Plan: | Centrum 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00039-4001 |
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand.
In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen of gewenst zijn wordt niet gewerkt met de systematiek van richtafstanden en afstandsstappen maar wordt gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) 'functiemenging' die gebaseerd is op de bovengenoemde VNG-publicatie. In deze staat wordt met een categorie indeling in vier categorieën aangegeven in welke mate een bedrijfsactiviteit direct naast woningen toelaatbaar is. In bijlage 3 bij de regels van dit bestemmingsplan is een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB 'functiemenging' opgenomen.
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, de Wet milieubeheer en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Bedrijven binnen het plangebied (milieuzonering)
Binnen het plangebied komen verspreid diverse situaties voor waarbij bedrijven en milieugevoelige functies naast elkaar voorkomen. Met uitzondering van het benzinestation aan het Noordeinde en enkele autoverkoop- en schadeherstel bedrijven/garages betreft het hier met name kleinschalige bedrijvigheid. Tevens bevindt zich in de omgeving van de Breeweg, Industriestraat en Randweg een klein bedrijventerrein.
Gelet op het specifieke karakter van het centrumgebied en het verspreid voorkomen van bedrijvigheid is gekozen voor een vrij uitgebreide bestemmingsomschrijving. Binnen het plangebied wordt ten behoeve van de toelaatbaarheid van bedrijven onderscheidt gemaakt in de volgende bestemmingen:
Omdat in de huidige situatie bedrijven en milieugevoelige functies reeds naast elkaar voorkomen en dit plan niet voorziet in een wijziging van deze situatie, wordt voor de bestemmingen Bedrijf 1, Centrum, Gemengd 1, 2 en 3 gebruik gemaakt van de SvB 'functiemenging'. Bij deze milieuzonering van aanwezige gebieden met functiemenging wordt geen rekening gehouden met richtafstanden, maar met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in de directe omgeving. Binnen deze bestemmingen worden bedrijven uit categorie A en B1 van de SvB 'functiemenging' toelaatbaar geacht.
Omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan en er een aantal bestaande bedrijven aanwezig zijn die niet passen binnen de nieuwe functiebeschrijvingen en bestemmingsplanregels is voor een drietal situaties gekozen een specifieke (functie) aanduiding op te nemen.
Het betreft hier het benzinestation aan het Noordeinde en de autoverkoop-/garagebedrijven aan de Stationsstraat en de Vredehofstraat.
Voor de bedrijvigheid op het aanwezige bedrijventerrein (bestemming Bedrijf 2) wordt gebruikt gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG en de daarbij behorende richtafstanden. De aanwezige bedrijven zijn op basis van de bestaande situatie ingeschaald in categorie 2. Binnen de bestemmingsplanregels worden bedrijven in de categorie 1 en 2 toelaatbaar geacht. Afwijking van heet bestemmingsplan voor categorie 3 bedrijven is mogelijk, waarbij nieuwe initiatieven vooraf aan een milieutoets worden onderworpen. Dit om te voorkomen dat milieuhinder optreedt voor de omringende woonomgeving.
Tot slot komen er verspreidt binnen het plangebied diverse horecabedrijven voor.
In de bestemmingsregeling is de belangenafweging tussen horeca-activiteiten en gevoelige functies mee genomen, door in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering voor horeca-activiteiten. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een aantal categorieën die uitgesplitst zijn in de begripsbepaling Horeca. In deze categorieën zijn de horeca-activiteiten gerangschikt naar mate van potentiële milieubelasting. De verschillende horecabedrijven zijn ingeschaald op basis van deze indeling en als zodanig bestemd. Binnen het bestemmingsplan wordt alleen horeca tot en met categorie 2 (zoals omschreven in de begripsbepalingen) toelaatbaar geacht. Dit gaat om relatief lichte vormen van horeca, waaronder restaurants. Dergelijke horeca bedrijven zijn volgens de bovengenoemde VNG-publicatie in gemengd gebied toelaatbaar op korte afstand van woningen.
Door in dit bestemmingsplan gebruik te maken van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) voor het aanwezige bedrijventerrein, een SvB 'functiemenging' voor de overige bedrijven in het plangebied en omdat een nadere begripsbepaling voor horeca is opgenomen wordt voorkomen dat bedrijfsmatige activiteiten binnen het plangebied zullen leiden tot onaanvaardbare milieuhinder. Negatieve effecten op de kwaliteit van de leefomgeving worden op deze wijze zoveel mogelijk voorkomen. Op basis van de uitgevoerde bedrijveninventarisatie en de beschikbare informatie omtrent de eventuele milieuhinder bestaan er geen belemmeringen voor het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan.