direct naar inhoud van 6.6 Water
Plan: Bestemmingsplan 'Hekelingen 2012'
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00035-4001

6.6 Water

Beleidskader

De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk zijn de meest relevante gemeentelijke beleidsaspecten op het gebied van riolering en waterhuishouding beknopt samengevat.

Beleidskader Europees en Rijksniveau

Europese Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is een wettelijke richtlijn die tot doel heeft de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater binnen de EU-lidstaten te beschermen en te verbeteren. Ook is de richtlijn bedoeld om duurzaam gebruik van grond- en oppervlaktewater te bevorderen. De Kaderrichtlijn Water omvat een aantal al bestaande EU-richtlijnen op het gebied van waterkwaliteit. Nieuw aan de KRW is de expliciete aandacht voor een goede ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren en de keuze om bij het waterbeheer het stroomgebied centraal te stellen.

De KRW schrijft voor dat alle Europese wateren in 2015 in een goede toestand verkeren. Wat een goede toestand is, hangt af van het type water en is omschreven aan de hand van doelen voor zowel de ecologische als de chemische kwaliteit van het water. Om de doelen te bereiken hebben de verschillende overheden (Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten) gezamenlijk maatregelen geformuleerd. Daarbij is niet alleen gekeken of de maatregelen technisch mogelijk zijn, maar ook of ze betaalbaar en dus werkelijk uitvoerbaar zijn. In het plangebied zijn geen KRW-maatregelen aan de orde.

Vierde Nota Waterhuishouding

In de 'Vierde Nota Waterhuishouding' (NW4), vastgesteld in december 1998, is het rijksbeleid inzake de waterhuishouding geformuleerd. De hoofddoelstelling hiervan luidt:

“Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.”

De belangrijkste speerpunten van het beleid zijn:

  • Vergroten van samenhang en betrokkenheid. Hierbij verschuift het accent van het repareren van schade naar het scheppen van ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
  • Het vergroten van de veerkracht. Dit wil zeggen dat gebieden zelfvoorzienend en systemen zelfregulerend worden gemaakt.
  • Gebiedsgericht beleid. Problemen worden zoveel mogelijk in samenwerking met betrokkenen en daarmee lokaal en regionaal opgelost en er wordt ruimte geboden voor gebiedsgericht beleid. Bij aanleg van infrastructuur en grootschalige stadsuitbreidingen (welke aantasting van het waterhuishoudkundig systeem betekenen) wordt gestreefd naar mitigatie of (indien onvoldoende) compensatie van deze systemen.
  • Anders omgaan met normen. De normen uit het NW3 zijn aangepast, zodat er een eenduidige beoordeling van water- en waterbodemkwaliteit mogelijk is en dat er rekening kan worden gehouden met de lokale natuurlijke achtergrond.
  • Herstel van watersystemen. Er vindt een combinatie plaats van fysieke herstelmaatregelen, aanpak van de diffuse verontreinigingen en het saneren van vervuilde waterbodems. Het motto is: herstel waar nodig, ontwikkelen waar mogelijk.

Deze beleidsnota heeft geen directe invloed op het onderhavige bestemmingsplan Vogelenzang 2012.

Nationaal Bestuursakkoord Water

Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben de overheden (Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten) in 2003 afspraken gemaakt om gezamenlijk het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden. De focus lag daarbij sterk op waterkwantiteit (wateroverlast). In 2008 is het NBW geactualiseerd naar aanleiding van de uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Water en het uitkomen van nieuwe klimaatscenario's. Met de actualisatie zijn de thema's watertekort, waterkwaliteit en ecologie op de agenda gekomen.

Om ervoor te zorgen dat water van meet af aan wordt meegenomen bij ruimtelijke plannen en besluiten wordt het watertoetsproces doorlopen. Het watertoetsproces is een van de belangrijkste instrumenten om gezamenlijk de opgaven van de NBW te realiseren. Het watertoetsproces is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Initiatiefnemer en waterbeheerder werken vanuit hun eigenverantwoordelijkheid samen aan een ruimtelijke plan of besluit. De resultaten van hetwatertoetsproces worden vastgelegd in de waterparagraaf van het ruimtelijk plan of besluit.

Een belangrijk thema in het NBW is de stedelijke wateropgave. De stedelijke wateropgave bestaat uit het aanpakken van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, wateroverlast in relatie tot de rioolcapaciteit, de aanpak van grondwateroverlast en het voldoen aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water.

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water'opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem. Met het van kracht worden van de Waterwet is de Keurvergunning van het waterschap opgegaan in de Watervergunning. Met deze vergunning, kunnen alle wateronderdelen van een project in één vergunning aangevraagd worden.

Provinciaal en Regionaal beleid

Beleidsplan Milieu en Water 2000

Met het Beleidsplan Milieu en Water 2000 – 2004 (BMW) zet de provincie Zuid-Holland een nieuwe stap in het milieu- en waterbeleid. In plaats van saneren en beheren richt de provincie zich vooral op het voorkómen van milieu- en waterproblemen. Zij doet dit door voorwaarden te stellen aan ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Deze moeten duurzaam zijn en rekening houden met de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie wil hieraan werken door samen met Zuid-Hollandse over heden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties een groot aantal activiteiten uit te voeren. In het kader van het thema "Vitaal stedelijke gebied" worden voor het realiseren van water, natuur en recreatie in en om de stad als relevante beleidsspeerpunten genoemd:

  • toename aan bergend vermogen van het stedelijke gebied en de stadsranden;
  • diffuse rontreinigingen saneren in bestaand en nieuw stedelijk gebied;
  • de belevingswaarde van water in de stad vergroten door het water zichtbaar te maken.

Ontwerp Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid

De deelstroomgebiedsvisie is voor Voorne-Putten grotendeels gebaseerd op de Waterstructuurvisie Voorne-Putten. Spijkenisse maakt onderdeel uit van het streefbeeld "eilanden", waarbij de wateropgave gericht is op kansen voor waterberging gekoppeld aan oppervlaktewaterzuivering en aan het krekensysteem. Tevens is er kans voor het realiseren van geïsoleerde brakwatergebieden.

Waterstructuurplan Voorne-Putten

De waterbeheerders hebben in het kader van de afstemming met het ruimtelijke beleid en de ruimtelijke wateropgave een waterstructuurplan opgesteld, waarbij rekening houdend met klimaatverandering de visie op het watersysteem tot 2050 is aangegeven, met een vertaling naar de middellange termijn (2015). Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse grondgebruiksfuncties opgesteld.

Waterbeheerplan Hollandse Delta 2009 - 2015

In het waterbeheerplan 2009 - 2015 (2008) staat hoe waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid én om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in de vorm van open water.

Gemeentelijk beleid

Waterstructuurplan Spijkenisse (06-04-2005)

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat de gemeenten tussen 2003 en 2006 op grond van de stedelijke wateropgave en rekeninghoudend met de reeds beschikbare (stroom)gebiedsvisie, eigen waterplannen opstellen. Om uitvoering te geven aan dit akkoord heeft de gemeente samen met de waterbeheerders in het gebied een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen.

De analyse van het waterstructuurplan gaf aan dat het watersysteem in Spijkenisse knelpunten kende. Zonder maatregelen zou in het licht van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling, als mede verdere verstedelijking, deze situatie verergeren volgens dit rapport. In de jaren hierna is vooral in Spijkenisse Noord extra aandacht geschonken aan enerzijds het vergroten van de waterberging en anderzijds het verbeteren van de afvoermogelijkheden van overtollig oppervlaktewater uit dit gebied. Inmiddels voldoet Spijkenisse aan de gestelde eisen.

Gemeentelijk Rioleringsplan Spijkenisse 2009 – 2013

In het tweede en derde Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) lag het accent vooral op het realiseren van de zogenaamde “basisinspanning” waarmee een vuilemissiereductie van 50% diende te worden bereikt van overstortend rioolwater op oppervlaktewater. De maatregelen vonden hun basis in het uitvoeren van een tweesporenbeleid. Enerzijds werd het maatregelenpakket in het kader van het emissiespoor (riolering) uitgevoerd, anderzijds moest dit bereikt worden door het uitvoeren van maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor (oppervlaktewater). Deze laatstgenoemde maatregelen waren overigens ondergebracht in het Stedelijk Waterplan Spijkenisse welke in samenwerking met de waterbeheerders onder de vlag “IJsvogelprojecten” werden uitgevoerd. Doel was het bereiken van biologisch gezond oppervlaktewater in het stedelijk gebied van Spijkenisse. Inmiddels is het volledige maatregelenpakket uitgevoerd en is uit een grootschalig, door het waterschap Hollandse Delta, uitgevoerd onderzoek naar voren gekomen dat de kwaliteit van het stedelijk water een aanzienlijke verbetering heeft ondergaan en dat gesproken kan worden van een succesvol verlopen uitvoeringsprogramma.

In het vigerende en eerste “verbrede” GRP 2009 – 2013 wordt verder invulling gegeven aan het terugdringen van de vuillast op oppervlaktewater door het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering en de afvoer hiervan naar oppervlaktewater. Bovendien dragen de in het GRP opgenomen Kader Richtlijn Water (KRW) -maatregelen hun steentje bij om de kwaliteit van het oppervlaktewater nog verder te verbeteren.

Daarnaast wordt in het kader van de wet “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” aandacht besteed aan de gemeentelijke zorgplicht voor grondwater. In deze planperiode wordt een peilbuizen meetnet opgezet en zal uit inventarisatie moeten blijken op welke plaatsen binnen het stedelijk gebied knelpunten te verwachten zijn.

Ruimtelijke analyse

Oppervlaktewatersysteem

Binnen de begrenzingen van het bestemmingsplan zijn een vijftal peilgebieden van het waterschap Hollandse Delta te onderscheiden. Allereerst is dit peilgebied 6.21 waar een streefpeil van -2,50 m NAP wordt nagestreefd. Het hierin gelegen parkgebied tussen de wijk Waterland en Hekelingen wordt op peil gehouden en doorgespoeld door een gemaaltje bij het Grote Wiel welke het water oppompt vanuit het centrale peilgebied 6.16 van Spijkenisse. De waterhuishouding in de dorpskern van Hekelingen zelf bestaat uit drie peilgebieden. Het hoogst gelegen peilgebied nr. 6.22 (- 1,60 m NAP) ligt ten noorden van de lijn de Lede / de Groede. Het waterniveau van dit gebied wordt op peil gehouden door een pompgemaaltje aan de Dorpsstraat / Hekelingseweg. Deze pompt water van matige kwaliteit op vanuit hoofdwatergang H27370 welke al het overtollige water vanuit het stedelijk gebied van Spijkenisse afvoert naar het uitslaggemaal De Volharding aan het Spui. Peilgebied nr 6.22 stort vervolgens via een aantal stuwtjes over in peilgebied nr. 6.23 (- 2,65 m NAP) welke ten zuiden van de lijn de Lede / de Groede ligt. Het laagst gelegen peilgebied nr. 6.12 (- 3,00 m NAP) ligt ten zuiden van de N.A. Papestraat en ligt op de grens van het bebouwd gebied van Hekelingen én het zuidelijk hiervan gelegen landelijk gebied. Hier vandaan vindt verdere afvoer van overtollig regenwater plaats richting het uitslaggemaal De Volharding aan het Spui. In het nieuw te ontwikkelen bouwplan Heer & Meester ten zuiden van Hekelingen zal het peil in de toekomst worden verhoogd van – 3,00 m naar – 2,65 m NAP waarmee peilgebied 6.12 qua grootte zal afnemen en peilgebied 6.23 evenredig hiermee zal toenemen. Tenslotte resteert nog het kleine geïsoleerde peilgebiedje 6.AP04 met een streefpeil van – 2,25 m NAP in het landelijk gebied even ten zuiden van de Dorpsstraat.

In de uitwerking van het Kader Richtlijn Water traject dat destijds voor Spijkenisse is doorlopen bleek de hoofdwatergang parallel aan de Hekelingseweg richting het uitslaggemaal De Volharding (“Afwatering Spijkenisse”) als één van de drie zogenaamde waterlichamen naar voren te komen als een waterloop waarvoor verder geen specifieke maatregelen nodig zijn om de waterkwaliteit een extra impuls te geven. Als gevolg van het Stedelijk Waterplan Spijkenisse zijn door de aanleg van natuurvriendelijke oevers, het sturen van waterstromen en de zorg voor voldoende inlaatwater van goede kwaliteit al voldoende maatregelen uitgevoerd om de waterkwaliteit in het stedelijk gebied op een hoger niveau te tillen.

De hoofdwatergangen binnen het gebied vallen overigens onder het beheer en onderhoud van het waterschap, terwijl de gemeente voor de overige watergangen verantwoordelijk is.

In het Waterstructuurplan dat in 2005 in samenwerking met de waterbeheerders voor het stedelijk gebied van Spijkenisse is opgesteld, worden voor Hekelingen in de toekomst geen aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen (wateropgave) voorgesteld om mogelijk optredende wateroverlast te verminderen. De peilgebieden 6.22 en 6.23 komen (zeer) sterk uit de berekeningen. Ditzelfde geldt ook voor peilgebied 6.12 in het landelijk gebied waarvoor het waterschap Hollandse Delta destijds ook een waterstructuurplan heeft opgesteld.

 

Mede door het uitvoeren van maatregelen in het kader van het emissiespoor en het waterkwaliteitsspoor volgend vanuit het Gemeentelijk Rioleringsplan, is de kwaliteit van het oppervlaktewater in het stedelijk gebied door de tijd heen al aanzienlijk verbeterd. In het kader van het Stedelijk Waterplan is in 2007 de waterkwaliteit aan een uitgebreide eindmonitoringsronde onderworpen. Hieruit bleek dat de waterkwaliteit van de watergangen in Hekelingen over het algemeen met wel 2 tot 3 klassen was verbeterd. 1 traject was met 1 klasse verslechterd en 2 waren gelijk gebleven.

Naast het uitvoeren van het bovenbeschreven maatregelenpakket draagt ook het Structureel Baggerplan voor een belangrijk deel bij aan een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Door alle watergangen 1 x per 7 jaar te baggeren wordt bereikt dat er voldoende waterdiepte wordt gerealiseerd om de verdere ontwikkeling van “biologisch gezond” water in het stedelijk gebied een kans te geven te doen slagen.

Riolering

Qua riolering vormt de dorpskern van Hekelingen een apart bemalinggebied binnen het totale stelsel van Spijkenisse. Het gemengde rioolstelsel van dit gebied voert het afvalwater onder vrijverval af naar het rioolgemaal aan de Lede / J. Hoogstadlaan. Dit gemaal verpompt het afvalwater via een persleiding naar het rioolstelsel van de woonwijk Waterland dat onderdeel uitmaakt van het centrale bemalinggebied van Spijkenisse. Het centrale gebied voert vervolgens af naar een doorvoerpompstation van het waterschap Hollandse Delta waarvandaan het afvalwater via een persleidingenstelsel naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI) op de Allemanspolder wordt verpompt.

De lintbebouwing aan de Meeldijk, de Toldijk en delen van de Dorpsstraat zijn voorzien van drukriolering welke op het rioolstelsel van de dorpskern lozen.

De bebouwing langs de Schuddebeursdijk aan het Spui is niet op het openbaar riool aangesloten. Deze panden lozen op een septictank. Hiervoor heeft de gemeente eind 1999 een ontheffing van de zorgplicht gekregen van de provincie Zuid Holland. In 2010 is deze ontheffing van de zorgplicht zoals deze is vastgelegd in artikel 10.33.2 van de Wet milieubeheer voor onbepaalde tijd verlengd.

Het bemalingsgebied Hekelingen kende tot voor kort een vijftal riooloverstorten welke bij hevige regenval in werking traden. Als invulling van het emissiespoor van de basisinspanning is in 2007 de meest vervuilende overstort gesaneerd en vervangen door een bergbezinkvoorziening (BBV). Van twee andere overstorten is de drempelhoogte (fors) verhoogd. Hiermee voldoet het stelsel qua emissiereductie aan de eisen zoals deze in de Wet milieubeheer worden gesteld.

Conform de in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 - 2013 beschreven beleidsuitgangspunten zal bij nieuwe ontwikkelingen in gebieden met een gemengd rioolstelsel in z'n algemeenheid gestreefd worden zoveel mogelijk bestaand afvoerend verhard oppervlak af te koppelen van de riolering. Door het toepassen van een gescheiden rioolstelsel wordt een verdere emissiereductie op het oppervlaktewater bereikt en neemt het rendement van de AWZI toe.

Tenslotte dient vermeld te worden dat om diffuse verontreiniging van water en bodem tegen te gaan, het van belang is duurzame, niet–uitloogbare bouwmaterialen en straatmeubilair toe te passen.

Grondwater

Omdat Hekelingen een relatief ruime drooglegging kent en omdat ook de afvoercapaciteit van het over het algemeen robuust opgezette oppervlaktewatersysteem in deze gebieden ruim is gedimensioneerd, bestaat er slechts een geringe kans dat tijdens hevige neerslagperioden een serieus probleem met wateroverlast en/of te hoge grondwaterstanden zal optreden. Naast de uitslag van de in het Waterstructuurplan uitgevoerde waterbalans berekeningen wordt dit bovendien bevestigd door het geringe aantal binnenkomende klachten via het klachtenregistratiesysteem van de gemeente.

Lange tijd is onduidelijk gebleven welke instantie voor welk onderdeel verantwoordelijk zou zijn voor de grondwaterproblematiek, maar met de invoering van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken in januari 2008 is dit inzichtelijk gemaakt.

Met deze wet krijgen de gemeenten een extra taak, een zogenaamde zorgplicht toebedeeld met betrekking tot het grondwater in het stedelijke gebied. Deze grondwaterzorgplicht houdt voor de gemeenten in dat ze verplicht zijn om in het openbaar gebied zodanige maatregelen te treffen dat structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk worden voorkomen of worden beperkt. Dit gaat echter alleen op voor zover deze maatregelen doelmatig zijn en voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap of provincie behoort. Ook krijgen de gemeenten de taak een loketfunctie te vervullen voor vragen over het grondwater in de stad.

Eind 2009 is deze wet opgenomen in de nieuwe Waterwet waarin naast de zorgplicht voor de gemeenten, het grondwaterbeheer aan de waterschappen wordt toebedeeld. Dit houdt in dat de waterschappen als beheerder van de regionale watersystemen bevoegd gezag zijn voor de vergunningverlening en handhaving van alle onttrekkingen en bijbehorende infiltraties die niet onder provinciaal gezag vallen (< 150.000 m³).

Vooruitlopend op de nieuwe wetgeving heeft de gemeente de afgelopen jaren al op diverse plaatsen in de stad maatregelen getroffen en drainageprojecten uitgevoerd om de ergste problemen rondom gesignaleerde (grond)wateroverlast het hoofd te bieden. Ook is in 2010 een peilbuizen meetnet opgezet om een beeld te krijgen op welke plaatsen binnen het stedelijk gebied knelpunten zijn te verwachten.

Onderzoek / onderdeel waterhuishouding

Watertoets en waterbeheer

Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing. Het betreft een procedure waarbij de initiatief nemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de waterhuishoudkundige aspecten van de ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied waarbinnen Hekelingen valt, ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta te Ridderkerk welke verantwoordelijk is voor zowel het waterkwantiteits- als het waterkwaliteitsbeheer.

In het Waterstructuurplan dat in samenwerking met de waterbeheerders is opgesteld voor het stedelijk gebied van Spijkenisse komt Hekelingen niet als een probleemgebied naar voren en worden tot 2050 geen maatregelen voorgesteld voor het graven van extra waterberging. Wel stelt het waterschap bij de uitbreiding van bebouwing in het stedelijk gebied normaal gesproken de voorwaarde dat bij een toename van het afvoerend verhard oppervlak (verschil tussen de bestaande en de nieuwe situatie) 10 % hiervan als extra m² wateroppervlak gecompenseerd dient te worden.

In overleg met het waterschap Hollandse Delta is een plan ontwikkeld om de waterhuishouding rondom de nieuwbouwwijk Heer & Meester zo optimaal mogelijk in te richten. Gebruik makend van de maatregelen vanuit het Waterbeheerplan Putten van het waterschap waarbij overtollig water van goede kwaliteit uit de gebieden ten oosten van de Toldijk via de zuidelijk van Heer & Meester lopende watergang H06005 wordt afgevoerd, is er voor gekozen deze waterstroom via een aantal regelbare klepstuwen door het nieuwbouwgebied zelf te laten stromen. Hiermee kan de wijk onder normale weersomstandigheden van voldoende vers en kwalitatief goed water worden voorzien. Bij zware regenweeromstandigheden en hoge piekafvoeren kan gebruikmakend van deze klepstuwen rechtstreeks afgevoerd worden naar het nieuw te bouwen uitslaggemaal aan het Spui. Dit nieuwe gemaal zal binnen enkele jaren de bestaande gemalen “de Volharding” en “De Biersum” vervangen.

Het aan de zuidkant van het plangebied gelegen Spui maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Uit onderzoek is gebleken dat grote stukken van de primaire waterkering langs het Spui niet aan de gestelde veiligheidsnormen voldoen. Om die reden heeft het waterschap Hollandse Delta een dijkversterkingprogramma opgesteld waarvoor momenteel een m.e.r. – procedure wordt doorlopen. Ook het gedeelte van de primaire waterkering langs de Schuddebeursdijk zal verzwaard moeten worden. Het ruimtebeslag van deze dijkversterking is nog niet vastgesteld, maar zal maximaal ongeveer 50 meter bedragen.

Rioleringtechnisch gezien wordt er bij de uitbreiding van bebouwing naar gestreefd zoveel mogelijk verhard oppervlak af te koppelen van de riolering. Om deze reden zal het nieuwbouwplan Heer & Meester worden voorzien van een gescheiden rioolstelsel waarbij het dakoppervlak rechtstreeks en het straatoppervlak via een voorziening naar het oppervlaktewater wordt afgevoerd. De vuilwaterafvoer (DWA) wordt hierbij op het bestaande gemengde rioolstelsel van de dorpskern aangesloten.

Zolang de feitelijke situatie in de omgeving van de ongerioleerde panden aan de Schuddebeursdijk niet veranderd zal de gemeente gebruik blijven maken van de door de provincie afgegeven ontheffing van de zorgplicht afvalwater en is de eigenaar/bewoner verantwoordelijk voor de eigen lozingsituatie.

Conform het Stedelijk Waterplan en het beleid van de waterbeheerders zullen nieuw te graven watergangen met zowel een bodembreedte als een waterdiepte van minimaal 1 meter worden uitgevoerd. Tevens zullen stilstaande, niet doorspoelbare waterlopen worden vermeden en zullen oevers daar waar mogelijk natuur-vriendelijk worden ingericht.

In z'n algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem op grond van de “Keur” een Watervergunning (aanlegvergunning) dient te worden aangevraagd bij het waterschap Hollandse Delta. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van duikers of stuwen, maar ook voor het graven van nieuwe watergangen of het aanbrengen van beschoeiingen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast of dat de berging of aan- en afvoer van water gehinderd wordt.