direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Oranjeburgh
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0013-0003

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het motto van de nota is: "decentraal wat kan, centraal wat moet." Het Rijk benadrukt, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt, in of aansluitend op bestaand gebouwd gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte in bestaand stedelijk gebied moet door verdichting optimaal worden gebruikt". De in de nota genoemde doelstellingen zijn inmiddels vertaald in beleid op provinciaal, regionaal en lokaal niveau. De herontwikkeling van de locatie sluit aan op de uitgangspunten van de nota Ruimte.

3.1.2 Structuurvisie Randstad 2040

Het kabinet heeft hoge ambities en wil dat de Randstad zich ontwikkelt tot topregio in Europa en wil de afspraken over woningbouwaantallen en locaties binnen en buiten de bestaande steden die in het verlengde van de Nota Ruimte zijn gemaakt waarmaken. Tot 2040 zijn er ten minste 500.000 nieuwe woningen nodig in de Randstad. Dit dient onder meer bereikt te worden door sterke verdichting en herstructurering van verouderde woon-werklocaties in de steden en transformatie van in onbruik geraakte terreinen tot nieuwe stedelijke gebieden met een woon-/werkfunctie. Dit bestemmingsplan sluit aan op deze uitgangspunten.

3.1.3 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte (ontwerp)

Op 3 augustus 2011 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte als ontwerp ter inzage gelegd. De structuurvisie zal verschillende nota's gaan vervangen, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoem betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt multi-modaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Daarnaast geldt voor de regio Rotterdam dat, ten gevolge van een kwalitatieve mismatch, tot 2040 ruim 100.000 woningen moeten worden vervangen.

3.1.4 AMvB Ruimte

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte; het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 3 augustus 2011 in werking getreden. In 2011 is ook de eerste aanvulling op de AMvB Ruimte ter inzage gelegd. In de AMvB Ruimte en de aanvulling daarop staan geen nationale belangen benoemd welke van toepassing zijn op het plangebied.

3.1.5 Nota Mensen Wensen Wonen

In 2000 is de Nota 'Mensen, Wensen, Wonen; Wonen in de 21ste eeuw' vastgesteld. In de nota wordt gekeken naar de ruimtebehoefte voor wonen in Nederland voor de periode tot 2010 met een doorkijk naar 2030. De nota beschrijft de omslag die het rijksbeleid voor het wonen doormaakt: van kwantiteit naar kwaliteit, van huisvesten naar wonen, van volkshuisvestings- naar woonbeleid. Overheid en markt werken daarbij, elk vanuit hun eigen verantwoordelijkheid, samen bij de uitvoering van het woonbeleid.

De woonwensen van burgers dienen centraal te staan, waarbij een van de genoemde kwaliteitseisen de vraag naar ruimere woningen is, vooral in de koopsector. Bij het faciliteren van de burgers staan vier principes centraal: het vergroten van de keuzevrijheid voor de burger, aandacht voor maatschappelijke waarden, een betrokken overheid en een beheerste marktwerking. Op basis van deze principes zijn vijf uitgangspunten vastgesteld:

  • 1. vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving;
  • 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  • 3. bevorderen van wonen en zorg op maat;
  • 4. kwaliteit van wonen in steden vergroten;
  • 5. meer ruimte voor 'groene' woonwensen.

Het plangebied bevat voldoende ruimte voor groen. Binnen de woonbestemmingen wordt de mogelijkheid geboden voor individuele particuliere initiatieven. Bovendien worden mogelijkheden geboden voor een beroep/bedrijf aan huis.

3.1.6 Waterbeleid 21e eeuw

Een belangrijke conclusie uit het 'Waterbeleid 21e eeuw' is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:

  • waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
  • waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.

Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld (zie paragraaf 4.1 en Bijlage 2). De relevante waterhuishoudkundige thema's voor het plangebied en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan zijn hierin opgenomen.

3.1.7 GroteStedenBeleid

Het nationale Grotestedenbeleid bestaat sinds 1994 en richt zich op het verbeteren en versterken van de steden. Naast de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht maken nog 26 steden deel uit van het Grotestedenbeleid; Schiedam is daar één van. Schiedam heeft zich actief ingezet om deel uit te maken van het Grotestedenbeleid. Het biedt extra kansen en mogelijkheden om de stad vooruit te helpen.

Doelstelling van het beleid is om een krachtige stad te realiseren. Dit moet bereikt worden door de onderstaande vijf uitgangspunten te hanteren, welke ongewijzigd blijven met de decentralisatie van het stedenbeleid in periode van 2010 tot 2014:

  • het verbeteren van de objectieve en de subjectieve veiligheid;
  • het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving;
  • het verbeteren van de sociale kwaliteit van de leefomgeving;
  • het binden van de midden- en hogere inkomensgroepen aan de stad;
  • het vergroten van economische kracht van de stad.

In het kader van het Grotestedenbeleid heeft de gemeente Schiedam in 2009 voor de periode van 2010 tot 2015 een MeerjarenOntwikkelingsProgramma (MOP) opgesteld (zie paragraaf 3.4.2).