Plan: | Centrum 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00039-4001 |
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. De provincie Zuid-Holland hanteert bij de beoordeling van bestemmingsplannen de richtlijn dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, wordt verricht op alle bestemmingen waar herinrichting wordt voorzien. Het onderhavige plan betreft een conserverend bestemmingsplan en maakt geen nieuwe ontwikkelingen/herinrichting mogelijk. Omdat er geen sprake is van ontwikkelingen of bestemmingswijzigingen is het uitvoeren van (nader) bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Bodemkwaliteit in het plangebied
Het plangebied is gelegen in het (historisch) centrum van Spijkenisse.
Op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheer plan van de gemeente Spijkenisse valt de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling binnen de bodemkwaliteit zone wonen 1900-1940. Binnen deze zone zijn er verhoogde achtergrondconcentraties aangetroffen. Tevens is het op basis van historisch gebruik niet uitgesloten dat er binnen het plangebied matige of ernstige bodemverontreinigingen aanwezig zijn. Op basis van het gemeentelijk bodembeheer plan is vrij grondverzet binnen het plangebied niet toegestaan.
Middels diverse inventarisaties naar bodemverontreinigde locaties in de gemeente Spijkenisse zijn de potentiële verontreinigde locaties in beeld gebracht. Op basis van de beschikbare bodeminformatie is binnen het plangebied één locatie bekend waarbij mogelijk sprake is van een belemmering voor de bestaande bestemming/functie. De betreffende locatie is opgenomen in de bestuursovereenkomst ISV Bodem Provincie Zuid-Holland – Spijkenisse. Deze overeenkomst voorziet in de aanpak van spoedeisende locaties (verspreidingsrisico's). De betreffende locatie zal in dit kader nader worden onderzocht. Indien blijkt dat er ten gevolge van de aangetroffen verontreinigingen sprake is van belemmeringen voor de bestaande bestemming en/of functie zullen aanvullende maatregelen worden getroffen.
Volgens het vigerende beleid en de geldende richtlijnen leidt het aantreffen van een verontreiniging bij een conserverend bestemmingsplan niet tot aanvullend bodemonderzoek of sanering. Pas wanneer hier alsnog een ontwikkeling plaatsvindt, zullen er vervolgstappen uitgevoerd moeten worden.
Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Bij toekomstige herontwikkelingen en/of vervangende nieuwbouw die binnen de kaders van dit geactualiseerde bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is het een vereiste om bij de aanvraag van de omgevingsvergunning gegevens te overleggen ten aanzien van de bodemkwaliteit. Hierdoor is geborgd dat altijd een adequate beoordeling plaats vindt waaruit blijkt of de kwaliteit van de bodem wel of niet geschikt is om de gewenste ontwikkeling te kunnen realiseren.
Op basis van het voorgaande kan gesteld worden dat er met betrekking tot de bodemkwaliteit geen belemmeringen bestaan om dit plan vast te stellen.