direct naar inhoud van 6.3 Luchtkwaliteit
Plan: Schenkel-Groenewoud
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0612.BP00032-4001

6.3 Luchtkwaliteit

6.3.1 Normstelling en beleid

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit is vastgelegd in titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. In de Wet milieubeheer staat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) centraal. Het NSL bestaat uit een programma van maatregelen met als doel grote ruimtelijke ontwikkelingen doorgang te kunnen laten vinden zonder dat deze in strijd zijn met de Europese luchtkwaliteitseisen.

De wijze waarop de luchtkwaliteitseisen in acht genomen dienen te worden bij planvorming is geregeld in artikel 5.16 van de Wm en kan als volgt worden samengevat.

  • Indien aannemelijk is gemaakt dat grenswaarden niet worden overschreden bij realisatie van het plan, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de realisatie van dat plan, zelfs niet indien het voorgenomen plan leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • indien aannemelijk is gemaakt dat bij realisatie van het plan de concentraties in de buitenlucht per saldo verbeteren of ten minste gelijk blijven, vormt het aspect luchtkwaliteit evenmin een belemmering voor de realisatie van dat plan;
  • indien één of meerdere grenswaard(en) worden overschreden bij realisatie van het plan, dan kan het voorgenomen plan alsnog worden gerealiseerd indien het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van de stof waarvoor grenswaarden worden overschreden;
  • indien één of meerdere grenswaard(en) worden overschreden bij realisatie van het plan en het plan wel in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties van de stof waarvoor grenswaarden worden overschreden, kan het plan alsnog worden gerealiseerd indien als gevolg van positieve effecten van het plan en/of als gevolg van met het plan samenhangende maatregelen de kwaliteit van de lucht (elders) zodanig verbetert dat per saldo geen verslechtering optreedt (dit is de zogenaamde saldobenadering).
6.3.2 Luchtonderzoek

Uit artikel 5.16, lid 1, onder b1 volgt dus dat er slechts aanleiding is voor het uitvoeren van een luchtkwaliteitonderzoek indien op voorhand niet is uitgesloten dat uitoefening van een besluit een verslechtering van de luchtkwaliteit met zich kan brengen.
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard, er vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats in het plangebied. Door het vaststellen van het plan zullen de prognoses voor de verkeersintensiteiten niet veranderen. Aangezien wegverkeer de enige bron van luchtverontreiniging in het plangebied is, kan er dan ook vanuit worden gegaan dat de luchtkwaliteit van het plangebied niet achteruit zal gaan. Er is dus geen onderzoek nodig naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit vanwege het plan.

6.3.3 Luchtkwaliteit in het plangebied

Met behulp van de saneringstool die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit kan worden bepaald wat de luchtkwaliteit is ter plaatse van het plangebied. Uit de monitoringstool komt naar voren dat in het plangebied de jaargemiddelde achtergrondconcentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) beide (ruim) onder de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit liggen (zie figuur 1 en 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BP00032-4001_0022.png"

figuur 1 : resultaten monitoringstool NO2

afbeelding "i_NL.IMRO.0612.BP00032-4001_0023.png"

figuur 2 : resultaten monitoringstool PM10

6.3.4 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.