Artikel 33 Algemene gebruiksregels
33.1
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
33.2
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
-
a. onbebouwde gronden te gebruik of te laten gebruiken als:
-
1. opslagplaats voor vaten, kisten al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind en brandstoffen;
-
2. uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kamper- en/of verblijfsmiddelen;
-
b. zomerhuizen en stacaravans te gebruiken of laten gebruiken voor permanente bewoning;
-
c. gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als seksinrichting met uitzondering van de gronden die blijkens de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige regels uitdrukkelijk zijn aangewezen voor een seksinrichting.
33.3
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
-
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 33.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en deze regels mag worden gebruikt;
-
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
-
c. het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming en/of deze regels toegestaan, en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;
-
d. voor de stalling van ten hoogste een toercaravan binnen het agrarische bouwvlak en de gronden met de bestemming Tuin en Bedrijf;
-
e. het al dan niet tijdelijk opslaan van materiaal inherent aan en ten dienste van de bestemming, alsmede producten van het land, binnen de agrarische bouwvlakken of binnen de als agrarisch loonbedrijf aangewezen bestemmingsvlakken,
waarbij als voorwaarde geldt dat de omvang van de buitenopslag de normen opgenomen in het Besluit Landbouw milieubeheer, het Activiteitenbesluit, het Besluit Bodemkwaliteit en het Bouwstoffenbesluit niet mag overschrijden en de buitenopslag van akkerbouwproducten niet langer dan drie maanden na de oogst mag plaatsvinden.
33.4
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 33.1 en lid 33.2, indien strikte toepassing van die bepalingen leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.