direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen - 2
Plan: Oranjeburgh
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0606.BP0013-0003

Artikel 10 Wonen - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van aaneengesloten woningen;
  • b. mantelzorg;
  • c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
  • d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  • e. tuinen en erven.
10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

10.2.1 Regels ten aanzien van hoofdgebouwen
  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de voorgevel van de woning dient in de (voorgevel)rooilijn geplaatst te worden;
  • d. het aantal bouwlagen bedraagt twee, met een maximale goothoogte van 6,0 meter;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  • f. de kap heeft de vorm van een zadeldak in de langsrichting;
  • g. de helling van een kap is minimaal 40 graden en maximaal 60 graden;
  • h. dakkapellen hebben een overstek van minimaal 0,4 meter.
10.2.2 Regels ten aanzien van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij hoofdgebouwen
  • a. aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen op een afstand van minimaal 1,0 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag maximaal 75 m² bedragen, mits niet meer dan 40% van het zij- en achtererf van het hoofdgebouw wordt bebouwd;
  • c. de horizontale diepte van aanbouwen aan de achtergevel van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • f. bijgebouwen worden plat afgedekt of met een kap met een minimale hellingshoek van 40 graden.
10.2.3 Regels ten aanzien van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen op een parkeerhof
  • a. ter plaatse van een parkeerhof zijn uitsluitend overkappingen toegelaten;
  • b. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3,0 meter bedragen.
10.2.4 Regels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,0 meter bedragen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
  • b. de hoogte van palen en masten mag maximaal 7,0 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  • c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
10.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder a en voor het bouwen buiten het bouwvlak van één woning in een rij van minimaal drie aaneengesloten woningen, waarbij:
    • 1. het bouwvlak aan de achterzijde met minimaal één meter en maximaal drie meter wordt overschreden, en;
    • 2. de woning met een zelfde maat als waarmee het bouwvlak aan de achterzijde wordt overschreden komt terug te liggen uit de voorgevelrooilijn;
    • 3. de diepte van de woning niet meer bedraagt dan de diepte van het ter plekke aanwezige bouwvlak.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder f voor het realiseren van een zadeldak in de dwarsrichting bij één woning in een rij van minimaal vier aaneengesloten woningen;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2.4, onder a en bepalen dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen vóór de voorgevel tot een bouwhoogte van 2,0 meter.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het parkeren geldt dat dient te worden voorzien in minimaal één parkeerplaats per woning op ten behoeve van het parkeren uitgegeven gronden in de nabijheid van de woning (parkeerhof).

10.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
    • 1. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
    • 2. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.1, onder c voor een praktijkruimte ten behoeve van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale oppervlakte van de woning.