op een waarneemhoogte van 7,5 m en bedraagt 38 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

De maatgevende geluidsbelasting voor de kop van de Bernhardstraat doet zich voor op een waarneemhoogte van 7,5 m en bedraagt 44 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden.

Resultaten niet gezoneerde wegen

In onderstaande tabel zijn de geluidsbelastingen van de 30 km/h-wegen weergegeven, inclusief de afstand tot de wegas en de maatgevende waarneemhoogte.

Groene Kruislocatie

  Afstand tot de wegas   Maatgevende waarneemhoogte   Geluidsbelasting  
Bernhardstraat   100,0 m   7,5 m   38 dB  
Groene Kruisstraat   13,0 m   4,5 m   45 dB  
Marijkestraat   7,5 m   1,5 m   48 dB  

Kop Bernhardstraat

  Afstand tot de wegas   Maatgevende waarneemhoogte   Geluidsbelasting  
Oranjestraat/Sportlaan   8,0 m   4,5 m   52 dB  

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de richtwaarde voor de Groene kruislocatie van 48 dB niet wordt overschreden. Er is ten gevolge van 30 km/h-wegen sprake van een acceptabel akoestisch klimaat. Voor de kop van de Bernhardstraat bedraagt de geluidsbelasting maximaal 52 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De uiterste grenswaarde van 63 dB echter niet. Dit wordt als aanvaardbaar geacht. Aanvullende geluidsreducerende maatregelen zijn daarom niet nodig.

Conclusie

Voor zowel de nieuwe appartementen nabij het Dorpshuis als de nieuwe woningen op de Groene Kruislocatie is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Beide locaties liggen binnen de geluidszone van de Julianastraat. Door toedoen van het wegverkeerslawaai op deze wegen is de maximale geluidsbelasting op de appartementen nabij het Dorpshuis of de woningen op de Groene Kruislocatie respectievelijk 44 dB en 38 dB. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden.

Ook door wegverkeerslawaai op de 30 km/h wegen rondom beide locaties ontstaat geen onaanvaardbaar akoestisch klimaat. Alleen voor de appartementen nabij het Dorpshuis ligt de geluidsbelasting hoger dan de richtwaarde van 48 dB. De uiterste grenswaarde wordt echter niet overschreden. Het akoestisch klimaat wordt voor deze appartementen aanvaardbaar geacht.

Het aspect wegverkeerslawaai staat de realisatie van de nieuwe woningen dan ook niet in de weg. Er zijn in het kader van de Wgh geen aanvullende procedures noodzakelijk.