direct naar inhoud van Artikel 26 Waarde - Landschap
Plan: Landelijk gebied 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0611.landelijkgebied-VA01

Artikel 26 Waarde - Landschap

26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. kreken en andere watergangen;
  • b. behoud, versterking en herstel van de aan de gronden eigen zijnde landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden.
26.1.2

De belangen van de in lid 26.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

26.2 Bouwregels
26.2.1

Ten aanzien van de in lid 26.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1,5 m.
26.2.2

Ten aanzien van de in lid 26.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen gelden de volgende bouwregels:

  • a. bouwwerken zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bouwwerken.

26.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouw conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke en natuurlijke waarde.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1

Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 26.1.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:

  • b. het vergroten of verkleinen van watergangen en waterpartijen;
  • c. het dempen van watergangen
  • d. het bodemverlagen, afgraven of ophogen van de grond;
  • e. aanbrengen van niet eerder genoemde constructies, installaties of apparatuur, daaronder tevens begrepen het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • f. het vellen, rooien of anderszins ernstig beschadigen van houtopstanden.
26.4.2

Het bepaalde in lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden inhouden;
  • b. vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening van niet-ingrijpende betekenis zijn;
  • c. worden uitgevoerd in het kader van een verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet.
26.4.3

Een vergunning als bedoeld in lid 26.4.1 wordt uitsluitend verleend indien de landschappelijke en de natuurwaarde niet in onevenredige mate worden aangetast.

26.4.4

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 26.4.1 advies inwinnen bij de adviseur inzake natuur en landschap en de agrarisch deskundige.