direct naar inhoud van 6.5 Externe veiligheid
Plan: Schenkel-Groenewoud
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00032-4001

6.5 Externe veiligheid

6.5.1 Normstelling en beleid

Alle ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan het externe veiligheidsbeleid. Deze verplichting is voor wat betreft de risico's van bedrijven vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS) voor wat betreft het transport van gevaarlijke stoffen. De toetsing aan het externe veiligheidsbeleid moet worden uitgevoerd wanneer het plangebied gelegen is binnen het invloedsgebied van een risicobron. Wanneer dit het geval is moet beoordeeld worden of het plan voldoet aan de grens c.q. richtwaarde van het plaatsgebonden risico van deze risicobron. Verder zal in dat geval het groepsrisico beschouwd c.q. verantwoord moeten zijn.

6.5.2 Onderzoek

Ten behoeve van het plan heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond op verzoek van de gemeente een inventarisatie gemaakt van alle risicovolle inrichtingen en transportroutes die invloed kunnen hebben op het plangebied (DCMR rapport "Bestemmingsplan Groenewoud-Schenkel; advies externe veiligheid" documentnummer 21210912, d.d. 13 juli 2011). In dit rapport is aan de hand van deze inventarisatie een toetsing uitgevoerd aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico en is de omvang van het groepsrisico bepaald.
De DCMR concludeert in het rapport dat over de Oude Maas, dat deels binnen het plangebied ligt, transport plaatsvindt met gevaarlijke stoffen waardoor deze vaarroute voor de externe veiligheid van het plangebied relevant is. De Oude Maas maakt volgens de cRNVGS uit van het Basisnet Water in is gekarakteriseerd als een 'rode vaarweg'. Binnen het plangebied ligt het LPG-tankstation op het adres Beukenlaan 7 dat relevant is voor de externe veiligheid. Verder wordt geconcludeerd dat het LPG-tankstation op het adres Maaswijkweg 1 dat buiten het plangebied ligt eveneens van invloed is op de externe veiligheid van het plangebied.

6.5.3 Toetsing aan het externe veiligheidsbeleid: Plaatsgebonden risico

Oude Maas

Volgens het rapport van de DCMR ligt de veiligheidsafstand van de Oude Maas (de afstand tot waar het plaatsgebonden risico gelijk is aan de grenswaarde c.q. richtwaarde) binnen de oevers van deze rivier. Binnen de oevers van de rivier worden geen ontwikkelingen voorzien zodat het plaatsgebonden risico van de Oude Maas geen belemmering oplevert om het bestemmingsplan vast te stellen.
Naast de veiligheidsafstand zal volgens het concept Besluit transportroutes externe veiligheid (het Besluit treedt naar verwachting in 2012 in werking) de Oude Maas ook een zgn. Plasbrandaandachtsgebied (PAG) kennen, waarbinnen bij eventuele ontwikkelingen rekening moet worden gehouden met plasbrandscenario's op de Oude Maas (een plasbrandscenario op de Oude Maas houdt in dat door een incident een scheur in de wand van de schip met vloeibare brandstof ontstaat. De brandstof stroomt uit en vormt een vloeistofplas die zich over de rivier tot aan de oevers verspreid. Ontsteking van de brandstof leidt tot een hevige brand met effecten over de oever). De PAG-zone van de Oude Maas reikt tot 40 m landwaarts vanaf de waterlijn. Het gebied binnen de toekomstige PAG-zone van de Oude Maas heeft de bestemming Natuur en Groen met dubbelbestemming Waterkering in deze bestemming is het niet mogelijk om kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten te realiseren. Het is daarom ook niet nodig om hiertoe regels aan het bestemmingsplan te verbinden. De toekomstige PAG-zone zal dus geen belemmering voor het bestemmingsplan opleveren.


LPG-tankstation Beukenlaan
In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn afstanden opgenomen vanaf de verschillende installatieonderdelen van een LPG tankstation waarbij wordt voldaan aan de grens- c.q. richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Bij deze in de Revi opgenomen afstanden is onderscheid gemaakt tussen nieuwe situaties en bestaande situaties. De in de Revi opgenomen afstanden van bestaande situaties zijn in feite afstanden waaraan getoetst moet worden of er al dan niet sprake is van een sanering als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Bij het vaststellen van deze saneringsafstanden heeft de wetgever geanticipeerd op de wettelijke borging van de maatregelen uit het convenant LPG-autogas dat op 22 juni 2005 door voormalige de Staatssecretaris van VROM en de LPG-sector is gesloten (deze maatregelen zijn het toepassen van verbeterde vulslangen zoals deze in de praktijk reeds op alle Nederlandse LPG-autogastankauto's worden toegepast en dat LPG-autogastankauto's zijn voorzien van een hittewerende deken). Het ministerie van I&M heeft aangekondigd om deze maatregelen binnenkort op te nemen in het Besluit LPG-tankstations en in een uitvoeringsregelingen krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Hierna zullen de 'saneringsafstanden' ook gaan gelden voor nieuwe situaties.
Naar aanleiding van het afsluiten van het convenant en de daarmee in relatie staande wijziging van de Revi heeft de minister van het voormalige ministerie van VROM in 2007 het informatieblad "Gewijzigde afstanden LPG-autogastanksinstallaties (voor bestaande situaties) opgesteld (bijlage bij brief van VROM dd 4 april 2007, kenmerk EV/2007025146). Hierin is geadviseerd om bij het vaststellen van een conserverend bestemmingsplan, waarbij aan de feitelijke situatie niets verandert, het plan te toetsen aan de eerder genoemde "saneringsafstanden.
Het tankstation op het adres Beukenlaan 7 en de omliggende kwetsbare objecten in kwestie zijn reeds aanwezig en het plan biedt geen mogelijkheid voor wijziging in deze situatie. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet alleen in het conserverend bestemmen van de bestaande kwetsbare objecten. Volgens het advies van de DCMR bedraagt in dat geval de afstand waaraan het plaatsgebonden risico getoetst moet worden 35 m vanaf het vulpunt. Binnen deze afstand zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Het plaatsbonden risico van het LPG-tankstation aan de Beukenlaan 7 levert daarom geen belemmering op om het bestemmingsplan vast te stellen.


LPG-tankstation Maaswijkweg

Ook het tankstation aan de Maaswijkweg en de omliggende kwetsbare objecten in kwestie zijn reeds aanwezig en het plan biedt geen mogelijkheid voor wijziging in deze situatie. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet alleen in het conserverend bestemmen van de bestaande kwetsbare objecten. Volgens het advies van de DCMR bedraagt in dat geval de afstand waaraan het plaatsgebonden risico getoetst moet worden 40 m vanaf het vulpunt. Binnen deze afstand zijn geen kwetsbare objecten aanwezig. Het plaatsbonden risico van het LPG-tankstation aan de Maaswijkweg levert daarom geen belemmering op om het bestemmingsplan vast te stellen.
Overigens heeft de eigenaar van dit LPG-tankstation te kennen gegeven om de activiteiten met betrekking tot de opslag en verkoop van LPG te beëindigden. Naar verwachting zal dit deel van de milieuvergunning begin 2012 zijn ingetrokken. Het bedrijf aan de Maaswijkweg zal daardoor niet meer onder de werkingssfeer van het Bevi vallen en het aspect externe veiligheid vanwege dit bedrijf is dan niet meer relevant.

6.5.4 Toetsing aan het externe veiligheidsbeleid: Groepsrisico transport

Wanneer een plan binnen het invloedsgebied ligt van een transportroute met gevaarlijke stoffen moet in zowel bestaande als nieuwe situaties worden bezien of het groepsrisico groter is dan de oriëntatiewaarde. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of een toename van het groepsrisico, moeten beslissingsbevoegde overheden het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het omgevingsbesluit. Over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico of toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd.

In het rapport van de DCMR wordt geconcludeerd dat er in de huidige situatie het groepsrisico niet hoger is dan de oriëntatiewaarde. Verder maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zodat het bestemmingsplan geen toename van het groepsrisico zal veroorzaken. Hierdoor hoeft het groepsrisico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de Oude Maas niet te hoeven verantwoord.

6.5.5 Toetsing aan het externe veiligheidsbeleid: Groepsrisico inrichtingen

Op grond van artikel 13, eerste lid, van het Bevi heeft de gemeente Spijkenisse de verplichting om het groepsrisico bij het vaststellen van het bestemmingsplan te verantwoorden wanneer het bestemmingsplan ligt binnen het invloedsgebied van risicovolle bedrijven. Zoals eerder gesteld, ligt het bestemmingsplan deels binnen het invloedsgebied van de LPG-tankstations aan de Beukenlaan en de Maaswijkweg.

In het rapport van de DCMR wordt geconcludeerd dat het groepsrisico van beide LPG-tankstations in de huidige situatie hoger is dan de oriëntatiewaarde. Verder blijkt uit het rapport dat zodra de maatregelen uit het convenant LPG-autogas wettelijk zijn geborgd, het groepsrisico lager zal zijn dan de oriëntatiewaarde. Verder maakt het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zodat het bestemmingsplan geen toename van het groepsrisico zal veroorzaken. De hoogte van het groepsrisico van beide LPG-tankstations levert daarom geen belemmering op om het bestemmingsplan vast te stellen.

6.5.6 Overleg andere verantwoordelijke bestuursorganen

Overeenkomstig het tweede lid moet dan overleg worden gevoerd met het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een inrichting die mede bepalend is voor de hoogte van het groepsrisico in het gebied waarop dat besluit betrekking heeft. In het eerder genoemde rapport van de DCMR blijkt dat de gemeente Spijkenisse het bevoegde gezag is voor beide LPG-tankstations en zodat er geen andere bestuursorganen zijn waarmee overleg moet worden gevoerd.

6.5.7 Advies veiligheidsregio

Overeenkomstig het derde lid van artikel 13 van het Bevi heeft de gemeente het bestuur van de regionale brandweer (in casu de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond) in de gelegenheid gesteld om advies uit te brengen over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid met betrekking tot het plangebied Schenkel-Groenewoud.
Op 12 september 2011 heeft de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de gemeente hierover geadviseerd. De VRR adviseert om de volgende voorzieningen te realiseren, ten einde de zelfredzaamheid en de mogelijk voor hulpverlening te vergroten:

  • 1. Bij herontwikkeling geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kan worden door de gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen ("safe haven" principe). Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden.
  • 2. Zorg bij (her)ontwikkelingen dat (nood)uitgang(en) zodanig worden gerealiseerd, zodat in het geval van een dreigende BLEVE of plasbrand aanwezige personen veilig in tegengestelde richting van de mogelijke risicobronnen (LPG-tankstation en/of transportroute met brandbare stoffen) kunnen vluchten. Ten behoeve van de genoemde vluchtmogelijkheid is het van belang dat alle (nood)uitgangen in voldoende mate aansluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied.
  • 3. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".

Ad 1 en 2

Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan: er is dus geen sprake (her)ontwikkelingen binnen het plangebied. Wanneer er alsnog sprake zal zijn van (her)ontwikkelingen en hiertoe wijzigingen of vrijstellingen van het bestemmingsplan nodig zijn, zal (opnieuw) advies aan de VRR gevraagd worden.


Ad 3

Voorlichting en instructie van de aanwezige personen vormt onderdeel van het gemeentelijke rampenplan.

6.5.8 Verantwoording Groepsrisico

Artikel 13, eerste lid, van het Bevi bepaalt dat wanneer het bevoegd gezag een besluit overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening neemt en op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, in elk geval wordt vermeld:

  • a. de aanwezige en de op grond van dat besluit te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken, voor zover het invloedsgebied ligt binnen het gebied waarop dat besluit betrekking heeft, op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld;
  • b. het groepsrisico per inrichting op het tijdstip waarop dat besluit wordt vastgesteld en de bijdrage van de in het besluit toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de oriënterende waarde van het groepsrisico;
  • c. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die in het besluit zijn opgenomen;
  • e. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegd gezag voornemens is te verbinden aan de voor een inrichting, die behoort tot een categorie van inrichtingen ten behoeve waarvan dat besluit wordt vastgesteld, te verlenen omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • f. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • g. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst;
  • h. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in artikel 1 van de Wet rampen en zware ongevallen in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting;
  • i. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.

ad a.

In het rapport van de DCMR is de aanwezige en de op grond van dat besluit te verwachte dichtheid van personen in het invloedsgebied van beide LPG-tankstations opgenomen. Omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan, is er geen sprake van een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied.


ad b.

In het rapport van de DCMR is het groepsrisico van beide LPG-tankstations bepaald en vergeleken met de oriënterende waarde. Uit het rapport blijkt dat het groepsrisico thans hoger is dan de oriënterende waarde. Uit het rapport blijkt ook dat wanneer de maatregelen uit het eerder genoemde convenant LPG-autogas wettelijk zijn geborgd, geen sprake meer van een overschrijdingen van de oriëntatiewaarde. Omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan, is er geen sprake van een toename van het groepsrisico.


ad c.

Omdat het LPG-tankstation onder de werkingssfeer van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer valt, is het niet mogelijk om extra technische voorzieningen en organisatorische maatregelen aan de eerder verleende vergunning te verbinden om het groepsrisico te beperken. Wel zal naar verwachting het Besluit LPG-tankstations en een uitvoeringsregeling krachtens de Wet vervoer gevaarlijke stoffen worden gewijzigd c.q. worden vastgesteld waarmee de maatregelen van het eerder genoemde convenant wettelijk worden geborgd zodat het groepsrisico zal worden beperkt.


ad d.

Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan. Het is hierdoor niet mogelijk om maatregelen ter beperking van het groepsrisico in het besluit voor vaststelling van dit bestemmingsplan op te nemen zonder een deel van de woonfuncties op te heffen of te wijzigen. Opheffen op wijzigen van functies, is bij een conserveren bestemmingsplan niet aan de orde.


ad e.

In het onderhavige besluit is er geen sprake van de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting. Deze bepaling voor de verantwoording van het groepsrisico is daarom niet voor dit plan van toepassing.


ad f.

Er is sprake van een conserverend bestemmingsplan. Het afwegen van voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico, is daarom niet aan de orde.

ad g.

Andere maatregelen dan afgesproken in het convenant LPG-autogas zijn, gezien het lage groepsrisico nadat de maatregelen wettelijk zijn geborgd, niet opportuun en worden daarom niet overwogen.


Ad h.

Zoals eerder beschreven heeft de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geadviseerd over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval vanwege de inrichtingen die het groepsrisico veroorzaken. Uit het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond blijkt dat er geen beperkingen aanwezig zijn ten aanzien van de mogelijkheden tot optreden van de hulpverleningsdiensten.


Ad i

Zoals eerder beschreven heeft de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond geadviseerd over de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich bij de inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet. Uit het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond blijkt dat de mogelijkheden voor zelfredzaamheid aanwezig zijn, mits er geen beperkingen zijn ten aanzien van de zelfredzaamheid van aanwezigen en de infrastructuur in de omgeving op een juiste manier is ingericht en tijdig begonnen wordt met ontruimen.

Gezien dit advies kan worden opgemerkt dat zowel in het huidige bestemmingsplan als het nieuwe plan binnen het invloedsgebied van beide LPG-tankstations geen sprake is van woonfuncties voor personen met een beperkte zelfredzaamheid. Ook is de infrastructuur zodanig dat deze geen belemmering vormt voor de zelfredzaamheid. De tijdigheid van ontruimen vloeit voort van uit het rampenplan en de betreffen rampenbestrijdingsplannen.

6.5.9 Conclusie

Mede omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan en omdat in de nabije toekomst de maatregelen van het convenant wettelijk worden geborgd, zijn vanuit het oogpunt van de externe veiligheid geen beperkingen om het bestemmingsplan vast te stellen. Mede gezien het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is het restrisico voor de bevolking binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Beukenlaan 7 en het LPG-tankstation aan de Maaswijkweg 1, voor zover gelegen binnen dit plangebied, aanvaardbaar.