direct naar inhoud van 5.4 Externe veiligheid
Plan: Centrum 2012
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00039-4001

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Normstelling en beleid

Alle ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Deze verplichting is voor wat betreft de risico's van bedrijven vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS) voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen. De toetsing aan het externe veiligheidsbeleid moet worden uitgevoerd wanneer het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van een risicobron. Wanneer dit het geval is moet beoordeeld worden of het plan voldoet aan de grens c.q. richtwaarde van het plaatsgebonden risico van deze risicobron. Verder zal in dat geval het groepsrisico beschouwd/onderzocht moeten worden. Tevens dient advies te worden gevraagd bij de Veiligheidsregio Rijnmond (VRR).

De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft op verzoek van de gemeente een inventarisatie gemaakt van alle risicovolle inrichtingen en transportroutes die invloed kunnen op het gemeentelijk grondgebied (Rapport: Inventarisatie Risicobronnen Gemeente, DCMR Milieudienst Rijnmond, 9 februari 2012). Deze inventarisatie heeft de basis gevormd voor de opgestelde visie externe veiligheid “Spijkenisse Veiliger” die in maart 2012 door de gemeenteraad van Spijkenisse is vastgesteld (Externe veiligheidsvisie "Spijkenisse Veiliger", 7 februari 2012).

Als algemene visie op externe veiligheid is geformuleerd dat risico's onvermijdelijk zijn. Vanwege de ligging van Spijkenisse ten opzichte van het havenindustriegebied en bijbehorende transportroutes is het een utopie om te denken dat het gemeentebestuur de burgers absolute veiligheid kan garanderen. Er zullen altijd risico's blijven bestaan. In de huidige situatie wordt binnen de gemeente Spijkenisse voldaan aan de externe veiligheidsnormen en is het in die zin “veilig genoeg”. Op enkele plaatsen kan het mogelijk veiliger, vaak gaat het dan om zaken die buiten de invloed en competenties liggen van de gemeente. Uitgangspunt voor de gemeente is om samen met bedrijven en partners zoals de DCMR, Milieudienst Rijnmond en de VRR de veiligheidssituatie in die gevallen te verbeteren.

Kernpunt van het gemeentelijk externe veiligheid beleid is verder dat de gemeente Spijkenisse bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening houdt met de door de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond aangehouden effectzones bij ongevallen en de daaraan gerelateerde gewenste maatregelen (kwetsbaarheidszonemodel VRR, bijlage 3 van de Externe Veiligheidsvisie "Spijkenisse Veiliger", 7 februari 2012).

5.4.2 Onderzoek

Externe veiligheid in het plangebied

Op basis van de inventarisatie van de DCMR Rijnmond blijkt dat een aantal risicobronnen uit het Botlekgebied relevant zijn voor het plangebied. Het plangebied is gelegen in het invloedgebied van deze risicobronnen. Tevens is er binnen het plangebied sprake van één risicobron, namelijk een verkooppunt van LPG welke is gevestigd aan het Noordeinde.

Toetsing aan externe veiligheidsbeleid (plaatsgebonden risico)

In het plangebied en in de directe omgeving bevinden zich, met uitzondering van het verkooppunt LPG aan het Noordeinde, geen bedrijven die vallen onder het Bevi.

Deze risicobron heeft in het kader van de externe veiligheid weinig tot geen effect op het plangebied omdat het vulpunt op grote afstand van de inrichting en buiten het plangebied is gelegen.

Het plangebied is niet gelegen binnen de veiligheidsafstand, de afstand van de risicobron tot aan de plaats waar het plaatsgebonden risico gelijk is aan de wettelijke grens- en richtwaarde, van één van de voor de gemeente Spijkenisse relevante risicobronnen.

Het plaatsgebonden risico vormt derhalve geen belemmering voor het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan.

Toetsing aan externe veiligheidsbeleid (groepsrisico)

Het is niet de verwachting dat de hoeveelheid van het aantal, binnen het invloedsgebied van de betreffende risicobronnen, aanwezige personen als gevolg van deze conserverende planvorming op termijn zal toenemen. Een toename van het groepsrisico is dan ook niet te verwachten.

Op basis van de beschikbare gegevens van de DCMR is het tevens zo dat het groepsrisico zich onder de oriënterende waarde bevindt (bron: risico-inventarisatie behorende bij de Externe veiligheidvisie).

Gelet op het sterk conserverende karakter van het voorliggende bestemmingsplan is het aannemelijk dat ten aanzien van de zelfredzaamheid en hulpverlening geen onoverkomelijke knelpunten zijn te verwachten.

5.4.3 Advies Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft in het kader van bestemmingsplan Centrum 2012 de volgende maatregelen geadviseerd:

  • 1. Herontwikkeling of nieuwbouw binnen de 1% letaliteitcontour van de Groene Kruisweg (35 meter vanuit de rechterrijbaan) zodanig te construeren dat aanwezigen bij een plasbrand meer tijd en gelegenheid hebben om te vluchten. Voor het ontvluchten van de voorziene objecten is het wenselijk minimaal één (nood)uitgang van de risicobron af te richten. Alle (nood)uitgangen in voldoende mate aan te laten sluiten op de infrastructuur van de omgeving.
  • 2. Herontwikkeling of nieuwbouw binnen 35 meter vanuit de rechterrijbaan van de Groene Kruisweg zodanig te construeren dat het bouwwerk beschermd is tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand. Hierbij kan voor de gevels gericht naar de risicobron gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels en/of het glasoppervlak die gericht zijn naar de risicobron horen bestand te zijn tegen een warmtestralingflux > 15 kW/m2. Bij de bouwvergunningverlening dient bij de brandpreventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand of fakkelbrand op de gevel.
  • 3. Het plangebied laten voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dit behoort ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de afdeling OI&P van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Zuid-Hollandse Eilanden.
  • 4. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".

Hierbij is van belang dat het bestemmingsplan Centrum 2012 een actualiseringsplan betreft, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn opgenomen. De voorgestelde maatregelen 1 tot en met 3 zijn daarom binnen dit actualiseringsplan niet in te passen, omdat het bestaande bebouwing en bestaande infrastructuur betreft.

Daar komt bij dat er binnen de contour van 35 meter vanaf de rechterrijbaan van de Groene Kruisweg geen bebouwing in het bestemmingsplan is opgenomen.

Voor wat betreft het vierde advies, zal de gemeente Spijkenisse bewoners van het centrum goede voorlichting en instructie blijven geven bij eventuele calamiteiten. De campagne Denk Vooruit ('Rampen vallen niet te plannen. Voorbereidingen wel') is daarbij een goede leidraad.

5.4.4 Toetsing aan externe veiligheidsbeleid (conclusie)

Omdat er sprake is van een sterk conserverend bestemmingsplan, er geen of slechts een zeer geringe toename van het groepsrisico is te verwachten en het feit dat risico inventarisaties aangeven dat er geen overschrijdingen van de oriënterende waarde voor het groepsrisico plaats vindt, acht de gemeente Spijkenisse het uitvoeren van een uitgebreide groepsrisicoverantwoording niet noodzakelijk.

Hoewel er sprake is van enig risico worden er geen wettelijke richtlijnen en/of normen op het gebied van de externe veiligheid (b.v. de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico) overschreden. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering om het bestemmingsplan 'Centrum 2012' vast te stellen.