Plan: | Vogelenzang 2012 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00034-4001 |
De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk zijn de meest relevante gemeentelijke beleidsaspecten op het gebied van riolering en waterhuishouding beknopt samengevat.
Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is een wettelijke richtlijn die tot doel heeft de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater binnen de EU-lidstaten te beschermen en te verbeteren. Ook is de richtlijn bedoeld om duurzaam gebruik van grond- en oppervlaktewater te bevorderen. De Kaderrichtlijn Water omvat een aantal al bestaande EU-richtlijnen op het gebied van waterkwaliteit. Nieuw aan de KRW is de expliciete aandacht voor een goede ecologische kwaliteit van oppervlaktewateren en de keuze om bij het waterbeheer het stroomgebied centraal te stellen.
De KRW schrijft voor dat alle Europese wateren in 2015 in een goede toestand verkeren. Wat een goede toestand is, hangt af van het type water en is omschreven aan de hand van doelen voor zowel de ecologische als de chemische kwaliteit van het water. Om de doelen te bereiken hebben de verschillende overheden (Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten) gezamenlijk maatregelen geformuleerd. Daarbij is niet alleen gekeken of de maatregelen technisch mogelijk zijn, maar ook of ze betaalbaar en dus werkelijk uitvoerbaar zijn. In het plangebied zijn geen KRW-maatregelen aan de orde.
Vierde Nota Waterhuishouding
In de 'Vierde Nota Waterhuishouding' (NW4), vastgesteld in december 1998, is het rijksbeleid inzake de waterhuishouding geformuleerd. De hoofddoelstelling hiervan luidt:
“Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.”
De belangrijkste speerpunten van het beleid zijn:
Deze beleidsnota heeft geen directe invloed op het onderhavige bestemmingsplan Vogelenzang 2012.
Nationaal Bestuursakkoord Water
Met het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben de overheden (Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten) in 2003 afspraken gemaakt om gezamenlijk het watersysteem in Nederland op orde te brengen en te houden. De focus lag daarbij sterk op waterkwantiteit (wateroverlast). In 2008 is het NBW geactualiseerd naar aanleiding van de uitwerking van de Europese Kaderrichtlijn Water en het uitkomen van nieuwe klimaatscenario's. Met de actualisatie zijn de thema's watertekort, waterkwaliteit en ecologie op de agenda gekomen.
Om ervoor te zorgen dat water van meet af aan wordt meegenomen bij ruimtelijke plannen en besluiten wordt het watertoetsproces doorlopen. Het watertoetsproces is een van de belangrijkste instrumenten om gezamenlijk de opgaven van de NBW te realiseren. Het watertoetsproces is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Initiatiefnemer en waterbeheerder werken vanuit hun eigenverantwoordelijkheid samen aan een ruimtelijke plan of besluit. De resultaten van hetwatertoetsproces worden vastgelegd in de waterparagraaf van het ruimtelijk plan of besluit.
Een belangrijk thema in het NBW is de stedelijke wateropgave. De stedelijke wateropgave bestaat uit het aanpakken van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, wateroverlast in relatie tot de rioolcapaciteit, de aanpak van grondwateroverlast en het voldoen aan de doelstellingen van de Europese Kaderrichtlijn Water.
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. In de Waterwet zijn alle vergunningen betreffende 'water'opgenomen. Met de Waterwet zijn Rijk, waterschappen, gemeenten en provincies beter uitgerust om wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging tegen te gaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem. Met het van kracht worden van de Waterwet is de Keurvergunning van het waterschap opgegaan in de Watervergunning. Met deze vergunning, kunnen alle wateronderdelen van een project in één vergunning aangevraagd worden.
Beleidsplan Milieu en Water 2000
Met het Beleidsplan Milieu en Water 2000 – 2004 (BMW) zet de provincie Zuid-Holland een nieuwe stap in het milieu- en waterbeleid. In plaats van saneren en beheren richt de provincie zich vooral op het voorkómen van milieu- en waterproblemen. Zij doet dit door voorwaarden te stellen aan ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Deze moeten duurzaam zijn en rekening houden met de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie wil hieraan werken door samen met Zuid-Hollandse over heden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties een groot aantal activiteiten uit te voeren. In het kader van het thema "Vitaal stedelijke gebied" worden voor het realiseren van water, natuur en recreatie in en om de stad als relevante beleidsspeerpunten genoemd:
Ontwerp Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid
De deelstroomgebiedsvisie is voor Voorne-Putten grotendeels gebaseerd op de Waterstructuurvisie Voorne-Putten. Spijkenisse maakt onderdeel uit van het streefbeeld "eilanden", waarbij de wateropgave gericht is op kansen voor waterberging gekoppeld aan oppervlaktewaterzuivering en aan het krekensysteem. Tevens is er kans voor het realiseren van geïsoleerde brakwatergebieden.
Waterstructuurplan Voorne-Putten
De waterbeheerders hebben in het kader van de afstemming met het ruimtelijke beleid en de ruimtelijke wateropgave een waterstructuurplan opgesteld, waarbij rekening houdend met klimaatverandering de visie op het watersysteem tot 2050 is aangegeven, met een vertaling naar de middellange termijn (2015). Tevens zijn functiegeschiktheidskaarten voor diverse grondgebruiksfuncties opgesteld.
Waterbeheerplan Hollandse Delta 2009 - 2015
In het waterbeheerplan 2009 - 2015 (2008) staat hoe waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid én om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in de vorm van open water.
Waterstructuurplan
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is afgesproken dat de gemeenten tussen 2003 en 2006 op grond van de stedelijke wateropgave en rekeninghoudend met de reeds beschikbare (stroom)gebiedsvisie, eigen waterplannen opstellen. Om uitvoering te geven aan dit akkoord heeft de gemeente samen met de waterbeheerders in het gebied een waterstructuurplan opgesteld voor het gemeentelijk grondgebied binnen de hoofdwaterkeringen.
De analyse van het waterstructuurplan gaf aan dat het watersysteem in Spijkenisse knelpunten kende. Zonder maatregelen zou in het licht van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling, als mede verdere verstedelijking, deze situatie verergeren volgens dit rapport. In de jaren hierna is vooral in Spijkenisse Noord extra aandacht geschonken aan enerzijds het vergroten van de waterberging en anderzijds het verbeteren van de afvoermogelijkheden van overtollig oppervlaktewater uit dit gebied. Inmiddels voldoet Spijkenisse aan de gestelde eisen.
Gemeentelijk rioleringsplan 2009- 2013
In het tweede en derde Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) lag het accent vooral op het realiseren van de zogenaamde “basisinspanning” waarmee een vuil-emissiereductie van 50% diende te worden bereikt van overstortend rioolwater op oppervlaktewater. De maatregelen vonden hun basis in het uitvoeren van een tweesporenbeleid. Enerzijds werd het maatregelenpakket in het kader van het emissiespoor (riolering) uitgevoerd, anderzijds moest dit bereikt worden door het uitvoeren van maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor (oppervlaktewater). Deze laatstgenoemde maatregelen waren overigens ondergebracht in het Stedelijk Waterplan Spijkenisse welke in samenwerking met de waterbeheerders onder de vlag “IJsvogelprojecten” werden uitgevoerd. Doel was het bereiken van biologisch gezond oppervlaktewater in het stedelijk gebied van Spijkenisse. Inmiddels is het volledige maatregelenpakket uitgevoerd en is uit een grootschalig, door het waterschap Hollandse Delta, uitgevoerd onderzoek naar voren gekomen dat de kwaliteit van het stedelijk water een aanzienlijke verbetering heeft ondergaan en dat gesproken kan worden van een succesvol verlopen uitvoerings-programma.
In het vigerende en eerste “verbrede” GRP 2009 – 2013 wordt verder invulling gegeven aan het terugdringen van de vuillast op oppervlaktewater door het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering en de afvoer hiervan naar oppervlaktewater. Bovendien dragen de in het GRP opgenomen KRW-maatregelen hun steentje bij om de kwaliteit van het oppervlaktewater nog verder te verbeteren.
Daarnaast wordt in het kader van de wet “Verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken” aandacht besteed aan de gemeentelijke zorgplicht voor grondwater. In deze planperiode wordt een peilbuizen meetnet opgezet en zal uit inventarisatie moeten blijken op welke plaatsen binnen het stedelijk gebied knelpunten te verwachten zijn.
Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing. Het betreft een procedure waarbij de initiatief nemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de waterhuishoudkundige aspecten van de ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied waarbinnen de wijken in Vogelenzang vallen, ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta te Ridderkerk welke verantwoordelijk is voor zowel het waterkwantiteits- als het waterkwaliteitsbeheer.
In het Waterstructuurplan dat in samenwerking met de waterbeheerders is opgesteld voor het stedelijk gebied van Spijkenisse komen deze wijken niet als een probleemgebied naar voren en worden tot 2050 geen maatregelen voorgesteld voor het graven van extra waterberging. Wel stelt het waterschap bij uitbreiding van de bebouwing in het stedelijk gebied normaal gesproken de voorwaarde dat bij een toename van het afvoerend verhard oppervlak (verschil tussen de bestaande en de nieuwe situatie) 10 % hiervan als extra m² wateroppervlak gecompenseerd dient te worden.
Rioleringtechnisch gezien wordt er bij de uitbreiding van bebouwing ook naar gestreefd zoveel mogelijk verhard oppervlak van de riolering af te koppelen. Zoals al eerder is aangegeven wordt er gezien de negatieve invloed hiervan op het brakke milieu van het oppervlaktewater in dit gebied zo weinig mogelijk invulling gegeven aan dit beleid.
Conform het Stedelijk Waterplan en het beleid van de waterbeheerders zullen nieuw te graven watergangen met zowel een bodembreedte als een waterdiepte van minimaal 1 meter worden uitgevoerd. Tevens zullen stilstaande, niet doorspoelbare waterlopen worden vermeden en zullen oevers daar waar mogelijk natuur-vriendelijk worden ingericht.
In z'n algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem op grond van de “Keur” een Watervergunning (aanlegvergunning) dient te worden aangevraagd bij het waterschap Hollandse Delta. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van duikers of stuwen, maar ook voor het graven van nieuwe watergangen of het aanbrengen van beschoeiingen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast of dat de berging of aan- en afvoer van water gehinderd wordt.
Oppervlaktewatersysteem
Binnen de begrenzingen van het bestemmingsplan zijn een viertal peilgebieden van het waterschap Hollandse Delta te onderscheiden. Allereerst is dit peilgebied 5.08 waar een streefpeil van -2,25 m NAP wordt nagestreefd. De Vierambachtenboezem aan de noordwest zijde van het bestemmingsplan maakt hier onderdeel van uit. Via dit boezemwater wordt overtollig water vanuit het landelijk gebied ten westen van de stad via het stedelijk gebied afgevoerd naar het uitslag gemaal De Leeuw van Putten. Vanuit de Vierambachtenboezem kan water worden ingelaten in peilgebied 6.14 waar eveneens een streefpeil gehanteerd wordt van -2,25 m NAP. Dit gebied waarbinnen zich de Baljuwlaan en het volkstuinencomplex langs de Nieuwe Westdijk bevinden, grenst aan de oostzijde aan de wijken De Hoek en Sterrenkwartier maar heeft hier geen verbindingen mee. Aan de westkant grenst het gebied aan het park Vogelenzang. Dit park kent een eigen peilgebied (6.13) waar een streefpeil geldt van -2,35 m NAP. De woonwijken Vogelenzang en Vogelenzang Noord tenslotte vallen binnen peilgebied 6.10 met een streefpeil van -2,65 m NAP. De drooglegging in dit stedelijk gebied verloopt van ca.1,40 m in Vogelenzang tot ca. 1,50 m in Vogelenzang Noord.
In de uitwerking van het Kader Richtlijn Water traject dat destijds voor Spijkenisse is doorlopen bleek de Vierambachtenboezem (West), als één van de drie zogenaamde waterlichamen, naar voren te komen als een boezemwater waarvoor verder geen specifieke maatregelen nodig waren om de waterkwaliteit een extra impuls te geven. Als gevolg van het Stedelijk Waterplan Spijkenisse waren hier al maatregelen uitgevoerd zoals het aanbrengen van een natuurvriendelijke oeverinrichting, de aanleg van 2 paddenpoelen en een nestpijpen locatie als broedplaats voor de hier ter plaatse voorkomende ijsvogel. De paddenpoelen zijn overigens buiten de Keur van het waterschap gesteld omdat de aanleg uitsluitend bedoeld is geweest hier een goede biotoopvorming te bevorderen.
Ook peilgebied 6.13 van het park Vogelenzang heeft een uitzonderingspositie gekregen in de Keur van het waterschap. Dit ecologisch beheerde parkgebied laat een zekere mate van verlanding toe en kent afhankelijk van de seizoensinvloeden ook een variërend oppervlaktewaterpeil.
Peilgebied 6.10 tenslotte is het enige gebied met een dichte stedelijke bebouwing en kent in tegenstelling tot de ander drie gebieden een brak oppervlaktewatermilieu. In het Stedelijk Waterplan Spijkenisse stonden maatregelen opgenomen om dit brakke gebied zoveel mogelijk te isoleren van de overige (zoete) gebieden en zijn bovendien op diverse plaatsen in het gebied (klep)stuwtjes in het watersysteem aangebracht om de doorspoeling te bevorderen en stagnant water te voorkomen. Als aanvulling hierop heeft het waterschap als onderdeel van het Waterbeheerplan Putten werkzaamheden uitgevoerd waardoor het overtollig water uit het brakke buitengebied ten westen van Spijkenisse afgevoerd wordt via de woonwijken in Vogelenzang zodat ook hiermee een betere doorspoeling en verversing van het brakke gebied kan worden bereikt.
Beide wijken worden doorkruist door hoofdwatergangen welke onder het beheer en onderhoud van het waterschap vallen. Voor de overige watergangen in het gebied is de gemeente verantwoordelijk.
Overtollige water vanuit zowel de zoete als de brakke peilgebieden wordt via een hoofdwatergangen stelsel in zuidelijke richting afgevoerd naar het poldergemaal De Volharding van het waterschap Hollandse Delta waar het wordt uitgeslagen op het Spui.
In het Waterstructuurplan dat in 2005 in samenwerking met de waterbeheerders voor het stedelijk gebied van Spijkenisse is opgesteld, worden voor de wijken Vogelenzang en Vogelenzang Noord in de toekomst geen aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen (wateropgave) voorgesteld om mogelijk optredende wateroverlast te verminderen. Het gebied komt voldoende sterk uit de berekeningen.
Mede door het uitvoeren van maatregelen in het kader van het emissiespoor en het waterkwaliteitsspoor volgend vanuit het Gemeentelijk Rioleringsplan, is de kwaliteit van het oppervlaktewater in het stedelijk gebied door de tijd heen al aanzienlijk verbeterd. In het kader van het Stedelijk Waterplan is in 2007 de waterkwaliteit aan een uitgebreide eindmonitoringsronde onderworpen. Hieruit bleek dat de waterkwaliteit van de watergangen in de wijk Vogelenzang Noord met 1 tot 2 klassen was verbeterd en de Vogelenzang met wel 2 tot 3 klassen. Door deze wijken te isoleren van de overige peilgebieden en door het terugdringen van de overstorten vanuit de riolering met zoet water is het brakke karakter beduidend stabieler geworden.
Naast het uitvoeren van het bovenbeschreven maatregelenpakket draagt ook het Structureel Baggerplan voor een belangrijk deel bij aan een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Door alle watergangen 1 x per 7 jaar te baggeren wordt bereikt dat er voldoende waterdiepte wordt gerealiseerd om de verdere ontwikkeling van “biologisch gezond” water in het stedelijk gebied een kans te geven te doen slagen.
Riolering
De wijken in Vogelenzang dateren uit de begin jaren '80 en zijn bij aanleg voorzien van een gemengd rioolstelsel. Kenmerk van dit type riolering is dat zowel het afvalwater als het afstromend regenwater door één buis wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI). Bij extreme regenval raakt de riolering vol en stort er met regenwater vermengd afvalwater via de overstortconstructies over op het oppervlaktewater.
Vogelenzang kent een eigen bemalinggebied en voert het vrijkomende afvalwater via een rioolgemaal af naar het centrale bemalinggebied van Spijkenisse. Dit centrale gebied voert vervolgens af naar een doorvoerpompstation van het waterschap Hollandse Delta waarvandaan het afvalwater via een persleidingenstelsel naar de afvalwater-zuiveringsinstallatie (AWZI) op de Allemanspolder wordt verpompt.
In het kader van het emissiespoor zijn de wijken van Spijkenisse met een gemengd rioolstelsel inmiddels voorzien van 15 stuks bergbezinkvoorzieningen (BBV's), zijn bestaande overstorten aangepast of gesloten en is op diverse locaties de hoofdstructuur van de rioolstelsels aangepast en vergroot. De wijk Vogelzang is voorzien van 1 BBV en ook hier zijn overstorten aangepast en is de hoofdstructuur van de riolering robuuster gemaakt.
Hiermee voldoet het gebied aan de eisen van vuilemissiereductie zoals gesteld in de Wet milieubeheer.
Conform de in het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009 - 2013 beschreven beleidsuitgangspunten zal bij nieuwe ontwikkelingen in gebieden met een gemengd rioolstelsel in z'n algemeenheid gestreefd worden zoveel mogelijk bestaand afvoerend verhard oppervlak af te koppelen van de riolering. Door het toepassen van een gescheiden rioolstelsel wordt een verdere emissiereductie op het oppervlaktewater bereikt en neemt het rendement van de AWZI toe. Voor het brakke gebied rondom Vogelenzang wordt echter géén invulling gegeven aan dit beleid. Het lozen van relatief zoet regenwater op het hier aanwezige oppervlaktewater zal het stabiele brakke leefmilieu ondermijnen en dient dan ook zo min mogelijk te worden nagestreefd.
Tenslotte dient vermeld te worden dat om diffuse verontreiniging van water en bodem tegen te gaan, het van belang is duurzame, niet–uitloogbare bouwmaterialen en straatmeubilair toe te passen.
Grondwater
Omdat de wijken in Vogelenzang een relatief ruime drooglegging kennen én tevens de afvoercapaciteit van het over het algemeen robuust opgezette oppervlaktewatersysteem in deze gebieden ruim is gedimensioneerd, bestaat er slechts een geringe kans dat tijdens hevige neerslagperioden een serieus probleem met wateroverlast en/of te hoge grondwaterstanden zal optreden. Naast de uitslag van de in het Waterstructuurplan uitgevoerde waterbalansberekeningen wordt dit bovendien bevestigd door het geringe aantal binnenkomende klachten via het klachtenregistratiesysteem van de gemeente.
Lange tijd is onduidelijk gebleven welke instantie voor welk onderdeel verantwoordelijk zou zijn voor de grondwaterproblematiek, maar met de invoering van de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken in januari 2008 is dit inzichtelijk gemaakt.
Met deze wet krijgen de gemeenten een extra taak, een zogenaamde zorgplicht toebedeeld met betrekking tot het grondwater in het stedelijke gebied. Deze grondwaterzorgplicht houdt voor de gemeenten in dat ze verplicht zijn om in het openbaar gebied zodanige maatregelen te treffen dat structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk worden voorkomen of worden beperkt. Dit gaat echter alleen op voor zover deze maatregelen doelmatig zijn en voor zover dit niet tot de zorg van het waterschap of provincie behoort. Ook krijgen de gemeenten de taak een loketfunctie te vervullen voor vragen over het grondwater in de stad.
Eind 2009 is deze wet opgenomen in de nieuwe Waterwet waarin naast de zorgplicht voor de gemeenten, het grondwaterbeheer aan de waterschappen wordt toebedeeld. Dit houdt in dat de waterschappen als beheerder van de regionale watersystemen bevoegd gezag zijn voor de vergunningverlening en handhaving van alle onttrekkingen en bijbehorende infiltraties die niet onder provinciaal gezag vallen (<150.000 m³).
Vooruitlopend op de nieuwe wetgeving heeft de gemeente de afgelopen jaren al op diverse plaatsen in de stad maatregelen getroffen en drainageprojecten uitgevoerd om de ergste problemen rondom gesignaleerde (grond)wateroverlast het hoofd te bieden. Ook is in 2010 een peilbuizen meetnet opgezet om een beeld te krijgen op welke plaatsen binnen het stedelijk gebied knelpunten zijn te verwachten.
Op 10 november 2011 zijn de waterhuishoudkundige aspecten binnen het bestemmingsplangebied met het waterschap Hollandse Delta besproken. Het waterschap heeft vervolgens ingestemd met de beschrijving van deze aspecten in de toelichting en de wijze waarop deze op de verbeelding zijn opgenomen.