Plan: | Schenkel-Groenewoud |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0612.BP00032-4001 |
Vanuit artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vloeit voort dat in het bestemmingsplan rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het bestemmingsgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van grote invloed kan zijn op de keuze van bepaalde bestemmingen en/of op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. In de Wet bodembescherming is verder bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Daarom moet bij het opstellen of wijzigen van een bestemmingsplan, een projectbesluit of een ontheffing van het bestemmingsplan een bodemtoets worden uitgevoerd. De Rijksoverheid adviseert om bij deze bodemtoets gebruik te maken van de Handreiking bodemtoets bij bestemmingsplan en bouwvergunning (Witteveen + Bos in opdracht van SenterNovem d.d. 12-11-2009, kenmerk GV811-3-9).
Volgens de Handreiking is het voor een conserverend bestemmingsplan zoals deze voldoende om een inventarisatie uit te voeren van:
De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft daarom op verzoek van de gemeente een quick-scan uitgevoerd naar de bodemkwaliteit van het plangebied (Quick Scan Bodemkwaliteit Plangebied Schenkel-Groenewoud, DCMR Milieudienst Rijnmond, 11 juli 2011, documentnummer 21209979). In dit rapport wordt geconcludeerd dat de algemene diffuse bodemkwaliteit van het plangebied Schenkel-Groenewoud goed is. Voor een aantal locaties moet rekening worden gehouden met mogelijke bodemverontreiniging. De mogelijkheden voor grondverzet zijn opgenomen in het bodembeheerplan behorende bij de nieuwe bodemkwaliteitskaart (naar verwachting gereed begin 2012). Voor grondverzet zal in de meeste gevallen eerst een historisch onderzoek uitgevoerd moeten worden, om te bepalen of de locatie van herkomst verdacht is. Voor een deel van het grondverzet zal daarna waarschijnlijk ook bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden.
Uit het rapport blijkt dat binnen het plangebied twee locaties aanwezig zijn waarop een beschikking ex artikel 29 Wet bodembescherming is genomen (in casu beschikkingen op basis van de oude Wbb (vóór 1-1-2007) over de ernst en urgentie van een geval van verontreiniging op basis van het nader onderzoek), te weten de locaties Eikenlaan/Larixstraat en Beukenlaan 7. Beide locaties zijn voldoende gesaneerd. Tevens is de voormalige stortplaats Schenkeldijk/Groeneweg gesaneerd alvorens de huidige school gebouwd is.
Langs de Nieuw Hongerlandsedijk bevindt zich een voormalige opspuitlocatie, opgespoten met baggerspecie uit de voorhavens van het Hartelsluiscomplex. Bij het bouwrijp maken zijn een aantal beheermaatregelen getroffen, waaronder het aanbrengen van een leeflaag. Bij eventueel grondverzet of ontwikkeling moet rekening worden gehouden met de verontreinigde baggerspecie. De leeflaag op de locatie moet gegarandeerd op dikte blijven, zodat de locatie geschikt blijft voor de meest gevoelige bestemming. Hiertoe is in de regels van dit bestemmingplan voor deze locatie een principeverbod voor graafwerkzaamheden van de grond op dieptes van 50 cm of meer (mechanische graafwerkzaamheden) opgenomen middels een algemene aanduidingsregel "milieuzone - bodembeschermingsgebied' (artikel 30). Van dit verbod kan worden afgeweken door de werkzaamheden vooraf te melden bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming, in casu de DCMR Milieudienst Rijnmond en alleen wanneer het bevoegd gezag met deze werkzaamheden heeft ingestemd.
Uit het rapport blijkt dat binnen het plangebied tien locaties aanwezig zijn die onderzocht moeten worden op basis van aanwezige gegevens of eerder onderzoek. Daarnaast zijn er 14 locaties aanwezig waar in het verleden bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd die mogelijk een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt.
Op basis van de aanwezige bedrijfsactiviteiten zijn een aantal locaties aanwezig, waar mogelijk bodemverontreiniging zou kunnen ontstaan. Gezien de aard van de activiteiten is op dit moment geen reden tot actie op een van deze locaties.
Binnen het bestemmingsgebied zijn diverse ondergrondse en bovengrondse opslagtanks voor olie en benzine aanwezig. Dit soort tanks zijn altijd verdacht voor de aanwezigheid van bodemverontreiniging. Bij het verwijderen of vervangen van de tanks en bij activiteiten op het perceel, moet aandacht worden gegeven aan de aanwezigheid van bodemverontreiniging.
Volgens de eerder genoemde Handreiking leidt het aantreffen van een verontreiniging bij een conserverend bestemming niet tot aanvullend bodemonderzoek of sanering. Pas wanneer hier alsnog een ontwikkeling plaatsvindt, zullen er vervolgstappen uitgevoerd moeten worden.
De bodemkwaliteit van het plangebied levert geen belemmering op voor het vaststellen van het bestemmingsplan.