direct naar inhoud van Regels
Plan: Dirkzwager
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0042-0002

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Dirkzwager met identificatienummer NL.IMRO.0606.BP0042-0002 van de gemeente Schiedam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis gebonden beroep:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed and breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aanbouw:

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.9 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bed and breakfast:

het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier kamers.

1.13 bedrijf:

elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken en installeren van goederen.

1.14 begane grondlaag:

de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap(verdieping).

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 bruto vloeroppervlakte:

totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten.

1.27 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.28 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die onder de nok van een dakvlak is gelegen en waarbij de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.30 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich in of boven de oorspronkelijke dakgoot bevindt.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondersteunende horeca 1 (lichte horeca) waarbij geen mogelijkheid wordt geboden tot het ter plekke consumeren van etenswaren en maaltijden.

1.32 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar:

  • a. persoonlijke dienstverlening: aan detailhandelsfunctie verwante dienstverlening, zoals kapsalon, pedicure, schoenmaker, reisbureau, wasserette, stomerij, belwinkel of internetwinkel;
  • b. zakelijke dienstverlening: aan kantoorfunctie verwante dienstverlening, zoals uitzendbureau, makelaarskantoor of bankfiliaal.
1.33 dove gevel:

een gevel als bedoeld in artikel 1b, vierde lid van de Wet geluidhinder, waarbij een aan de straatzijde gelegen hoofdtoegang tot de woning wordt beschouwd als een bij uitzondering te openen geveldeel, mits deze niet direct grenst aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.34 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.35 erker:

een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.

1.36 extensieve recreatie:

recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 geluidsgevoelige ruimte:

een geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.39 geluidsproductie horeca-inrichting:

het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, waarbij bij het bepalen van het maximaal geluidsniveau (LAmax) het geluid van laad- en losactiviteiten ten behoeve van de aan- en afvoer van muziekapparatuur in de periode tussen 19.00 en 6.00 uur buiten beschouwing blijft, voor zover dat ten hoogste één keer gedurende deze periode plaatsvindt.

1.40 grondgebonden woning:

Een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.

1.41 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.42 horeca(bedrijf):
  • a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel, maar niet uitsluitend, alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, shoarma/grillroom, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro, grand-café en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
  • b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die in beginsel ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  • c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.
1.43 kampeermiddel:
  • a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is vereist;

één en ander voor zover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.44 kap:

een afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met één of meer schuine zijden.

1.45 luifel:

een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.

1.46 maatschappelijke voorziening:

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.47 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning in het hoofdgebouw of een aan- of bijgebouw.

1.48 molenbiotoop:

de ruimte of beschermingszone rond een molen die nodig is om de vrije windvang en het zicht op de molen te kunnen beschermen.

1.49 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.50 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.51 ondersteunende horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.52 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.53 overkapping:

een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.

1.54 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.55 parkeervoorziening

een plek die geschikt is en ook gebruikt kan worden om te parkeren en waar het tevens mogelijk is om bepaalde maatregelen te treffen om dat parkeren ook daadwerkelijk mogelijk te maken, waaronder in ieder geval wordt begrepen het plaatsen van oplaadpalen ten behoeve van elektrische voertuigen.

1.56 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.57 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.58 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.59 speelvoorziening:

ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.

1.60 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's, oplaadpalen e.d..

1.61 verblijfsgebied:

het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

1.62 voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.63 voorgevelrooilijn:

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft, waarbij geldt dat indien geen weg of bestaande hoofdgebouwen aanwezig zijn de voorgevels een zo gelijkmatig beloop hebben overeenkomstig het nieuw aan te leggen openbaar gebied.

1.64 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.2 bebouwingspercentage:

percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.

2.3 (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

2.7 (horizontale) diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 oppervlakte van een overkapping:

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:

  • a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
  • b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bed and breakfast;
  • b. horeca tot en met categorie 2;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. wonen;
  • e. zakelijke dienstverlening;

met daarbij behorende:

  • f. ondergeschikte detailhandel;
  • g. tuinen en erven;
  • h. ontsluitingswegen;
  • i. parkeergarages en andere parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    • 1. maximaal 4,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze noodzakelijk zijn om te voldoen aan de grenswaarden voor geluid als bedoeld in artikel 7.4, onder b of artikel 8.5, onder b, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 9,0 meter en niet minder dan 6,0 meter;
    • 2. maximaal 10,0 meter voor palen en masten;
    • 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de aangrenzende bestemming 'Gemengd'.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    • 1. maximaal 1,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    • 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 2.10, toegelaten.

Artikel 5 Verkeer - verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erftoegangswegen;
  • b. fiets- en wandelpaden;
  • c. verblijfsgebieden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. markten en evenementen;
  • f. terrassen;
  • g. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;

met daarbij behorende:

  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. bruggen en duikers en bijbehorende voorzieningen ;
  • k. kaden al dan niet met aanmeermogelijkheden voor scheepvaart en watersport;
  • l. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van voorzieningen voor het stallen van scootmobielen, met een hoogte van ten hoogste 1,5 meter, met dient verstande dat:

  • a. de stallingsvoorziening niet op een bij de woning behorend erf of tuin of in een bijbehorend bouwwerk kan worden gerealiseerd;
  • b. de medische noodzaak is aangetoond;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende bestemmingen.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. boven het water gelegen privé-terrassen of aanmeermogelijkheden behorende bij de aanliggende woningen;
  • c. bruggen en duikers;

met daarbij behorende:

  • d. oevers en kaden;
  • e. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,0 meter bedragen, gemeten vanaf de waterlijn;
  • c. de diepte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 1,0 meter bedragen, gemeten uit de gevel van de woning of de rand van de kade.

Artikel 7 Woongebied - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als in bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
  • c. creatieve, ontwerptechnische en/of ambachtelijke bedrijvigheid en activiteiten;
  • d. horeca 1;
  • e. tuinen- en erven;
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daarbij behorende:

  • k. ondergeschikte detailhandel;
  • l. ondersteunende horeca.
7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 regels ten aanzien van hoofdgebouwen
  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
7.2.2 regels ten aanzien van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van minimaal 1,0 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag per bouwperceel maximaal 75 m² bedragen, mits niet meer dan 40% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • c. de horizontale diepte van aanbouwen aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4,0 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van aanbouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen.
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 5,0 meter bedragen.
7.2.3 regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 meter bedragen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
  • b. de hoogte van palen en masten mag maximaal 10,0 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de goot- en bouwhoogte ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. een evenwichtig ruimtelijk beeld, als vastgelegd in het 'Beeldkwaliteitsplan Dirkzwager';
  • c. cultuurhistorische waarden;
  • d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het totaal aantal woningen binnen de bestemmingen 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 150, waarbij:
    • 1. het aantal niet-grondgebonden woningen niet meer mag bedragen dan 1/3 van het voornoemde maximum aantal woningen, én;
    • 2. de oppervlakte van een niet-grondgebonden woning minimaal 80 m² dient te bedragen.
  • b. woningen, als bedoeld in artikel 7.1, onder a en artikel 7.4, onder a zijn toegelaten, mits:
    • 1. op de gevel van de woningen de geluidsproductie ten gevolge van de op grond van de bestemming 'Gemengd' toegelaten horeca-inrichting de in onderstaande tabel aangegeven waarden niet overschrijdt, én;
    • 2. een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd in de geluidsgevoelige ruimte(n) van de binnen de akoestische invloedssfeer van deze horeca-inrichting gelegen woningen;
    • 3. de onder 1 genoemde waarden zijn niet van toepassing indien de gevel van een woning wordt uitgevoerd (en in stand gehouden) als 'dove gevel', als bedoeld in dit bestemmingsplan.

  07:00-19:00 uur   19:00-23:00 uur   23:00-7:00 uur  
LAr,LT op de gevel van woningen   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  
LAmax op de gevel van woningen   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Omgevingsvergunning afwijken minimale oppervlakte niet-grondgebonen woning

Burgemeester en wethouders kunnen, bij hergebruik of transformatie van bestaande bebouwing, ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht', afwijken van het bepaalde in lid 7.4, onder a, sub 2 tot een oppervlakte van minimaal 65 m², mits deze kleinere oppervlakte om bouwkundige of constructieve redenen noodzakelijk is of dit noodzakelijk is ter bescherming van de ter plekke aanwezige monumentale waarden.

7.5.2 Omgevingsvergunning afwijken Staat van Milieubelastende activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.1 , onder b voor bedrijfsmatige activiteiten hoger dan genoemd in dat lid, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, gelijk kan worden gesteld met de op grond van dat lid toegelaten bedrijfsactiviteiten.

7.5.3 Omgevingsvergunning afwijken horeca

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.1, onder d voor andere horeca-activiteiten dan bedoeld in dit lid, mits de betreffende horeca-activiteit, naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelijk kan worden gesteld met de in dit lid genoemde horeca-activiteiten.

Artikel 8 Woongebied - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, mits:
    • 1. in de bebouwing(swand) tussen de Noordvest en de Noordvestgracht, voor zover gelegen binnen de bestemming 'Woongebied - 2', minimaal één doorsteek of doorzicht naar het water wordt gerealiseerd;
    • 2. minimaal 274 m³ aan extra waterberging binnen het plangebied wordt gerealiseerd én het Hoogheemraadschap van Delfland hierover positief heeft geadviseerd.
  • b. tuinen en erven;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

8.2.1 regels ten aanzien van hoofdgebouwen
  • a. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding een maximaal bebouwingspercentage is aangegeven in welke geval dit bebouwingspercentage niet mag worden overschreden;
  • b. de voorgevel dient in de (voorgevel)rooilijn geplaatst te worden;
  • c. het aantal bouwlagen mag niet meer dan 3 bedragen;
  • d. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 3,5 meter bedragen;
  • e. het hoofdgebouw dient te worden afgedekt met een kap;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b en d mag maximaal 15% van de panden worden uitgevoerd in 3 of 4 bouwlagen met een platte afdekking, waarbij niet meer dan 3 aaneengeschakelde panden 4 bouwlagen met een platte afdekking mogen hebben;
  • g. voor woningen die met hun achterzijde direct grenzen aan de als 'Gemengd' bestemde gronden geldt dat op het dak, ter hoogte van de bestemmingsgrens, een geluidwerende constructie mag worden geplaatst met een minimale bouwhoogte van 6,0 meter en een maximale bouwhoogte van 9,0 meter;
  • h. de goothoogte, bouwhoogte of pandbreedte dient per blok van drie panden op minimaal één van deze onderdelen met minimaal 0,3 meter te verschillen van het naastgelegen pand.
8.2.2 regels ten aanzien van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van minimaal 1,0 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd en zijn niet toegelaten ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 75 m² bedragen, mits niet meer dan 40% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • c. de horizontale diepte van aanbouwen aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4,0 meter bedragen;
  • d. de goothoogte van aanbouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen.
  • f. de bouwhoogte mag niet meer dan 5,0 meter bedragen.
8.2.3 regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 meter bedragen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
  • b. de hoogte van palen en masten mag maximaal 10,0 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - poortgebouw', afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1, onder a, voor de bouw van een poortgebouw waarbij de betreffende gronden volledig mogen worden bebouwd, mits op de begane grond een onderdoorgang wordt gerealiseerd met een minimale breedte van 4,0 meter.

8.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en de goot- en bouwhoogte ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. een evenwichtig ruimtelijk beeld, als vastgelegd in het 'Beeldkwaliteitsplan Dirkzwager';
  • c. cultuurhistorische waarden;
  • d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het totaal aantal woningen binnen de bestemmingen 'Woongebied - 1' en 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 150, waarbij:
    • 1. het aantal niet-grondgebonden woningen niet meer mag bedragen dan 1/3 van het voornoemde maximum aantal woningen, én;
    • 2. de oppervlakte van een niet-grondgebonden woning minimaal 80 m² dient te bedragen.
  • b. woningen, als bedoeld in artikel 8.1, onder a en8.5, onder a zijn toegelaten, mits:
    • 1. op de gevel van de woningen de geluidsproductie ten gevolge van de op grond van de bestemming 'Gemengd' toegelaten horeca-inrichting de in onderstaande tabel aangegeven waarden niet overschrijdt, én;
    • 2. een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd in de geluidsgevoelige ruimte(n) van de binnen de akoestische invloedssfeer van deze horeca-inrichting gelegen woningen;
    • 3. de onder 1 genoemde waarden zijn niet van toepassing indien de gevel van een woning wordt uitgevoerd (en in stand gehouden) als 'dove gevel', als bedoeld in dit bestemmingsplan.

  07:00-19:00 uur   19:00-23:00 uur   23:00-7:00 uur  
LAr,LT op de gevel van woningen   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  
LAmax op de gevel van woningen   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Omgevingsvergunning afwijken minimale oppervlakte niet-grondgebonen woning

Burgemeester en wethouders kunnen, bij hergebruik of transformatie van bestaande bebouwing, ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht', afwijken van het bepaalde in lid 8.5, onder a, sub 2 tot een oppervlakte van minimaal 65 m², mits deze kleinere oppervlakte om bouwkundige of constructieve redenen noodzakelijk is of dit noodzakelijk is ter bescherming van de ter plekke aanwezige monumentale waarden.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en), geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld.

9.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 9.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
  • b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
  • c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerkzaamheden, waartoe ook wordt gerekend het ontginnen, verlagen, afgraven, diepploegen, woelen en mengen van gronden;
  • b. het aanleggen, verdiepen, verbreden van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dan wel het indrijven van enig ander voorwerp.
9.4.2 Toepassingsbereik

Het in lid 9.4.1 bedoelde verbod geldt voor werken en werkzaamheden waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld.

9.4.3 Uitzondering

Het in lid 9.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering of realisatie van een bouwplan welke is toegelaten op grond van het bepaalde in artikel 9.2 of waarvoor op grond van artikel 9.3 wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
9.4.4 Toetsingscriteria en voorwaarden
  • a. De in lid 9.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
    • 1. op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar de werken en/of werkzaamheden plaatsvinden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen;
    • 2. de werken en/of werkzaamheden zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
  • b. Aan de in lid 9.4.1 genoemde vergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 10 Waarde - Beschermd stadsgezicht

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden die samenhangen met de historische structuur van het beschermde stadsgezicht;
  • b. het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden die samenhangen met de historische structuur van het beschermde stadsgezicht.
10.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in aanvulling en afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' samenvallende bestemming(en) dat:

  • a. de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd wordt in de voorste grens van het bouwvlak;
  • b. hoofdgebouwen de oorspronkelijke perceelrichting volgen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen ten minste 0,3 meter verschillen met de goot- en bouwhoogte van de aangrenzende hoofdgebouwen;
  • d. de hoogte van de begane grondlaag bedraagt niet minder dan 3,5 meter;
  • e. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
  • f. de richting van een kap ligt loodrecht op de straat;
  • g. dakopbouwen zijn niet toegestaan;
  • h. dakkapellen zijn wel toegestaan;
  • i. dakterrassen zijn niet toegestaan;
  • j. de dakhelling van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60 graden.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Voorgevelrooilijn

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, onder a om de voorgevel van hoofdgebouwen niet in de voorste grens van het bouwvlak te bouwen, indien sprake is van herstel van het voormalige beloop van de voorgevelrooilijnen.

10.3.2 Differentiatie panden

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, onder e ten behoeve van een kleiner differentiatie in goot- en bouwhoogte, met dien verstande dat de differentiatie ten opzichte van hoofdgebouwen op naastgelegen bouwpercelen op een andere wijze gehandhaafd blijft, door bijvoorbeeld een afwisseling in pandbreedte, bouwkundige detaillering, architectonische elementen, materiaalgebruik of kleurstelling.

10.3.3 Hoogte begane grondlaag

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, onder f voor een lagere hoogte van de begane grondlaag, mits deze 0,4 meter hogere is dan de hoogte van de eerste verdieping.

10.3.4 Dakafdekking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, onder g voor een dakhelling van minimaal 30 graden, de bestaande dakhelling of een platte afdekking.

10.3.5 Kaprichting

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, onder h om andere kaprichtingen toe te staan indien de bestaande kaprichting afwijkt, de kaprichting in de historische situatie heeft afgeweken of een andere kaprichting de waarden van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig aantast.

10.3.6 Dakterrassen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, onder k ten behoeve van dakterrassen, mits de privacy van aanliggende percelen niet onevenredig wordt aangetast en deze niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.

10.3.7 Voorwaarden voor afwijking

Alvorens te besluiten over afwijking als bedoeld in artikel 9.3.1 tot en met 9.3.8 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de Commissie voor welstand en monumenten over de vraag of de waarden van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden aangetast.

10.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
10.4.1 Algemeen

Het is verboden om zonder een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) een hoofdgebouw te slopen.

10.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 10.4.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag ingevolge hoofdstuk III van de Woningwet;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
10.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.4.1 kan worden geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen hoofdgebouw een ander hoofdgebouw kan of zal worden gebouwd.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het beheer van waterstaatsdoeleinden;
  • b. waterstaatkundige voorzieningen, zoals een waterkering.
11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid Bouwregels voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvalt, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering, waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
11.4.2 Uitzondering

Het in lid 11.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering of realisatie van een bouwplan welke is toegelaten op grond van het bepaalde in artikel 11.2 of waarvoor op grond van artikel 11.3 wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
11.4.3 Toetsingscriteria en voorwaarden

De in lid 11.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de uitvoering van de bedoelde werken en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering niet wordt of kan worden aangetast;
  • b. de werken en/of werkzaamheden zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  • c. vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterstaatbeheerder.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
  • a. Binnen de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 100 meter' mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of hoogopgaande beplanting of bomen worden aangebracht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
  • b. Binnen de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of hoogopgaande beplanting of bomen worden aangebracht hoger dan de 1/50ste van de afstand tussen het bouwwerk of de beplanting tot het middelpunt van de molen vermeerderd met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a en b voor het oprichten van ondergeschikte bouwdelen, dakkapellen, het vergroten van de (nok)hoogte en hoogopgaande beplanting of bomen, mits:
    • 1. dit is toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 100 meter' of 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' samenvalt én sprake is van een situatie waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt is door bebouwing of beplanting én de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder wordt beperkt, én;
    • 2. vooraf de Stichting 'De Schiedamse Molen' gehoord wordt.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:

  • a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
  • b. het overschrijden van in deze regels genoemde aantallen, maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%, mits dit geen afbreuk doet aan de uitgangspunten van het 'Beeldkwaliteitsplan Dirkzwager';
  • c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  • d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
  • e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

15.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Parkeren
  • 1. Het gebruik van gronden, waaronder tevens wordt verstaan het oprichten van een gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik, is slechts toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in:
    • a. voldoende parkeergelegenheid;
    • b. voldoende ruimte voor het stallen van fietsen.
  • 2. Het bepaalde in lid 1, onder b geldt niet ten behoeve van het wonen.
  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, door:
    • a. de aanleg van nieuwe parkeergelegenheden in het openbaar gebied;
    • b. het gebruik van bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied, voor zover deze zijn gelegen binnen een straal van 300 meter en de kosten samenhangend met de aanleg van deze parkeerplaatsen worden vergoed;
    • c. duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in een naburige parkeervoorziening binnen een straal van 300 meter.
  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien sprake is van uitwisselbaarheid van parkeervoorzieningen bij:
    • a. woningbouw welke overwegend wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum of 300 meter van station Schiedam Nieuwland;
    • b. de aanwezigheid van gemeenschappelijke parkeervoorzieningen, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied;
    • c. buurtvoorzieningen, waarbij aannemelijk is dat bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto;
    • d. de toepassing van andere mobiliteitsvormen dan de auto;
    • e. woningen waarbij blijkens de koopakte bij verkoop wordt afgezien van een parkeerplaats.
  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien het bepaalde in lid 3 en 4 niet van toepassing is en met de verwezenlijking van het plan een bijzonder gemeentelijk of maatschappelijk belang gemoeid is.
  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder b indien aantoonbaar op een andere wijze aan de vereiste te voorzien in een stallingsvoorziening voor fietsen wordt voldaan, of het gebruik geen aanleiding geeft tot het aanwezig zijn van een dergelijke voorziening.
  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de lid 1 genoemde voorzieningen.
  • 8. Burgemeester en wethouders passen de regels met betrekking tot het parkeren toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals deze gelden op het tijdstip van indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning, of, indien geen omgevingsvergunning vereist is, het moment waarop het gebruik van de gronden wordt gewijzigd.
16.2 Vormen van verboden gebruik

Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  • a. voor de opslag en verkoop van vuurwerk en brand- of explosiegevaarlijke goederen of stoffen;
  • b. voor het (doen) uitoefenen van prostitutie of het (doen) exploiteren van een seksinrichting, en;
  • c. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen en bijgebouwen, voor permanente bewoning.
16.3 Gebruik kelder, onderbouw, tussenverdieping en onbebouwd erf

Een kelder, onderbouw, op de begane grondlaag aansluitende tussenverdieping alsmede het bijbehorende onbebouwde erf mogen worden gebruikt ten dienste van alle vormen van gebruik welke blijkens de van toepassing zijnde regels toegelaten zijn op het perceel, mits dit geen zelfstandige functie betreft.

16.4 Wonen

Onder wonen als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt tevens verstaan het gebruik ten behoeve van:

  • a. mantelzorg;
  • b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Wijzigingsbevoegdheid voor geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 5,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

17.2 Wijzigingsbevoegdheid ter bescherming van waterkeringen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering', met een bijbehorende verbodsbepaling, ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering, mits:

  • a. het gronden betreft welke ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering behoren tot een zone waarvoor een keur- of watervergunning vereist is, én;
  • b. op schriftelijk verzoek van de betreffende waterstaatbeheerder.

Artikel 18 Overige regels

18.1 Bevoegd gezag

Indien op grond van het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:

  • 1. af te wijken van het bestemmingsplan;
  • 2. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  • 3. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;

in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.

18.2 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 19.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Lid 19.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 19.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Dirkzwager van de gemeente Schiedam"

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in de openbare vergadering van

BIJLAGEN

Bijlage 1 Staat van milieubelastende activiteiten

SBI-code   Omschrijving   Grootste afstand   Categorie  
15   VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN          
1532, 1533   Groente- en fruitconservenfabrieken:          
  - jam   100   3.2  
  - groente algemeen   100   3.2  
  - met koolsoorten   100   3.2  
1552   Consumptie-ijsfabrieken:      
  - p.o. > 200 m²   100   3.2  
  - p.o. <= 200 m²   30   2  
1581   Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:          
  - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens   30   2  
  - v.c. >= 7500 kg meel/week   100   3.2  
1582   Banket, biscuit- en koekfabrieken   100   3.2  
1584   Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:          
  - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m²   500   5.1  
  - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m²   100   3.2  
  - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m²   30   2  
  - suikerwerkfabrieken met suiker branden   300   4.2  
  - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m²   100   3.2  
  - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m²   30   2  
1585   Deegwarenfabrieken   50   3.1  
1587   Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden   200   4.1  
1589   Vervaardiging van overige voedingsmiddelen   200   4.1  
1591   Destilleerderijen en likeurstokerijen   300   4.2  
1593 t/m 1595   Vervaardiging van wijn, cider e.d.   30   2  
1596   Bierbrouwerijen   300   4.2  
1597   Mouterijen   300   4.2  
1598   Mineraalwater- en frisdrankfabrieken   100   3.2  
             
17   VERVAARDIGING VAN TEXTIEL          
171   Bewerken en spinnen van textielvezels   100   3.2  
172   Weven van textiel:          
  - aantal weefgetouwen < 50   100   3.2  
  - aantal weefgetouwen >= 50   300   4.2  
173   Textielveredelingsbedrijven   50   3.1  
174, 175   Vervaardiging van textielwaren   50   3.1  
1751   Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken   200   4.1  
176, 177   Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen   50   3.1  
             
18   VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT          
181   Vervaardiging kleding van leer   50   3.1  
182   Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)   30   2  
183   Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont   50   3.1  
             
19   VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)          
191   Lederfabrieken   300   4.2  
192   Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel)   50   3.1  
193   Schoenenfabrieken   50   3.1  
             
20   HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.          
203, 204, 205   Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout   100   3.2  
203, 204, 205   Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m²   50   3.1  
205   Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken   30   2  
             
22   UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA          
221   Uitgeverijen (kantoren)   10   1  
2221   Drukkerijen van dagbladen   100   3.2  
2222   Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)   100   3.2  
2222.6   Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen   30   2  
2223   Grafische afwerking   10   1  
2223   Binderijen   30   2  
2224   Grafische reproduktie en zetten   30   2  
2225   Overige grafische aktiviteiten   30   2  
223   Reproduktiebedrijven opgenomen media   10   1  
             
30   VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS          
30   Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie   30   2  
             
32   VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.          
321 t/m 323   Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie   50   3.1  
3210   Fabrieken voor gedrukte bedrading   50   3.1  
             
33   VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN          
33   Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie   30   2  
             
36   VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.          
361   Meubelfabrieken   100   3.2  
361   Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m²   10   1  
362   Fabricage van munten, sieraden e.d.   30   2  
363   Muziekinstrumentenfabrieken   30   2  
364   Sportartikelenfabrieken   50   3.1  
365   Speelgoedartikelenfabrieken   50   3.1  
3663.1   Sociale werkvoorziening   30   2  
3663.2   Vervaardiging van overige goederen n.e.g.   50   3.1  
             
55   LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING          
5552   Cateringbedrijven   30   2  
             
92   CULTUUR, SPORT EN RECREATIE          
921, 922   Studio's (film, TV, radio, geluid)   30   2  
9234   Muziek- en balletscholen   30   2  
9234.1   Dansscholen   30   2  
9251, 9252   Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.   10   1  
926   Sportscholen, gymnastiekzalen   30   2  
             
93   OVERIGE DIENSTVERLENING          
9302   Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten   10   1  
9304   Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden   30   2  
9305   Persoonlijke dienstverlening n.e.g.   10   1  

Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant   o.c. : opslagcapaciteit  
< : kleiner dan   p.c. : productiecapaciteit  
> : groter dan   p.o. : productieoppervlak  
= : gelijk aan   b.o. : bedrijfsoppervlak  
cat. : categorie   v.c. : verwerkingscapaciteit  
e.d. : en dergelijke   u : uur  
i.e. : inwonereenheden   d : dag  
kl. : klasse   w : week  
n.e.g. : niet elders genoemd   j : jaar  

Bijlage 2 Nadere toelichting Staat van milieubelastende activiteiten

De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 1993. Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.


Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. In de Staat van milieubelastende activiteiten wordt de grootste afstand genoemd.

Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.


Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvoor in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'. Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie   grootste afstand  
1   10 m  
2   30 m  
3.1   50 m  
3.2   100 m  
4.1   200 m  
4.2   300 m  
5.1   500 m  
5.2   700 m  
5.3   1.000 m  
6   1.500 m  

Bestemmingsplantoetsing

De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.

Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten; in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.

Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomt met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.