Plan: | Polderwetering |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0606.BP0016-0002 |
Het plangebied heeft bijzondere cultuurhistorische waarden, die in verschillende provinciale en gemeentelijke (beleids)documenten zijn beschreven. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2002), gericht op een integraal cultuurhistorisch ruimtelijk beleid in de provincie, worden aan de Polderwetering en Poldervaart als landschappelijk elementen een hoge waarde toegekend en aan de historische lintbebouwing langs de wetering en vaart een redelijk hoge waarde. Deze waardering wordt bevestigd in het Landschapsontwikkelingsperspectief Midden-Delfland 2025 (2009). In dit perspectief wordt voor het plangebied ingezet op versterking van de cultuurhistorische karakteristiek en het uitplaatsen van bedrijvigheid langs de Polderweg. Ook in de Stadsvisie Schiedam 2030 (2009) wordt de Polderwetering beschreven als een landschappelijke drager voor een goede verbinding van de stad met het buitengebied (Midden-Delfland). Er wordt gesproken over versterking van de cultuurhistorische bebouwingslinten, waterstructuren en dijken. In het plangebied zijn geen beschermde monumenten aanwezig. Wel kunnen voor het gebied bouwwerken worden benoemd die typologisch passen binnen de historische ontwikkeling van het gebied.
De ontwikkeling van het plangebied kan alleen beschreven worden als onderdeel van de ontwikkelingsgeschiedenis van de West- en Oost-Abtspolder, die door de Polderwetering van elkaar worden gescheiden. De grenzen van het plangebied kunnen vanuit de historische ontwikkeling worden verklaard. De Abtspolders behoren tot de oudste veenontginningen, met een kenmerkend slagenlandschap van langgerekte wei- en hooilanden gescheiden door afwateringssloten. Polderwetering en Poldervaart maakten onderdeel uit van de boezemwatergangen van deze polders. De Poldervaart, die de noordelijke grens van het plangebied vormt, werd vlak voor 1331 gegraven. De waterschappen van de polders functioneerden onder het toezicht van het Hoogheemraadschap van Delfland. De Polderwetering vormt een directe verbinding tussen de Schiedamse Schie en de Poldervaart, en daarmee tevens tussen de boezems van de Hoogheemraadschappen van Delfland en Schieland. Het gebied tussen de Buitenkerklaan, de spoorlijn, de Poldervaart en de Polderwetering, was tot 1903 een zelfstandig poldertje, dat sinds de zeventiende eeuw bekend staat als Polderenburg. Deze benaming is ontleend aan een mythisch kasteel. De boerderijen van de Abtspolders lagen van oudsher geconcentreerd langs de Polderwetering en Polderweg. Weg en wetering waren belangrijke lokale verkeersroutes, die aantakten op het bovenlokale (vaar)wegennetwerk langs de Schie en Poldervaart. De bebouwing aan de oostzijde van Polderweg en Broekkade groeide uit tot een (open) lint. In de West Abtspolder lagen de boerderijen verder uit elkaar en de erven werden ontsloten door middel van ophaalbruggen. Op de kaart van Kruikius uit 1712 is een bebouwingsconcentratie, aangeduid als Kethelpolder. De bewoners gingen in Kethel naar de kerk, die bereikt werd via de Buitenkerklaan. De bedrijfsvoering langs de Polderwetering was het voor Delfland typerende gemengde bedrijf, met boomgaarden, varkens en koeien. Het polderland werd als wei- en hooiland gebruikt. In 1758 verleende Delfland een consent om het veen in de Oost Abtspolder te ontgraven. De hierdoor gecreëerde diepe veenplas werd in 1872 weer drooggemalen. Voor deze droogmakerij werd een nieuwe dijk gelegd achter de lintbebouwing aan de Polderwetering. Deze dijk uit 1872 vormt sinds 1930 de gemeentegrens met Rotterdam en ook de oostgrens van het plangebied. De West Abtspolder en Polderenburg werden sinds 1847 doorkruist door de spoorlijn van Rotterdam naar Amsterdam. Na de opening van het station Kethel (1892) bij de Buitenkerklaan, trad een aanmerkelijke verdichting op in de lintbebouwing langs de Polderweg, Broekkade en Buitenkerklaan. Deze groei zette door tijdens het interbellum. Met de bouw van kassen langs de Polderweg werd een ontwikkeling naar intensievere agrarische bedrijfsvormen ingezet. In 1938 is het station gesloten, waardoor die ontwikkeling stagneerde. Van het station rest alleen de houten wachterswoning aan Buitenkerklaan 38/40. De spoorlijn vormt de westgrens van het plangebied.
Met de sluiting van het station nam de groei af en de naoorlogse woningbouw aan de Polderweg kreeg weer een incidenteel karakter. Na de annexatie van de gemeente Kethel en Spaland door Schiedam in 1941 werd het huidige plangebied Polderwetering in het Uitbreidingsplan van 1949 aangewezen als 'reserve werkgebied'. De contour van dit bedrijventerrein werd bepaald door de spoorweg, de Poldervaart en de gemeentegrens met Rotterdam. De Polderwetering zelf werd niet als element opgenomen of gehandhaafd. Het industriegebied langs de 's-Gravelandseweg werd gerealiseerd, maar het reservegebied werd niet in ontwikkeling genomen. Wel werd een deel van het gebied met zand opgehoogd. De huidige grenzen van het gerealiseerde industrieterrein vormen de zuidgrens van het plangebied. Langs de Polderweg ontstonden achter het bebouwingslint incidenteel grote bedrijfsterreinen, zonder een duidelijke relatie met het landschap. Er is recent in het bebouwingslint aan de Polderweg en Broekkade (vervangende) nieuwbouw gepleegd.
De Polderwetering en Poldervaart zijn cultuurhistorisch belangrijke waterstaatkundige structuren, die de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van dit gebied hebben bepaald en waarvan de betekenis gebiedsoverstijgend is. Het historische karakter van de wetering dient te worden behouden en waar mogelijk versterkt. De westelijke kade langs de Polderwetering is groen (zonder struikbeplanting). De westzijde wordt vanaf de Polderweg ontsloten met (ophaal)bruggen. De oostelijke kade wordt bepaald door de bestrating van de Polderweg. Op de boerenerven waren van oorsprong leilinden voor de bebouwing aanwezig In de nabijheid van de hoofdgebouwen lagen oorspronkelijk boomgaarden. Langs de sloten staan knotwilgen. Bij kassencomplexen uit de jaren dertig vormen doorgeschoten coniferen ontsierende elementen. Achter de (lint)bebouwing is het oorspronkelijke veenlandschap met slagen en afwateringssloten nog te beleven. Er wordt ingezet op behoud van dit historisch geografisch element. Dit betekent op termijn uitplaatsing van grootschalige bedrijfsvoering, zodat de verharding van achterterreinen wordt tegengegaan.
Voor de bebouwing langs de Polderweg, Broekkade en Buitenkerklaan kunnen drie typen worden onderscheiden: de negentiende-eeuwse boerderijen en arbeiderswoningen, de tuinders- en burgerwoningen uit de jaren twintig en dertig en de moderne bebouwing. De bouwhoogte van de vooroorlogse bebouwing bleef veelal beperkt tot één bouwlaag met een kap. De negentiende-eeuwse boerderijen aan de oostzijde liggen met hun bijgebouwen op of tegen de dijk. Het erf loopt met het dijktalud af. De gebouwen op het erf staan gegroepeerd aan de dijk of - op sommige locaties - in stegen achter elkaar. Een aantal rijen arbeiderswoningen worden vanaf de Polderweg met een steeg ontsloten. Slechts een enkele keer staat bebouwing verder van de dijk af. Aan de zijde van de West Abtspolder staan de boerderijen op royale erven, die met een (ophaal)brug worden ontsloten. De gebouwen zijn meestal opgetrokken in een grauwrode baksteen of een gele IJsselsteen en de daken worden gedekt met stro of ongeglazuurde pannen. Veel oude bouwwerken zijn in later tijden (ingrijpend) gemoderniseerd. De instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van de boerderijen en de typerende erfstructuur wordt nagestreefd. Aan de Polderweg en Broekkade liggen een aantal rijen karakteristieke arbeiderswoningen. De bebouwing uit de jaren twintig en dertig, bestaat uit vrijstaande woningen of geschakelde woningen. De huizen aan de Broekkade staan op de dijk. De woningen aan de Broekkade, Polderweg en Buitenkerklaan uit deze periode zijn individueel vormgegeven en opgetrokken uit bruinrode baksteen met rode of blauwe pannen. Behoud van deze gevarieerde karakteristieke bebouwing wordt nagestreefd. De naoorlogse bebouwing contrasteert sterk met de oorspronkelijke karakteristiek, doordat zowel de bouwhoogte en de materialisering afwijken. Nieuwe bebouwing sluit in bouwmassa, bouwhoogte en materialisering bij voorkeur aan op de historische karakteristiek.
Adres | Omschrijving | |
- | Spoorbrug over de Poldervaart uit 1930, vervangt een voorganger uit 1847 | |
Buitenkerklaan 38/40 | Voormalige woning stationswacht Kethel | |
Buitenkerklaan 22/24 | Twee-onder-éénkapwoning met gevelsteen 'Polderenburgh' | |
Broekkade 16-18 | Twee-onder-éénkapwoning ca. 1930 | |
Broekkade 26 | Woning ca 1930 | |
Broekkade 28-30 | Twee-onder-éénkapwoning ca. 1930 | |
Polderweg 11 | Karakteristieke boerderij ca. 1875-1900 | |
Polderweg 15 | Karakteristieke balansbrug behorend bij een gesloopte boerderij uit ca. 1850 | |
Polderweg 25 A-C | Boerderij uit 1848, bestaande uit een vrijstaand woonhuis met drie schuren op een ruim erf | |
Polderweg 27 | Ingrijpend gerenoveerde boerderij, waarbij de oorspronkelijke hoofdvorm behouden bleef. De boerderij ligt op een locatie in de polder Polderenburg, waar in ieder geval in de 16e eeuw een stenen huis heeft gestaan. Naast nr 27 staat nu een modern woonhuis | |
Polderweg 76-92 | Rij arbeiderswoningen uit 1918, gebouwd door de Woningbouwvereniging voor Kethel | |
Polderweg 142 | Karakteristieke boerderij uit 1871 met op achtererf twee schuren | |
Polderweg 144 | Karakteristieke boerderij uit 1902 met een schuur | |
Polderweg 148 A-E | Karakteristiek boerderijcomplex uit ca. 1875 | |
Polderweg 198-202 | Arbeiderswoningen ontsloten via steeg | |
Polderweg 208 | Karakteristieke boerderij uit ca. 1900 met leilinden voor het woongedeelte | |
Polderweg 222-230 | Bedrijfspand uit ca. 1900, met arbeiderswoningen ontsloten via steeg | |
Polderweg 238/240 | Boerderij in opzet achttiende-eeuws, sterk gewijzigd | |
Polderweg 250 | Vrijstaand pand uit ca. 1915, tuinderswoning | |
Polderweg 252-254 | Voormalige boerderij met gevelsteen uit 1869, sterk gewijzigd | |
Polderweg 256-258 | Eenvoudige twee-onder-éénkapwoning met gevelsteen 1922 |
Tabel 4.2 Cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken in het plangebied