direct naar inhoud van Toelichting
Plan: in de Bogaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de Bogaard is een van de oudste overdekte winkelcentra in Nederland en werd in 1963 geopend. In de jaren negentig werd het centrum maar liefst drie keer getroffen door brand. Vanaf de jaren negentig tot 2007 is het centrum in etappes compleet gerenoveerd en (fors) uitgebreid tot de huidige 90.000 m², verdeeld over circa 180 winkels. De drie overdekte passages zijn in handen van diverse eigenaren: De Sterpassage (1994, NSI/Delta Lloyd), De Terp (1999, Syntrus Achmea) en De Prinsenpassage (2001, Corio). Voor de Sterpassage speelt een herontwikkeling, waarbij de eigenaar het vastgoed wil verduurzamen, de uitstraling verbeteren en 2.100 m² bvo toevoegen. De omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan (fase 1) is verleend en onherroepelijk. Naast detailhandel, horeca en dienstverlening maken ook woningen, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, parkeren en infrastructuur deel uit van het plangebied. Deze functies bevinden zich vooral in de flanken. Het voorgaande bestemmingsplan "In de Bogaard" is vastgesteld in 2000.

1.2 Ligging plangebied

Winkelcentrum In de Bogaard is centraal gelegen in Rijswijk en vormt het hoofdwinkelgebied van de gemeente Rijswijk. Het winkelcentrum heeft een belangrijke regioverzorgende functie voor een groot deel van de Haagse regio en ligt op enkele minuten lopen van het centrale station van Rijswijk. Het winkelcentrum is tevens uitstekend bereikbaar met de auto en andere vormen van het openbaar vervoer. Zo stopt er een tram vanaf het station van Den Haag en hebben 4 buslijnen een halte bij het winkelcentrum. Het winkelcentrum wordt omgeven door vier belangrijke stadswegen, die een goede bereikbaarheid op lokaal en bovenlokaal niveau waarborgen:

  • 1. Prinses Beatrixlaan (primair een weg van bovenlokaal belang);
  • 2. Generaal Spoorlaan;
  • 3. Steenvoordelaan;
  • 4. Sir Winston Churchilllaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0001.jpg"

Ligging plangebied (rood gemarkeerd) - bron: Google Maps

1.3 Voorgaande bestemmingsplannen

Het voorgaande bestemmingsplan is het bestemmingsplan "In de Bogaard" vastgesteld op 28 maart 2000 (en goedgekeurd op 31 oktober 2000) en het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemmingen 'Centrumvoorzieningen', 'Kantoren', 'Verkeersdoeleinden', 'Parkeervoorzieningen bovengronds' en 'Verblijfsdoeleinden tevens parkeerdoeleinden' gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0002.png"

Plankaart bestemmingsplan 'In de Bogaard'

Voor de Sir Winston Churchillaan gold het bestemmingsplan Tramlijn 17, vastgesteld op 17 december 1996.

1.4 Doelstelling bestemmingsplan In de Bogaard

Doelstelling van dit bestemmingsplan is om het voorgaande bestemmingsplan uit 2000 te actualiseren. Dit houdt in dat de voorgaande juridisch- planologische regeling zo veel mogelijk één op één is overgenomen.

De actualisatie van dit bestemmingsplan is tevens een goede aanleiding geweest om een doorkijk naar ruimtelijke en distributieve mogelijkheden te geven. Hiertoe is een positioneringstudie uitgevoerd en een stedenbouwkundige visie opgesteld: "Positionering, perspectief en globale stedenbouwkundige visie" (zie ook bijlage 1).

Het rapport "Positionering, perspectief en globale stedenbouwkundige visie" fungeert als onderlegger van en onderbouwing voor het nieuw vast te stellen bestemmingsplan In de Bogaard. Het vormt tevens de opmaat voor een bredere discussie met eigenaren, ondernemers en de gemeente Rijswijk om tot een gezamenlijk gedragen visie en aanpak te komen voor het (winkel)centrum. In hoofdstuk 3 wordt nader op dit rapport ingegaan.

Een toevoeging ten aanzien van bovenbeschreven rapport is dat ter plaatse van het voormalige belastingkantoor aan de Steenvoordelaan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. De bevoegdheid houdt in dat de bestaande bestemming 'Kantoor' gewijzigd kan worden in de functies 'wonen', 'maatschappelijk', (lichte) 'horeca', 'ontspanning en vermaak' en 'dienstverlening'. Het wijzigingen van de functie op deze locatie is passend binnen de doelstellingen van bovengenoemd rapport. Het voorziet namelijk in een verkleuring van functies aan de rand van het bestaande winkelcentrum In de Bogaard.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Ontstaansgeschiedenis

In de Bogaard (1963) is Nederlands oudste overdekte winkelcentrum en is gerealiseerd ten tijde van de grootschalige naoorlogse uitbreiding van Rijswijk. Vanaf de jaren negentig is het winkelcentrum in etappes compleet gerenoveerd en uitgebreid: De Sterpassage in 1994, De Terp in 1999 en De Prinsenpassage in 2001.

Prehistorie

De historie van het plangebied gaat ver terug. Omstreeks 4100 voor Chr. lag de kustlijn in het zuidelijk deel van Rijswijk. Door de aanvoer van veel zand vond uitbouw van de kust plaats in westelijke richting ondanks de voortgaande zeespiegelstijging. De zee zette lagen klei en zand af (Laagpakket van Wormer).

In de periode 3800-3200 voor Chr. ontstond een gesloten strandwal (zandrug) waardoor de zee geen toegang meer had tot het achterland. Deze strandwal ligt in het noordelijk deel van Rijswijk. De Van Vredenburchweg markeert min of meer de lengteas van deze strandwal. De oudste sporen van menselijke activiteiten op het Rijswijkse deel van de strandwal dateren van omstreeks 2800 voor Chr. Aan weerszijden van de strandwal lag een strandvlakte met duintjes. In de Bogaard ligt op zo'n strandvlakte.

Op de duinen in de strandvlakte zijn sporen van menselijke activiteiten uit de Prehistorie te verwachten. Tot op heden zijn er echter geen bewoningssporen uit die periode aangetroffen binnen het plangebied. Wel is tijdens de bouw van de parkeergarage een duin waargenomen. Deze bevindt zich enkele decimeters onder de bodem van de toenmalige bouwput. Verdere gegevens ontbreken.

Door de stijging van de zeespiegel en daarmee ook van het grondwater, werd de strandvlakte steeds vochtiger en ontwikkelde zich een uitgestrekt veengebied (Hollandveenpakket). De veengroei eindigde omstreeks 500 voor Chr. doordat de zee drong vanuit de Maasmond het gebied binnendrong. Er werd een dikke laag klei afgezet (Laagpakket van Walcheren; Gantel Laag). Een groot deel van het veen werd door de overstromingen door het water opgeruimd. Na het droogvallen van het gebied was in de Romeinse tijd het kleidek in gebruik voor landbouw. Op de hogere delen in het landschap stonden boerderijen.

Nadien zijn er geen nieuwe lagen zand of klei afgezet. Voor de bouw van het winkelcentrum is het gebied opgehoogd met hoofdzakelijk zand (Stadsophogingsdek).

Romeinse tijd

In de Romeinse tijd maakte Nederland ten zuiden van de Oude Rijn deel uit van het Romeinse rijk. Het gebied waarin Rijswijk ligt, werd toen intensief bewoond. De meeste bewoners leefden van de landbouw en woonden in boerderijen. Vlakbij het plangebied stond in Voorburg een stad, Forum Hadriani, van waaruit het gebied werd bestuurd. Het Romeinse rijk werd doorsneden met hoofdwegen.

Late Middeleeuwen

Na de ineenstorting van het Romeinse rijk raakte de streek grotendeels ontvolkt. De spaarzame vondsten wijzen erop, dat de achtergebleven mensen woonachtig waren op de zandgronden langs de kusten en de oeverwallen langs de rivieren.

Grote wijzigingen in het landschap vonden vanaf de 12e eeuw plaats. Door de bevolkingsgroei ontstond er een groeiende behoefte aan landbouwgrond. Vanuit de strandwal werd het klei- en veengebied op grote schaal ontgonnen. Loodrecht op de strandwal werden ontginningssloten aangelegd. Door het inklinken van het landschap had het gebied te kampen met wateroverlast. Hierop werden poldermolens gebouwd om het gebied te bemalen.

De twaalfde eeuwse ontginningsboerderijen stonden diep in de polder. Door de bodemdaling en de opkomst van de markteconomie verplaatsten de boeren hun bedrijven naar de randen van de polder. Mogelijk stonden er boerderijen In de Bogaard maar groot is de kans niet vanwege de vlakbij gelegen strandwal. Het land van In de Bogaard is waarschijnlijk aanvankelijk geëxploiteerd vanuit boerderijen die op deze (hoge en droge) strandwal stonden.

Nieuwe tijd

In de Nieuwe tijd (zestiende eeuw tot heden) had het bestemmingsplangebied een agrarische bestemming. De middeleeuwse strokenverkaveling bleef vrijwel ongewijzigd in gebruik. Voor de stedelijke uitbreidingen van Rijswijk werd het boerenland geheel opnieuw ingericht. Het laatste zichtbare restant van het verkavelingssysteem In de Bogaard is nu de Sir Winston Churchilllaan (de oude 'Vlietwegh' of 'Kleywegh').

Voor de bouw van het winkelcentrum en de aanleg van de Prinses Beatrixlaan werden alle poldersloten gedempt en het terrein opgehoogd. De bouw van het winkelcentrum In de Bogaard ging van start in 1962. Burgemeester Bogaardt opende in 1963 het gloednieuwe winkelcentrum.

Romeinse tijd; een bijzonder onderzoeksthema: de weg en het kanaal van Corbulo

Uit het archeologisch onderzoek van de afgelopen jaren blijkt, dat het zuidelijke deel van de In de Bogaard bovenop of net aan een hoofdweg uit de Romeinse tijd ligt. Tot enkele jaren geleden was onbekend waar de wegen rondom Forum Hadriani lagen. In 1996 werd in Wateringseveld een hoofdweg gevonden. In 2006 vonden archeologen in Rijswijk een ander deel van deze weg. De resten van de weg zijn op de hoek van de Huis te Landelaan en de Sir Winston Churchilllaan gevonden. Op deze plek vonden archeologen al in 2005 een groot fragment van een Romeinse mijlpaal. Hierdoor is duidelijk geworden dat langs de Sir Winston Churchilllaan een Romeinse weg ligt. Langs de weg zijn nederzettingen, begraafplaatsen en verkavelingsstructuren (greppels) te verwachten.

Bij het onderzoek aan het kruispunt Huis te Landelaan/Sir Winston Churchilllaan zijn ook resten gevonden van een watergang. Deze lag langs de zuidzijde van de weg. Deze is zeer waarschijnlijk het zogeheten kanaal van Corbulo. Dit kanaal werd in de eerste eeuw na Chr. gegraven op last van de Romeinse veldheer Corbulo. Het verbond de Rijnmond met de Maasmond.

Bouwhistorie

Tot aan het begin van de jaren '60 van de twintigste eeuw heeft dit gebied een agrarisch karakter gehad. Het oude ontginningslandschap werd na de WOII in rap tempo getransformeerd voor grootschalige woningbouwprojecten. De historische verkavelingstructuur die loodrecht stond op de voormalige Kleiweg (nu Sir Winston Churchilllaan) is bij deze naoorlogse stadsuitbreiding als uitgangspunt genomen.

Het bestemmingsplangebied kwam vanaf de jaren '60 tot ontwikkeling. De wederopbouwwijken nemen binnen de architectuur- en stedenbouwgeschiedenis een belangrijk plek in. De gedachten over het functioneren van een mens in zijn buurt, in zijn wijk in zijn woonplaats komen in deze gebieden nog steeds tot uiting. Aandacht voor menselijk maten, aandacht voor wooncomfort en gezondheid (groen) valt nog steeds te herkennen. In tegenstelling tot de oude oriëntatie van woningwijken rondom een oud centrum, werden nieuwe wijken gepland waarin tevens rekening werd gehouden met voorzieningen zoals scholen, kerken, verzorging en winkels. Deze wijken werden ingericht om de bewoners direct te kunnen voorzien en waren in dat opzicht zelfstandig.

De opkomst van winkelcentra neemt binnen de wederopbouwwijken een bijzondere positie in. Hoewel de eerste stedenbouwkundige ontwikkelingen uitgingen van winkels onder wonen, zien we vanaf de jaren '60 een nieuw concept vanuit Amerika overkomen; de zelfstandige moderne winkelcentra. Deze winkelcentra die niet alleen waren gericht op direct omwonenden trok ook regionale aandacht. Tevens zijn deze winkelcentra een symbool van de groeiende welvaart na WOII. Het winkelcentrum In de Bogaard behoort ook tot deze categorie winkelcentra en is daarmee één van de oudste (in oprichting) van Nederland. Het winkelcentrum werd vanaf 1964 gebouwd. Naast winkels werd er ook rekening gehouden met kantoren. Vanaf de jaren '90 werden veel onderdelen van het winkelcentrum vernieuwd, echter het complex heeft nog steeds haar oude functie behouden.

2.2 Huidige situatie

Met ruim 53.000 m2 winkelvloeroppervlak (wvo) aan winkelruimte (exclusief leegstand) is In de Bogaard één van de grootste planmatig opgezette winkelcentra in Nederland. Het winkelcentrum heeft niet alleen een belangrijke lokale functie, maar het heeft tevens een belangrijke regionale positie; het winkelcentrum bedient veel meer inwoners dan alleen de gemeente Rijswijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0003.jpg"

Ligging in Rijswijk (Bron: Bureau Stedelijke Planning)

In de huidige opzet is sprake van drie overdekte passages (met ook winkels op de verdieping) en twee haaks op elkaar staande winkelstraten welke in de open lucht samenkomen op een klein pleintje dat is ingericht met bomen. Aan de zuidzijde bevindt zich het Bogaardplein. Vier torens vormen accenten op de hoeken van het winkelcentrum. Het winkelcentrum is vanuit verschillende entrees toegankelijk. De ingangen van de Sterpassage aan de oostzijde en de Prinsenpassage aan het Bogaardplein zijn de meest markante. Het deel voorbij de westelijke uitgang van de passage De Terp bevindt zich aan de drukke Prinses Beatrixlaan en wordt veel minder intensief gebruikt.

In de Bogaard is door de lange ontstaansgeschiedenis opgebouwd uit verschillende architectuurstijlen.

Het winkelgebied is opgebouwd uit twee haaks op elkaar staande winkelstraten, drie overdekte passages, het Bogaardplein, twee kantoortorens en twee appartemententorens. De winkelstraten en passages zijn uitgevoerd als voetgangersgebied. De vier torens vormen accenten op de hoeken van het winkelcentrum.

Winkelcentrum

In het winkelcentrum zijn de volgende functies aanwezig:

  • er is een groot aanbod aan detailhandel en commerciële dienstverlening.
  • de horecavoorzieningen in het gebied zijn beperkt.
  • binnen het plangebied is circa 35.000 m2 kantooroppervlak aanwezig. Op verschillende plekken zijn boven de winkels kleine kantoren gehuisvest. Op de hoeken van het winkelcentrum staan twee kantoortorens (beide meer dan 20 verdiepingen), waarvan het belastingkantoor leeg staat.
  • in totaal telt het plangebied circa 400 woningen. De woonfunctie in het plangebied concentreert zich in twee appartemententorens en twee strips van appartementen boven winkels. De ontsluitingen van de woningen bevinden zich aan de buitenzijde van het winkelcentrum.
  • Er zijn geen maatschappelijke voorzieningen in het plangebied aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0004.jpg"

Ruimtelijk functionele opzet (Bron: Bureau Stedelijke Planning)

Openbare ruimte en parkeren

De openbare ruimte van het plangebied is vooral functioneel ingericht. Het winkelcentrum grenst aan drie zijden aan ruim opgezette verkeerswegen. Het Bogaardplein is ruim van omvang en kent weinig inrichtingselementen. De bestrating van de passages en winkelpromenades is verzorgd.

Het winkelcentrum heeft nauwelijks groenvoorzieningen. Op het Bogaardplein is een kleine groenzone ingericht. Verder zijn er groene daken langs de Prinses Beatrixlaan en op het dak van passage De Terp. In de hoek van het Bogaardplein is een terrasfunctie toegestaan.

In de Bogaard beschikt over een ruim aantal parkeerplaatsen (circa 2.650, zowel op het parkeerterrein als in de garages). Op piekmomenten (zaterdagmiddag en donderdagavond) is de parkeerdruk hoog, maar er is voldoende capaciteit om de reguliere parkeerbehoefte op te vangen.

Hoofdstuk 3 Visie op In de Bogaard

3.1 De positioneringsstudie

Ter voorbereiding van onderhavig bestemmingsplan is een positioneringsstudie uitgevoerd en een stedenbouwkundige visie opgesteld: "Positionering, perspectief en globale stedenbouwkundige visie". Dit rapport is bijgevoegd in bijlage 1.

Het rapport fungeert als onderlegger van en onderbouwing voor het nieuw vast te stellen bestemmingsplan In de Bogaard. Het rapport vormt tevens de opmaat voor een bredere discussie met eigenaren, ondernemers en de gemeente Rijswijk om tot een gezamenlijk gedragen visie en aanpak te komen voor het (winkel)centrum.

Ten eerste gaat het rapport in op een beschrijving van de huidige positie binnen de regionale en lokale winkelstructuur.

Ten tweede gaat het rapport in op het toekomstperspectief van In de Bogaard. Het geeft een beschouwing van stadsdeelcentra binnen metropoolregio’s en de relevantie hiervan voor In de Bogaard, een SWOT-analyse en confrontatie, drie ontwikkelscenario’s voor In de Bogaard en specifieke programmamogelijkheden op het gebied van detailhandel en aanverwante functies.

Ten derde bevat het rapport een globale stedenbouwkundige uitwerking van de positionering. De visie kijkt voorbij de planperiode van het bestemmingsplan (10 jaar) en geeft een beeld van de gewenste ruimtelijk-functionele ontwikkelrichting voor het winkelcentrum op de lange termijn.

In het rapport is de ambitie geschetst om door te groeien naar een stadsdeelcentrum Nieuwe Stijl (scenario ‘Dagdeel uit’) en onderdeel te zijn van een compleet en aantrekkelijk centrum (scenario ‘Nieuw Centrum’). Om deze ambitie te bereiken zijn verschillende maatregelen voor de korte en lange termijn benoemd.

Sommige van deze maatregelen zijn relatief eenvoudig te vertalen naar het bestemmingsplan ("quick wins"). In de volgende paragraaf wordt ingegaan op die elementen die zijn weerslag hebben gekregen in de juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan. De overige gewenste ontwikkelingen kunnen zonder bestemmingsplan gerealiseerd worden, andere gewenste ontwikkelingen vereisen een nieuwe planologisch-juridische regeling. Gezien de eis om voor 1 juli 2013 dit bestemmingsplan vastgesteld te hebben, zijn deze niet meegenomen.

3.2 Consequenties voor het bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan waarin de planologische rechten uit het vorig bestemmingsplan zijn overgenomen. Binnen de planologische rechten uit het vorige bestemmingsplan zijn de genoemde aanbevelingen uit het rapport in bijlage 1 voor een groot deel te realiseren. In onderstaande zijn aanbevelingen opgesomd en is aangegeven in hoeverre het bestemmingsplan hiervoor de ruimte biedt.

Toevoeging van derde supermarkt ligt niet voor de hand

De toevoeging van een derde supermarkt ligt niet voor de hand. Er is geen gebrek aan supermarktmeters in zowel de gemeente als winkelcentrum In de Bogaard. Met Hoogvliet en Albert Heijn is zowel het prijs- als servicesegment in het winkelcentrum goed vertegenwoordigd. In dit bestemmingsplan wordt een derde supermarkt binnen In de Bogaard niet bij recht mogelijk gemaakt.

Handhaven huidige omvang winkelcentrum

Om de subregionale positie te bestendigen is het essentieel dat het huidig volume aan detailhandelsmeters minimaal gehandhaafd blijft. Gegeven de vrij hoge en oplopende leegstand is het opportuun om een deel van de detailhandelmeters (tijdelijk) te transformeren naar andere commerciële (publieks)functies. In dit bestemmingsplan blijft de beschikbare (planologische) ruimte voor detailhandel gehandhaafd. Met de beoogde herontwikkeling van de Sterpassage worden ook detailhandelmeters (2.100 m2 b.v.o.) toegevoegd.

Kernwinkelgebied met winkels en winkelondersteunende horeca

Binnen het winkelcentrum is een kernwinkelgebied vastgelegd, waarbinnen het primaat ligt bij winkels en winkelondersteunende horeca. Dit gebied beslaat de begane grond van de ‘inwendige’ winkelstraten (Johan Frisopromenade) en de drie passages. Door winkels meer te concentreren is en blijft een krachtig compact winkelhart gegarandeerd, en is het ook als zodanig voor de consument herkenbaar. In dit bestemmingsplan is dit gebied niet specifiek benoemd. Het bestemmingsplan staat dit echter niet in de weg.

Meer flexibiliteit in schil en op verdiepingen

De buitenzijde van het winkelcentrum (Prinses Beatrixlaan en Steenvoordelaan) en de verdiepingen lenen zich voor een meer flexibele invulling. Hiermee wordt ingespeeld op veranderende consumentenbehoeften, de ambitie tot transformatie naar een stadsdeelcentrum Nieuwe Stijl (met een keur aan detailhandelsondersteunende publieksfuncties zoals horeca, dienstverlening en vermaak) en het voorkomen en oplossen van leegstand. Conform het voorgaande bestemmingsplan en de in 2006 vastgesteld beleidsnotitie 'Dienstverlening in winkelcentrum In de Bogaard' (zie paragraaf 4.4.19) is het mogelijk om aan de schil en op de verdieping flexibel om te gaan met toegestane functies.

Nieuw in onderhavig bestemmingsplan is dat een wijzigingsbevoegdheid is toegevoegd om op de verdiepingen ook vermaakfuncties ('ontspanning en vermaak') mogelijk te maken en dat ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' het gebruik gewijzigd mag worden naar 'maatschappelijk' en 'ontspanning en vermaak'. Op deze manier kan nog flexibeler omgegaan worden met de toegestane functies zonder dat hiervoor een uitvoerige planologische procedure vereist is.

Ter plaatse van het voormalige belastingkantoor aan de Steenvoordelaan 370 is een wijzigingsbevoegdheid (wetgevingszone - wijzigingsgebied 2) opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om de bestaande bestemming 'Kantoor' om te zetten in de functies wonen, lichte vormen van horeca, dienstverlening, ontspanning en vermaak en maatschappelijke voorzieningen. Door het opnemen van deze bevoegdheid wordt een multifunctioneel gebruik nagestreefd.

Flexibel indeelbare (winkel)units

De (winkel)units moeten flexibel indeelbaar zijn. Dat wil zeggen: makkelijk samen te voegen en te splitsen (ook betrekken verdieping), buitenruimte betrekken, hybride invulling (bijvoorbeeld combinatie winkel en horeca) en ook tijdelijk in te vullen (kortlopende contracten). Zo kunnen eigenaren en ondernemers met nieuwe (winkel)concepten snel inspelen op veranderende consumentenwensen. Hierbij is het van belang dat winkeltrekkers zich binnen het kernwinkelgebied dienen te vestigen, en niet daarbuiten. Zo blijft de structuur en positie van het kernwinkelgebied in tact. Het bestemmingsplan staat deze ontwikkeling niet in de weg. Binnen de bestemming Centrum is een uitwisseling van verschillende functies mogelijk. Op pandniveau kan flexibel worden omgegaan met de indeling.

Mogelijkheid voor vrijetijdsvoorzieningen aan Bogaardplein bieden

Indien mogelijk is het aan te bevelen om ruimte te reserveren voor vrijetijdsvoorzieningen op het Bogaardplein. Daarmee worden initiatieven in deze richting gestuurd en gefaciliteerd. De randen van het plein komen hiervoor met name in aanmerking. Ongebouwde vrijtijdsvoorzieningen worden ter plaatse van het Bogaardplein mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan. Zo zijn in dit bestemmingsplan op het Bogaardplein aanduidingen opgenomen die markten en evenementen mogelijk maken. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan via een algemene wijzigingsbevoegdheid op het Bogaardplein onder voorwaarden de ruimte geboden om standplaatsen voor ambulante detailhandel te kunnen plaatsen.

Horeca clusteren en verweven; hybride concepten faciliteren

Aan te bevelen is om de horeca te concentreren op een of twee plekken in het centrum, doch ook te verweven door het winkelcentrum en aan de randen (stop & go). De meest voor de hand liggende locaties voor concentratie van horeca: centraal bij de HEMA (winkelondersteunend) en aan het Bogaardplein (ook avondhoreca, diner en terras). Mogelijk dat ook andere buitenplekken en de daken kunnen worden benut voor (buiten)horeca en vermaak.

Hybride concepten - de boekhandel met een horecagelegenheid, de viswinkel met een zitje – beantwoorden aan de huidige tijdgeest en kunnen in het gehele bestemmingsplangebied worden gefaciliteerd. Horeca is volgens dit bestemmingsplan op vele plaatsen toegestaan. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen die een uitbreiding van horecavoorzieningen mogelijk maakt. Een clustering van horeca op bepaalde locaties is volgens de regels van dit bestemmingsplan mogelijk.

Verbetering terrassen en marktstandplaatsen

Een mogelijke ‘quick win’ is de verbetering van de terrassen en marktstandplaatsen door een betere situering, het aanbrengen van beschutting of groeninrichting. Het bestemmingsplan staat dergelijke voorzieningen binnen centrum- en verkeersbestemmingen toe. Daarnaast is nabij de westentree van In de Bogaard, op het binnenplein voor de HEMA en langs de Steenvoordelaan een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om terrassen mogelijk te maken.

Vrijer bestemmen van de kantoortoren van de belastingdienst

De kantoortoren van de belastingsdienst staat leeg en het is de vraag of deze ooit weer als regulier kantoor wordt ingevuld. Wanneer deze locatie langdurig leeg komt te staan is dit niet aantrekkelijk voor het winkelcentrum. Te denken is aan tijdelijke invulling of transformatie naar wonen op deze locatie. Een initiatief hiervoor dient op eigen merites te worden beoordeeld. Aangezien het vrijer bestemmen van deze toren een onderzoeksverplichting met zich mee brengt, is deze aanbeveling niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Mocht sprake zijn van een initiatief dan zal deze separaat getoetst moeten worden.

Samengevat

In dit bestemmingsplan zijn delen uit de positioneringsstudie vertaald naar een planologisch- juridische regeling die nieuw is ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan. De nieuwe regelingen betreffen:

  • dienstverlening: op sommige plekken worden extra mogelijkheden geboden voor dienstverlenende voorziening op de begane grond. Deze zijn bij recht op de verdiepingen toegestaan;
  • via een afwijkingsbevoegdheid worden uitbreidingsmogelijkheden geboden voor horeca binnen het winkelcentrum;
  • verruiming van mogelijkheden voor uitwisseling functies binnen de bestaande bouwmassa's via een wijzigingsbevoegdheid;
  • extra mogelijkheden voor ontspanning en vermaak in sommige delen op de begane grond en op de verdiepingen via een wijzigingsbevoegdheid;
  • via een wijzigingsbevoegdheid wordt het mogelijk om onder voorwaarden standplaatsen voor ambulante detailhandel te realiseren;
  • op het pand van het voormalige belastingkantoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestaande bestemming 'Kantoor' te kunnen wijzigen naar lichte horeca, wonen, dienstverlening, ontspanning en vermaak en maatschappelijke voorzieningen;
  • op de verbeelding is aangegeven waar buiten bouwvlakken terrassen gewenst zijn.

 

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte en heeft als credo "Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig". In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio’s wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.

Ten aanzien van verstedelijking is een ‘duurzame ladder van verstedelijking’ geïntroduceerd. Deze ladder beoogt ‘een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte’ te realiseren.

Middels de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (kortweg: duurzaamheidsladder) vindt een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:

  • 1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
  • 2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
  • 3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.


ad 1. De behoefte van het plan is aangetoond in het rapport "Positionering, perspectief en globale stedenbouwkundige visie" (zie bijlage 1).

ad 2. Het plan betreft een vorm van transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.

ad 3. Het plangebied is gelegen in stedelijk gebied en is voldoende goed bereikbaar.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds is het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.

Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringszones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast.

In september 2013 is het besluit aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen 'veiligheid op rijksvaarwegen', 'toekomstige uitbreiding van infrastructuur (hoofdwegen en hoofdspoorwegen)', 'de elektriciteitsvoorziening', 'de ecologische hoofdstructuur (EHS)', 'de veiligheid van primaire waterkeringen', 'buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen', 'reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas' en 'maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer'. De ladder voor duurzame verstedelijking is onlangs in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciale structuurvisie

Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011.

Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen.

De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit.

Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen. Op de functiekaart van de Structuurvisie heeft het plangebied verscheidene aanduidingen:

  • bestaand stads- en dorpsgebied 2010;
  • ambitiegebied bodemenergie centra;
  • winkelcentrum ontwikkelen.

Op de kwaliteitskaart heeft In de Bogaard de volgende aanduidingen:

  • werkgebied met karakter;
  • kwaliteit van stads- en dorpsrand.

Van belang voor het plan is de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie en functieafstemming (knopen- en locatiebeleid). Verder dient kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting plaats te vinden, vooral rond openbaar vervoerknooppunten. Ook is de opvang van de bevolkingsgroei in het Groene Hart en de Delta in regionale, goed ontsloten kernen en daartoe aangewezen relatief verstedelijkte zones belangrijk.

Daarnaast is voor het plangebied de hoofdopgave 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' relevant. Binnen deze hoofdopgave staan onder meer het versterken van het stedelijk netwerk, het versterken van de vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra en het aanbieden van verschillende woonmilieus centraal.

Op 27 november 2012 hebben Gedeputeerde Staten de actualisatie van de Structuurvisie (en Verordening Ruimte) vastgesteld. Voor dit bestemmingsplan bestaat de belangrijkste aanpassing uit de verandering van de status van het winkelcentrum In de Bogaard van 'reguliere detailhandel' naar 'te ontwikkelen centrum'. Gevolg is dat de verordening nu meer ruimte voor gemeenten biedt om gemotiveerd af te wijken van datgene wat in de ruimtelijke verordening is geregeld. Voor deze categorie centra binnen de hoofdstructuur wordt gestreefd naar een opwaardering van de detailhandelsfunctie in termen van kwaliteit (winkelbestand en openbare ruimte), parkeren en bereikbaarheid en imago/beleving. Onder voorwaarde van het toepassen van de SER-ladder kan voor deze categorie sprake zijn van uitbreiding van het winkelareaal. Gedeputeerde Staten zien er bij beoordeling van de bestemmingsplannen op toe dat die motivatie voldoende is.

4.2.2 Provinciale Verordening Ruimte

De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011.

Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen.

Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving.

In de ruimtelijke verordening kent het plangebied In de Bogaard de volgende aanduidingen:

  • liggend binnen bebouwingscontour, ladder voor duurzame verstedelijking;
  • gebied buiten opvanglocaties voor perifere detailhandel.

Voor dit bestemmingsplan is met name artikel 9: detailhandel relevant. Het detailhandelsbeleid van de provincie heeft als doelstelling de detailhandelsstructuur te versterken en de dynamiek in de sector te bevorderen. Het beleid is neergelegd in de notitie Detailhandel van 2012 (zie volgende paragraaf). Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in de bestaande winkelgebieden in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. Bij grootschalige ontwikkelingen moet een distributieplanologisch onderzoek worden opgesteld en is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO). In de Bogaard is geen gebied dat is aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel. Dit type detailhandel wordt dan ook niet mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Voor elke nieuwe ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat er een voorkeur bestaat voor het eerst herstructureren, intensiveren of transformeren van bestaand stedelijk gebied voordat locatie worden benut die hier buiten liggen. Dit bestemmingsplan maakt een beperkte transformatie van bestaand stedelijk gebied mogelijk en voldoet daarmee aan de doelstelling van de voor duurzame verstedelijking. Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk het voormalige belastingkantoor aan de Steenvoordelaan andere functies te geven (wonen, dienstverlening, lichte horeca, maatschappelijke voorzieningen en ontspanning en vermaak). Ook dit is een vorm van transformatie binnen bestaand stedelijk gebied.

4.2.3 Notitie Detailhandel Zuid-Holland

De provincie voert een actief detailhandelsbeleid vanwege de veelal bovenlokale gevolgen van bestemmings- of bouwplannen voor omvangrijke winkelcentrumprojecten of perifere detailhandel. In juli 2012 heeft de provincie de Notitie Detailhandel vastgesteld. Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in de bestaande winkelgebieden in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. De ladder voor duurzame verstedelijking is leidend bij de accommodatie van de ruimtevraag.

De provincie acht een nieuwe aanpak nodig om de winkelvastgoedmarkt te versterken. Deze aanpak is niet meer gericht op groei, maar op vernieuwing en aanpassing. Partijen moeten gezamenlijk het winkelvloeroppervlak en de zachte planvoorraad in omvang terugbrengen. Tegelijkertijd is het wenselijk om de dynamiek en de vernieuwing in de detailhandelsstructuur te stimuleren en de structuur te versterken. Kwaliteit moet leidend zijn. Ook is het nodig om kansrijke onderdelen van de bestaande detailhandelsstructuur te versterken en solitaire vestigingen te ontmoedigen.

Ten aanzien van detailhandel brengt de provincie de volgende koerswijzigingen aan in het beleid:

  • 1. Reductie winkelvloeroppervlak in een versterkte hoofdstructuur. Het is noodzakelijk het winkelvloeroppervlak en de planvoorraad in omvang terug te brengen, maar daarbij zoveel mogelijk de provinciale hoofdstructuur te versterken. Daarvoor maken we onderscheid tussen:
    • a. Ruimtelijk faciliteren van een beperkt aantal te ontwikkelen centra (volume-uitbreiding volgens het ‘ja- mits-principe);
    • b. Ruimtelijk restrictief beleid ten aanzien van te optimaliseren centra (volume-uitbreiding volgens het nee-tenzij-principe);
    • c. Beleid gericht op herstructurering van overige aankoopplaatsen (buiten de hoofdstructuur).
  • 2. Perifere detailhandel. Wij willen het aantal PDV-locaties terugbrengen en geen nieuwe ruimte bieden voor deze vorm van detailhandel.
  • 3. Toepassen SER-ladder. De ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder) is van toepassing op detailhandel. Dit betekent dat nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk zijn als de behoefte is aangetoond en er regionale afstemming heeft plaatsgevonden.

Winkelcentrum In de Bogaard is in de notitie (en ook in de provinciale verordening) aangeduid als een te ontwikkelen winkelcentrum. Voor deze categorie centra wordt gestreefd naar een opwaardering van de detailhandelsfunctie in termen van kwaliteit (winkelbestand en openbare ruimte), parkeren en bereikbaarheid en imago/beleving. Onder voorwaarde van het toepassen van de SER-ladder (‘ja- mits-principe’) kan voor deze categorie sprake zijn van uitbreiding van het winkelareaal.

In dit bestemmingsplan is ten opzichte van het vorige bestemmingsplan sprake van een uitbreiding van het aantal vierkante meters aan detailhandel. Deze extra vierkante meters is in de Sterpassage mogelijk gemaakt met een separate uitgebreide Wabo-procedure. Deze uitbreiding is verwerkt in dit bestemmingsplan.

4.2.4 Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 - 2020

Het Provinciaal Verkeer- en Vervoer Plan (PVVP) geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm wil geven. In het verlengde van het

Nationaal Verkeer- en Vervoer Plan (NVVP) van het Rijk, geeft het PVVP een antwoord op de problemen ten aanzien van de bereikbaarheid, de leefbaarheid en de verkeersveiligheid in Zuid-Holland.

De provincie Zuid-Holland kiest voor een beleid van beheerste groei van de mobiliteit. De provincie vindt dat terdege rekening moet worden gehouden met de eisen die de individuele reiziger en het bedrijfsleven aan de kwaliteit van hun mobiliteit stellen. De wens om de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden, vereist een kwaliteitssprong van het openbaar vervoer op alle niveaus. De komende jaren zal verbetering en instandhouding van de sociale veiligheid een hoge prioriteit krijgen, om daarmee te voorkomen dat het draagvlak voor het gebruik van het openbaar vervoer wordt ondermijnd.

De intensiteiten van het autoverkeer zijn zodanig dat een kleine toename van het verkeer tot een onevenredig grote toename van de knelpunten leidt. De provincie Zuid-Holland streeft naar een vermindering van de congestie door uit te gaan van de ‘4xB-benadering’: benutten, beprijzen, bouwen en besturen. Zuid-Holland dient een bereikbaarheidsniveau te hebben dat aansluit bij het beoogde (inter)nationale vestigingsmilieu. Daarom worden kwaliteitseisen gesteld aan de trajectsnelheden van de verschillende typen wegverbindingen.

Voor de provincie staat vast dat het fietsgebruik tal van maatschappelijke voordelen heeft boven andere vervoerwijzen. De provincie Zuid-Holland wil de mogelijkheden van de fiets dan ook zo goed mogelijk benutten. Gestreefd wordt naar een toename van het fietsgebruik. Met name automobilisten zullen verleid worden om voor de korte ritten, tot tien kilometer, vaker de fiets te nemen, in plaats van de auto. De provincie wil een volwaardig fijnmazig netwerk van zowel verkeers-, sociaal veilige, als comfortabele verbindingen aanbieden.

Groei van de mobiliteit mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie Zuid- Holland wil dan ook de problemen van te hoge uitstoot van vervuilende stoffen, geluidsoverlast en versnippering aanpakken. Eén van de ambities van de provincie is dan ook het duurzaam verbeteren van de omgevingskwaliteit in Zuid-Holland door het oplossen van de belangrijkste knelpunten in de omgevingskwaliteit en het voorkómen van nieuwe knelpunten.

4.2.5 Provinciale woonvisie 2011-2020

Op 12 oktober 2011 hebben Provinciale Staten de Woonvisie 2011-2020 vastgesteld. De Woonvisie geeft aan hoe vraag en aanbod van het woningbestand in Zuid-Holland zich de komende jaren ontwikkelen en hoe de provincie daarover afspraken wil maken met de regio's en gemeenten.

De voornaamste ambitie op het gebied van wonen is dat woningen passend zijn voor de huishoudens die ze bewonen. De Woonvisie zet daarbij in op:

  • behouden en benutten regionale verscheidenheid;
  • kaderstelling door de provincie voor de lange termijn; regionaal vindt uitwerking plaats;
  • voldoende goed woningaanbod voor iedereen;
  • niet meer woningen plannen dan nodig zijn.


In de Woonvisie 2011-2020 is aangegeven dat in de periode 2010-2020 in de Zuidvleugel een behoeftegroei is van 115.000 woningen. Weliswaar krimpt de bevolking in een klein deel van de provincie, met name in landelijk gebied, maar over de hele provincie genomen groeit het aantal huishoudens nog steeds. Dit bestemmingsplan biedt alleen via een wijzigingsbevoegdheid extra mogelijkheden voor woningbouw na transformatie. Als één van de wijzigingsvoorwaarden geldt dat het toevoegen van woningen regionaal afgestemd moet worden.

4.2.6 Beleid cultuurhistorie en archeologie provincie Zuid-Holland

Het beleid omtrent cultuurhistorie en archeologie van de provincie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.

Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen.

Uit de provinciale cultuurhistorische kaart blijkt dat het plangebied buiten de aangewezen topgebieden valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0005.jpg"

Uitsnede provinciale Cultuurhistorische waardenkaart

Volgens de kaart heeft het gehele plangebied een redelijke tot grote kans op het aantreffen van archeologische resten. Op dit moment wordt gewerkt aan een verwachtingskaart voor de gemeente Rijswijk waarin de informatie gedetailleerder wordt weergegeven. Op basis van de nieuwe kaart is voor het plangebied een verwachtingskaart gemaakt (zie paragraaf 5.7.1).

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Regionaal Structuurplan Haagland 2020

In het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) zijn de lijnen uitgezet voor de ontwikkeling van de regio Haaglanden tot 2020. Hierin wordt het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals bestemmingsplannen geschetst.

Daarnaast kijkt het plan alvast naar een verdere toekomst, zo rond 2030. Het plan is tot stand gekomen na overleg tussen de negen gemeenten in deze regio.

Winkelcentrum In de Bogaard / Sterpassage wordt in het structuurplan aangeduid als ‘Goed functionerend regionaal netwerk, winkelcentrum’ op de kaart Ontwikkelingsbeeld Haaglanden. Ook wordt het aangeduid als bestaand gebied op Projectenkaart Haaglanden. Met andere woorden: vanuit regionaal beleid wordt de locatie gezien als een goed functionerend winkelcentrum.

Uitvoeringsprogramma

In het uitvoeringsprogramma van het Structuurplan worden ten aanzien van Stadsgewest van wijken en buurten diverse doelen gesteld voor 2020:

  • Voldoende vestigingsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf;
  • Meer mogelijkheden voor menging van wonen en werken en opvang van arbeidsaanbod in de buurt;
  • Voldoende differentiatie in winkelaanbod.

In het uitvoeringsprogramma van het Structuurplan wordt gememoreerd aan een mogelijke uitbreiding In de Bogaard.

Detailhandel

In het uitvoeringsprogramma Structuurplan wordt ook verwezen naar de regionale detailhandelsvisie. Hoewel de detailhandelsvisie een tijdshorizon kent van 2011, blijft genoemde inzet ook gelden voor daarna. Uitbreiding van winkelareaal na 2011 zal in lijn moeten zijn met de bevolkingsgroei en dient tevens voor het grootste deel binnen de bestaande concentraties te worden ingepast. Daarnaast moet Haaglanden een regio blijven waar dynamiek en vernieuwing worden gestimuleerd. De Regionale Structuurvisie Detailhandel werkt vijf locatieprofielen uit: bovenregionaal verzorgende centra, regionaal verzorgende centra, lokaal verzorgende centra, kleine kernen en perifere detailhandelsvestigingen. Regionaal verzorgende centra zijn de stadscentra van Zoetermeer, Delft en Naaldwijk (Westland) en de winkelcentra Leidsenhage (Leidschendam-Voorburg) en In de Bogaard (Rijswijk).

4.3.2 Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006- 2011

Op 13 december 2006 is de "Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011" vastgesteld. Het doel is een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod te bewerkstelligen zodat de consument meer keuze en kwaliteit wordt geboden. Dit heeft weer een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie.

De kern van deze structuurvisie is dat prioriteit wordt gegeven aan het instandhouden en kwalitatief versterken van de bestaande detailhandelstructuur in Haaglanden. De inzet is om de bestaande structuur te behouden en daar waar nodig de komende vijf jaar kwalitatief te verbeteren. De visie stelt dat In de Bogaard een sterke positie heeft in de regio, een compleet aanbod heeft en goed scoort op bereikbaarheid.

Er wordt overigens gewerkt aan een nieuwe structuurvisie in samenwerking met de Stadsregio Rotterdam. Tot voltooiing van deze visie geldt de bovengenoemde structuurvisie als geldend beleid.

Toetsing plannen in regionaal centrum

Winkelcentrum In de Bogaard wordt in de structuurvisie aangeduid als ‘regionaal verzorgend centrum’, waarbij volgens de visie een marktruimte geldt van 8.700 tot 12.400 m². Plannen van 1.000 m² wvo of meer dienen in dit regionale centrum te worden gemeld aan en getoetst door de werkgroep detailhandel. Regionale instemming met deze plannen is vereist. Ook veranderingen in de branchering worden gemeld en getoetst wanneer het gaat om omzetting van PDV naar GDV of van PDV/GDV naar gewone detailhandel. Dit betreft in alle gevallen uitbreidingen boven 1.000 m². Ook moet worden gekeken naar of het initiatief past binnen de detailhandelsstructuur en of er voldoende ruimte aanwezig is.

In dit bestemmingsplan is ten opzichte van het vorige bestemmingsplan sprake van een uitbreiding van het aantal vierkante meters aan detailhandel. Deze extra vierkante meters is in de Sterpassage mogelijk gemaakt met een separate uitgebreide Wabo-procedure. Over deze uitbreiding heeft regionale afstemming plaatsgevonden en deze is verwerkt in dit bestemmingsplan.

4.3.3 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

Op 29 juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden haar eigen Regionale Nota Mobiliteit vastgesteld. De nota richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. Kern van de Regionale Nota Mobiliteit is dat er in de komende jaren veel maatregelen zullen moeten worden genomen om, ondanks een aanzienlijke verkeersgroei, de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan centraal in de nota.

De belangrijkste plannen voor de regio zijn:

  • 40% meer reizigers in het openbaar vervoer in 2020;
  • meer gebruik van de fiets;
  • kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto –vooral in de spits;
  • minder verkeersslachtoffers;
  • een beter en gezonder leefklimaat.

Daarnaast wil het stadsgewest bevorderen dat mensen bewuster kiezen voor het juiste vervoermiddel bij de juiste verplaatsing.

Op 16 april 2008 heeft de regio het supplement bij de Regionale Nota Mobiliteit vastgesteld, bekend onder de naam "Naar een toekomstbestendige bereikbaarheid".

Momenteel voert het Stadsgewest Haaglanden een aantal projecten uit om de bereikbaarheid te verbeteren:

  • Beter Benutten Haaglanden
  • Netwerk RandstadRail
  • Fietsactie 'Op de fiets werkt beter'
  • Tramlijn 19

Kansen, knelpunten en oplossingen worden jaarlijks gemonitord om de regio op de lange termijn bereikbaar en leefbaar te houden.

4.3.4 Regionaal Bestuursakkoord Water

Het Regionaal Bestuursakkoord Water is een initiatief van het stadsgewest Haaglanden, de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. Samen met de stadsgewestgemeenten wordt overlegd over de aanpak van de wateropgave binnen de regio. Het doel van het bestuursakkoord is om, aanvullend op de lopende maatregelen en plannen:

  • 1. het inzicht in de wateropgave te vergroten en een breed draagvlak te creëren voor het realiseren van een duurzaam watersysteem;
  • 2. het bevorderen van samenwerking waarbij alle partijen op zoek gaan naar de maatschappelijk meeste aanvaardbare oplossingen;
  • 3. creatieve en innovatieve oplossingen voor de wateropgave te zoeken;
  • 4. een Regionaal Bestuursakkoord Water af te sluiten, dat leidt tot maatregelen waardoor het gebied duurzamer wordt en voldoet aan de landelijke normen.

Water vasthouden en bergen vergt ruimte. Dat is lastig in een gebied waarin de ruimte al intensief wordt gebruikt voor vele stedelijke functies. Voor het inpassen van watermaatregelen is daarom een veelheid aan ruimtelijke afwegingen noodzakelijk. Dit is een primaire taak van gemeenten en provincie. De ingewikkelde samenhang van belangen maakt het uiterst moeilijk voor een individuele partij, zoals het waterschap, de wateropgave alleen op eigen kracht te realiseren. Naast beschikbaarheid van ruimte voor berging is de inrichting en het beheer van het watersysteem van grote invloed op de regulering van de waterhuishouding. Door de slimme aanleg en/of inzet van watergangen, gemalen, stuwen en sluizen kan ook de neerslag die in toekomst regulier zal zijn, worden opgenomen in het watersysteem. Burgers en bedrijven gaan er vanuit dat wateroverlast niet mag voorkomen. Vandaag de dag echter kan niemand enige overlast in de toekomst uitsluiten. Het is zelfs zo dat acceptatie van periodieke en gereguleerde wateroverlast tot één van de mogelijke oplossingen behoort. Acceptatie van of in elk geval begrip voor deze aanpak van de wateropgave vraagt om een actief communicatiebeleid met burgers en bedrijven.

Het uitvoeren van de nieuwe wateropgave in de gebieden, waaronder zowel polders als boezemlanden worden verstaan, is een samenspel tussen Delfland, gemeenten en –waar mogelijk– private partijen. Gezamenlijk uitgangspunt is dat duurzame oplossingen tegen de laatste kosten de voorkeur verdienen. In 2001 is het ABC-Delfland Boezemprogramma vastgesteld. Het bestuur van Delfland heeft hoge prioriteit toegekend aan het op orde brengen vanuit het oogpunt van veiligheid. In de tweede plaats om wateroverlast in het boezemland en polders te voorkomen. De maatregelen voor het boezemsysteem zijn inmiddels in uitvoering.

De polders in de gemeente Rijswijk bestaan uit de Noordpolder, Plaspoel- en Schaapweipolder, Hoekpolder en Hoge Broekpolder.

4.3.5 Milieu-Instrument voor Ruimtelijke Plannen

Het Stadsgewest Haaglanden heeft een milieu-instrument voor ruimtelijke plannen (MIRUP) opgesteld. Het MIRUP geeft aanknopingspunten voor een traject van duurzame ruimtelijke planvorming en heeft als doel om de inbreng van verschillende duurzaamheidsaspecten in het ruimtelijke planproces te structureren. Het biedt instrumenten, methodieken, kaartmateriaal, ambities, maatregelen en voorbeelden.

In het MIRUP worden duurzaamheidsambities en maatregelen weergegeven voor de thema's: ruimtegebruik, verkeer, water, natuur, energie en leefbaarheid. Bij het benoemen van duurzaamheidsambities onderscheidt het MIRUP negen verschillende gebiedstypen. In de Bogaard valt onder het gebiedstype ‘stedelijk gebied’.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Economische visie

Ruimtelijk-economische strategie 2010-2018 uit de Economische visie

Rijswijk heeft in potentie een aantrekkelijk vestigingsmilieu en een uitstekende ligging. De laatste jaren heeft Rijswijk echter last van de wet van de remmende voorsprong. De werkgelegenheidsgroei blijft achter bij die van Haaglanden, zelfs in sectoren waar Rijswijk van oudsher sterk in is. Oorzaken hiervoor zijn vooral de veroudering van het vastgoed, de functiescheiding en het ontbreken van een duidelijk imago. Vernieuwing en een duidelijke profilering zijn daarom essentieel. Dit moet gestalte krijgen door middel van het inzetten op een viertal pijlers: de Plaspoelpolder, In de Bogaard, Oud-Rijswijk en het internationale vestigingsklimaat. Met deze vier pijlers kan Rijswijk zich regionaal profileren.

Beleid Detailhandel

De Rijswijkse winkelcentra moeten gekoesterd worden, waarbij een impuls wel noodzakelijk geacht wordt. Er is een aantal bedreigingen waarneembaar, maar tevens ligt er een aantal kansen. De winkelcentra In de Bogaard en Oud-Rijswijk bieden potentieel voor een regionale profilering.

Beleidslijn In de Bogaard

Winkelcentrum In de Bogaard is de tweede pijler. Het versterken van de positie van het regionale winkelcentrum In de Bogaard is noodzakelijk om de regionale concurrentie de baas te blijven. Het centrum dient zich verder te ontwikkelen tot een volwaardig, levendig en onderscheidend centrum met een hoger winkelsegment.

Om dit te bereiken is het creëren van een onderscheidend vermogen noodzakelijk door middel van een verbetering van de profilering, het verhogen van het economisch draagvlak door middel van het verbeteren van het woonklimaat en het verbeteren van de aantrekkelijkheid van het gebied. Het gebied kan aantrekkelijker gemaakt worden door het toevoegen van andere functies, beperkte uitbreiding van niet-dagelijkse detailhandel, vernieuwing en het optimaliseren van de bereikbaarheid. Kansen liggen er ook bij het creëren van sfeerbeleving en een onderscheidend karakter. Dit sluit aan bij diverse nationale trends. Rijswijk doet er goed aan om in te steken op trends als het huisvesten van funshoppen en run-shoppen bij voorkeur op één locatie, de stijgende vraag naar leisurefuncties en vermaak in de winkelgebieden (vrijetijdseconomie) en branche- en sectorvervaging.

Een bedreiging vormt echter de toenemende concurrentie van andere winkelgebieden in combinatie met de zwakkere punten van het winkelcentrum; mogelijke inperking van het winkelaanbod door toenemende leegstand en beperkte aanvullende functies (bijv. groen, wonen, leisure en avondhoreca).

Om deze ambitie te halen zijn de volgende beleidsspeerpunten neergelegd voor In de Bogaard:

  • Verbetering profilering;
  • Toevoeging van andere functies;
  • Beperkte uitbreiding niet-dagelijkse detailhandel;
  • Vernieuwing;
  • Optimaliseren bereikbaarheid.

In dit bestemmingsplan zijn enkele relevante uitgangspunten en ambities vertaald naar de regels. Zo kan ten opzichte van het vorige bestemmingsplan flexibeler omgegaan worden met de vestigingsmogelijkheden van verschillende voorzieningen in het winkelcentrum. Ook worden vestigingsmogelijkheden geboden voor functies in de sector 'ontspanning en vermaak'. Daarbij is tegelijkertijd een positioneringsstudie opgesteld die uitspraken doet over het gewenste toekomstbeeld van In de Bogaard.

4.4.2 Woonvisie Rijswijk 2007+

In de Woonvisie Rijswijk 2007+ worden de belangrijkste keuzes omtrent het wonen voor een periode tot 2015 weergegeven met een doorkijk tot 2020. Het doel van de woonvisie is inzicht te geven in de volgende punten:

  • een helder beeld van de knelpunten op de woningmarkt in Rijswijk;
  • een beleidskader voor het formuleren van programmatische uitgangspunten voor de (her) ontwikkeling van woningbouwlocaties;
  • inzicht in de taakstelling van diverse betrokken partijen bij de invulling van het woonbeleid;
  • formuleren van hoofddoelstellingen en concrete actiepunten op het beleidsveld en de daaraan gerelateerde woningbouwplanning;
  • de woonvisie vormt de basis voor het opnieuw maken van prestatieafspraken met de corporaties.

De aanpak van stedelijke vernieuwing in brede zin staat binnen Rijswijk centraal. Hierbij zijn de volgende twee motto’s uitgangspunt: ‘stijging en binding’ en ‘ruimte voor dynamiek’. Een evenwichtige stedelijke vernieuwing zet in op huidige bewoners én op bewoners die binnen de stad een wooncarrière willen maken. Dit is het doel van stijging en binding. Een differentiatie aan woontypen en goede voorzieningen maakt het mogelijk om de wooncarrière in de wijk voort te zetten.

Het motto ‘ruimte voor dynamiek’ betreft verschillende aspecten:

  • ruimte voor groeiende behoefte;
  • ruimte voor de verschillende doelgroepen en woonwensen;
  • ruimte voor herstructurering;
  • ruimte voor vernieuwing in de sociale sector.

De genoemde opgaven kunnen samengevat worden in drie doelstellingen:

  • 1. voldoende, goede woningen voor de doelgroepen op de woningmarkt;
  • 2. fysiek investeren in sterke woonmilieus;
  • 3. sociaal investeren: aanpak van wijken, wonen, welzijn en zorg.

In de Bogaard is in de Woonvisie ingedeeld in een centrumstedelijk woonmilieu/ hoogstedelijk wonen. Randvoorwaarden, kansen en aanvullingen voor het hoogstedelijk wonen zijn:

  • Ontwikkelingen aansluitend op ontwikkelingen laatste jaren: centrumstedelijk wonen.
  • Bij transformatie is hoogstedelijk woonmilieu richtinggevend.
  • Verknopen randen en assen aangrenzende buurten met Artiestenbuurt (Churchilllaan, Prinses Beatrixlaan, Generaal Spoorlaan)
  • Levensloopbestendig bouwen, versterking van functie als woonservicezone.
  • Ontwikkeling woonservicezone Stationskwartier
  • Kwaliteitsslag goedkope voorraad
  • Toevoegen van appartementen in het middeldure huursegment is een zinvolle aanvulling.
  • Herontwikkeling portieketagewoningen.

Langs de hoofdassen en knooppunten binnen Rijswijk liggen kansen om te komen tot onderscheidende, stedelijke milieus. Dit in aansluiting op onder meer de visie op hoogbouw. De doelgroep die hiermee beoogd wordt, is: kleine huishoudens, met een hoge kwaliteitsvraag en een voorkeur voor een stedelijke woonomgeving. Bij dit type woonmilieu passen kwalitatief hoogwaardige appartementen in toonaangevende gebouwen (zie In de Bogaard en omgeving). Kansen liggen aan de grote verkeersassen, zoals de Churchilllaan, de Generaal Spoorlaan of de Beatrixlaan.

4.4.3 Hoogbouwvisie

Op 24 april 2007 heeft de gemeenteraad van Rijswijk de Hoogbouwvisie van Rijswijk vastgesteld als richtinggevend kader voor nieuwe ontwikkelingen die hoogbouw behelzen. Met de samenhangende visie op hoogbouwontwikkelingen in Rijswijk is het mogelijk geworden om in een breder kader te beoordelen of hoogbouw op een voorgestelde plek wel of niet wenselijk is. De hoogbouwvisie vervult de behoefte aan een beoordelingskader om de discussie over hoogbouwplannen beter te kunnen structureren.

Een belangrijk kenmerk van de huidige Rijswijkse bebouwing is de veel- en overal voorkomende hoogbouw. Door meer structuur aan te brengen in deze hoogbouw wordt de ruimtelijke en landschappelijke structuur van Rijswijk nog verder benadrukt. De eigenheid, uniciteit en herkenbaarheid van Rijswijk in de regio wordt daarmee vergroot. Tevens kan met hoogbouw een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de herstructureringsopgave.

Het ontwikkelen van hoogbouw binnen een bestaand stedelijk verband vraagt een zorgvuldige ruimtelijke afweging. Toekomstige hoogbouw moet een meerwaarde van kwaliteit, beleving en duurzaamheid opleveren. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt moet bij de ontwikkeling van hoogbouw rekening worden gehouden met de volgende aspecten:

  • visuele en architectonische kwaliteiten van de hoogbouw;
  • relatie met de omgeving;
  • uitzicht en skyline;
  • creëren van optimale bereikbaarheid en efficiënt parkeren;
  • creëren van woon- en werkgelegenheid dichtbij voorzieningen;
  • intensiveren van bebouwing.

De hoogbouwvisie ziet winkelcentrum In de Bogaard als concentratiegebied voor hoogbouw, met de volgende typering in de huidige situatie: ‘Overwegend 4-6 lagen’ en met beleid: ‘Concentratie van hoogbouw’.

4.4.4 Structuurvisie Mobiliteit Rijswijk 2020

Om de ontwikkelingen op het terrein van de mobiliteit optimaal te benutten, is de ‘Structuurvisie Mobiliteit Rijswijk 2020’ opgesteld. Hoewel Rijswijk goed bereikbaar is, neemt de druk op het wegennet toe doordat de vraag naar mobiliteit toeneemt. De reiziger stelt steeds hogere eisen aan de kwaliteit van het openbaar vervoer en de informatievoorziening. Ook door ruimtelijke ontwikkelingen zoals in Rijswijk Zuid en Eikelenburg dienen verkeersnetwerken te worden aangepast en uitgebreid. Aan de hand van 10 kernpunten wordt het mobiliteitsbeleid van de gemeente vorm gegeven. De kernpunten zijn in te delen in drie thema’s, te weten: Bereikbaarheid, Verkeersveiligheid en Leefbaarheid.

Thema Bereikbaarheid

Rijswijk is goed bereikbaar. Om dat zo te houden, wil de gemeente het verkeerssysteem, zoals fietsen wandelpaden, snelwegen, spoorlijnen en busverbindingen, op een duurzame manier inrichten. Een robuust systeem, dat de groei van het verkeer opvangt die bijvoorbeeld ontstaat door de economischevooruitgang en de uitbreiding van het aantal woningen. Zo zorgen we dat Rijswijk, ook in de toekomst, goed bereikbaar blijft.

Het thema Bereikbaarheid bevat zes verbeterpunten:

  • Betrouwbare bereikbaarheid toplocaties;
  • Verkeer bundelen, ordenen en inpassen;
  • Slimme mix van vervoerswijzen;
  • Optimaliseren openbaar vervoer;
  • Stimuleren langzaam verkeer;
  • De veroorzaker van nieuwe mobiliteit betaalt (mee).

Voor winkelcentrum In de Bogaard is bereikbaarheid een belangrijk thema. Deze structuurvisie onderkent dit belang en zorgt voor een goede en veilige verkeersontsluiting rondom het winkelcentrum.

Thema Verkeersveiligheid

In Rijswijk staat verkeersveiligheid hoog op de politieke en maatschappelijke agenda. Uit onderzoek blijkt dat het gevoel van verkeersveiligheid in Rijswijk ruim boven het landelijke gemiddelde ligt. Gedegen voorlichting moet bewoners verder bewust maken van de gevolgen van te hard rijden of rijden onder invloed. Onveilige situaties worden aangepakt. Alles om het aantal ongevallen te verminderen en van Rijswijk een verkeersveilige stad te maken. Het thema Verkeersveiligheid bevat twee kernpunten:

  • Verder verbeteren verkeersveiligheid;
  • Focus op bewustwording.


Thema Leefbaarheid

Leefbaar wonen betekent lekker wonen. Met aandacht voor de openbare ruimten, groen én veiligheid. Zo krijgen duurzame manieren van vervoer, zoals fietsen, lopen en het openbaar vervoer prioriteit. En wordt door aanpassing van wegen de geluidsoverlast gereduceerd en de luchtkwaliteit verbeterd. Zo kunnen inwoners en bezoekers van Rijswijk in een prettige omgeving wonen, werken en leven. Het thema Leefbaarheid bevat twee kernpunten:

  • Bevorderen duurzame mobiliteit;
  • Beheersen parkeerdruk.
4.4.5 Welstandnota

In de Welstandsnota van de gemeente Rijswijk zijn op zo concreet en objectief mogelijke wijze welstandscriteria met betrekking tot het bouwen vastgelegd. Deze criteria vormen voor het college van Burgemeester en Wethouders uitgangspunt bij de toetsing van bouwplannen. De Welstandsnota heeft tot doel het gemeentelijk welstandsbeleid doorzichtig, objectief en bespreekbaar te maken. Rijswijk is een gemeente met een verscheidenheid aan gebiedstypen. De verscheidenheid in landschap en bebouwing geven de ‘natuurlijke’ grenzen aan de gebieden. De gemeente Rijswijk is in tien gebiedsthema’s verdeeld. Binnen een gebiedsthema kan onderscheid worden gemaakt in weerstandsniveaus. In het welstandsniveau komt de beleidsambitie naar voren. Het gebiedsgericht welstandsbeleid maakt onderscheid in het welstandsniveau tussen gebieden en soms binnen die gebieden. De volgende welstandsgebieden kunnen onderscheiden worden.

a. bijzondere welstandsgebieden

In beeldbepalende gebieden zijn bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige en/of architectonische kwaliteiten aanwezig, waardoor het beleid vooral gericht is op het handhaven van die kwaliteiten. In geval van nieuwe planvorming dient de nadruk te liggen op aanpassing aan de aanwezige kwaliteiten en waar mogelijk het herstellen van verloren waarden.

b. reguliere welstandsgebieden

In reguliere welstandsgebieden is, door de grote mate van herhaling van eigenschappen en aanvragen, sprake van steeds terugkerende thema’s. Vooral de planmatig ontwikkelde wijken, die in de loop van de vorige eeuw in korte tijd zijn ontwikkeld, worden als zodanig gezien.

c. welstandsvrije gebieden

De Woningwet biedt de mogelijkheid tot het uitsluiten van bepaalde gebieden van welstandstoezicht. Behalve voor gebieden kan de gemeenteraad ook bepalen dat voor bepaalde categorieën bouwwerken of standplaatsen geen redelijke eisen van welstand gelden.

De algemene welstandscriteria vormen het uitgangspunt voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. De wijken die tot dit type behoren hebben een regulier welstandsniveau. Uitgangspunt voor de algemene welstandscriteria is de aanname dat de kwaliteit van een gebouw is gerelateerd aan de volgende aspecten:

  • relatie tussen vorm, gebruik en constructie;
  • relatie tussen bouwwerk en omgeving;
  • betekenis van vormassociaties in de sociaal-culturele context;
  • evenwicht tussen helderheid en complexiteit;
  • schaal en maatverhoudingen;
  • materiaal, textuur, detaillering, kleur en licht.

De basis van gebiedsgerichte welstandscriteria wordt gevormd door de indeling in gebiedsthema’s: gebieden met overwegend gelijksoortige ruimtelijke verschijningsvorm. Op de kaart gebiedsthema’s, behorende bij de Welstandsnota, is In de Bogaard aangeduid als “Projecten na 1985”.

De wijken die tot dit gebiedsthema behoren, hebben een regulier welstandsniveau. Waar zowel de voor- als achterkant van panden aan de openbare ruimte grenzen, is het uitgangspunt dat plannen aan beide zijden beoordeeld worden. Bij handhaving van de stedenbouwkundige en architectonische hoofdlijnen, kan veel ruimte zijn voor verandering en dynamiek. Er kan veel, mits de materialisatie er niet op achteruitgaat.

4.4.6 Herijking Toekomstarrangement "Verassend Veelzijdig Rijswijk"

De toekomstvisie van Rijswijk (het Toekomstarrangement ‘Verrassend Veelzijdig Rijswijk’) is in 2001 opgesteld. Intussen hebben de ontwikkelingen in Rijswijk (en daarbuiten) niet stilgestaan. Door de gemeentelijke herindeling veranderde Rijswijk van karakter, althans voor wat betreft de uitbreiding van het aantal woningen en de groei van de bevolking. Rijswijk werd daardoor een herontwikkelingsgemeente in plaats van een groeigemeente. Dit is de reden geweest voor de herijking van het Toekomstarrangement van Rijswijk.

Het karakter van Rijswijk wordt bepaald door een aantal sterke kwaliteiten die Rijswijk kenmerken. Rijswijk is een groene stad met een kenmerkende onderscheidende stedenbouwkundige structuur. Rijswijk heeft een diversiteit aan krachtige woonmilieus en tegenpolen. Tevens heeft Rijswijk een hoogvoorzieningenniveau op het gebied van gezondheidszorg en welzijn, sport en recreatie, een volledig onderwijsaanbod en vooraanstaande winkelgebieden. Ook de omgeving van Rijswijk draagt daaraan bij. Rijswijk en haar wijken zijn goed bereikbaar door het snelwegennet in de nabije omgeving; het hoofdwegennet in Rijswijk en goede openbaar vervoersvoorzieningen. Daarnaast heeft Rijswijk een sterk bedrijfsleven met een groot aantal arbeidsplaatsen en een goed georganiseerde bedrijvenvereniging. Op basis van deze kwaliteiten kan het karakter van Rijswijk als volgt kernachtig worden samengevat: “Rijswijk is een groene woonstad in het hart van de regio Haaglanden”.

Rijswijk kan geprofileerd worden als een zelfbewuste groene stad, gunstig gelegen in Haaglanden met een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving. Een complementaire stad, die in een netwerk samenwerkt met publieke en private partners. Voor dit toekomstbeeld is de volgende strategie opgesteld. Het op peil houden van de kwaliteiten en investeren waar nodig in verbetering en waar mogelijk in uitbreiding. Het gaat hierbij om krachtig geprofileerde woonmilieus, recreatief groen, hoogwaardige voorzieningen op gebied van welzijn en gezondheidszorg, onderwijs, sport en recreatie en winkelen, hoog veiligheidsniveau, werkgelegenheid en beschikbare kwalitatief hoogwaardige bedrijfslocaties. Er wordt uitgegaan van samenwerking met partners die beschikken over innovatieve ideeën en doorzettingsmacht met actieve en competente burgers/vrijwilligers, met partners in de regio op het gebied van bovenlokale, grensoverschrijdende vraagstukken. Hierbij worden randvoorwaarden gesteld met betrekking tot het waarborgen van financiële stabiliteit, een resultaatgerichte bestuurscultuur en een vraaggerichte, integraal werkende ambtelijke organisatie.

4.4.7 Milieubeleidsplan Rijswijk 2012-2020

Op 15 september 2011 hebben Burgemeester en Wethouders het Milieubeleidsplan vastgesteld en het is door de gemeenteraad goedgekeurd op 1 november 2011.

Het milieubeleid van de gemeente Rijswijk heeft als uitgangspunten vermindering van de milieubelasting en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Dit wordt nagestreefd door de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten op kansrijke onderwerpen. Nieuw beleid wordt ontwikkeld voor geluid, externe veiligheid en afval.

De uitgangspunten met betrekking tot het gemeentelijk milieubeleidsplan zijn:

  • 1. Onderwerpen die wettelijk geregeld zijn en waarbij verdere ambities niet nodig zijn, worden niet uitgewerkt;
  • 2. Waar mogelijk wordt een ambitieniveau vastgesteld. Is dit niet mogelijk dan wordt beschreven wat het gemeentebestuur gaat doen om dat mogelijk te maken. De gemeenteraad krijgt hiermee een instrument om de voortgang van de maatregelen te monitoren;
  • 3. Het ambitieniveau wordt mede bepaald door de beschikbare middelen, de praktische mogelijkheden en de mate waarin de oorzaak van het betrokken probleem door het gemeentebestuur te beïnvloeden is.

Het milieubeleidsplan wordt tegelijk met het gemeentelijk duurzaamheidsbeleidsplan vastgesteld. De plannen liggen in elkaars verlengde. Het milieubeleidsplan richt zich allereerst op het milieu binnen de gemeentegrenzen en zoals de inwoners van Rijswijk dat ervaren. Het duurzaamheidsbeleid gaat verder. Het richt zich op de gevolgen van ons gedrag op de hele wereld en voor de komende generaties. Het milieubeleidsplan en het duurzaamheidsbeleidsplan hebben dezelfde uitgangspunten maar kunnen los van elkaar gelezen worden. Beide plannen hebben een eigen uitvoeringsprogramma. waarover separaat gerapporteerd wordt.

4.4.8 Duurzaamheidsagenda 2020: Op weg naar een duurzaam Rijswijk

Op 1 november 2011 is het duurzaamheidsplan: ‘Duurzaamheidsagenda 2020: Op weg naar een duurzaam Rijswijk’ vastgesteld door de Raad. In het duurzaamheidsplan wordt de ambitie beschreven en de inzet die de gemeente moet plegen om de doelstellingen te behalen in 2020. In 2020 wil de gemeente Rijswijk een groene, schone en milieuvriendelijke gemeente zijn. Bovendien heeft de gemeente de ambitie gesteld: Rijswijk stoot in 2020 25% minder CO2 uit ten opzichte van 2011.

Voor de gemeente Rijswijk betekent duurzaamheid:

  • verbetering in kwaliteit leefomgeving (people)
  • minimaliseren milieubelasting en energiegebruik (planet)
  • maximaliseren van ecologische waarden (planet)
  • betaalbaarheid (profit)

Duurzaamheid grijpt in verschillende thema’s: wonen, mobiliteit, bouwen, ondernemen, etc. Om duurzaamheid te concretiseren en structuur te brengen, wordt de volgende indeling gemaakt:

  • 1. verduurzamen bestaande woningvoorraad
  • 2. duurzaam bouwen
  • 3. duurzame mobiliteit
  • 4. duurzame gebiedsontwikkeling/herstructurering
  • 5. duurzaam ondernemen
  • 6. duurzame energie
  • 7. gedragsverandering
  • 8. voorbeeldfunctie gemeente.

In het duurzaamheidsplan wordt per thema aangegeven wat de ambitie is en wat daarvoor nodig is om het te bereiken. Alle doelstellingen per thema moeten leiden tot een duurzame gemeente, die schoner, groener en milieuvriendelijker is.
Het duurzaamheidsplan verwijst voor het thema duurzaam bouwen naar de ambities in het plan van aanpak duurzaam bouwen.

4.4.9 Waterplan Rijswijk 2008-2015

De gemeente Rijswijk en het Hoogheemraadschap van Delfland streven gezamenlijk naar een duurzaam veilig en robuust watersysteem binnen de gemeente Rijswijk, te bereiken door een optimale samenwerking tussen de verschillende partijen. Ten behoeve van dit streven stellen beide partijen een gezamenlijk waterplan op. In het waterplan worden de knelpunten en kansen binnen de waterhuishouding in de gemeente naar voren gebracht. Daarnaast is de visie tot het jaar 2015 weergegeven. De versterking van het watersysteem is met name gericht op:

  • de robuustheid van het watersysteem, met name de bergingscapaciteit en daarmee de veiligheid van het watersysteem;
  • de belevingswaarde en daarmee samenhangend een goede kwaliteit van water, oevers en waterbodem;
  • versterking van natuurwaarden en ecologische verbindingen.

Ten behoeve van de waterkwantiteit dient de compensatie van waterberging die nodig is ten gevolge van de toename van verhard oppervlak, bij voorkeur binnen het plangebied te worden gerealiseerd. Bij de aanleg van de waterberging staat het belevingsaspect van het water centraal. Ook is het daarbij mogelijk om innovatieve oplossingen voor waterberging toe te passen.

Ten aanzien van de waterkwaliteit dient in 2015 het water te voldoen aan de meeste grenswaarden. Daarnaast dient het watersysteem te voldoen aan de vereisten voortvloeiend vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water en de EU-zwemwaterrichtlijn 2006/7/EG. Waar het mogelijk en wenselijk is dienen natuurvriendelijke oevers te worden aangelegd; met name ter versterking van de ecologische verbindingen.
Bij ontwerp, inrichting en onderhoud van watergangen moet niet alleen rekening worden gehouden met de waterhuishoudkundige taak (peilbeheer), maar ook met het streefbeeld van het betreffende deelgebied met betrekking tot het water en de oevers. Achterstallig beheer en onderhoud van het watersysteem moet worden vermeden. De dikte van de sliblaag in de watergangen dient daarom beperkt te worden gehouden.

Het streven is gericht op het oprichten van een loket waar burgers terecht kunnen met (grond)wateroverlast problemen. De gemeente zorgt in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland en de provincie voor het oplossen van de problemen. Met behulp van een grondwatermeetnet zal de gemeente inzicht hebben in de grondwaterstandsontwikkelingen. De burgers van Rijswijk dienen meer waterbewust te worden en beter te begrijpen dat het wonen in een polder met veel oppervlaktewater verstandig omgaan met water vergt. Daarbij kan de belevingswaarde van het water worden versterkt door bijvoorbeeld het plaatsen van straatmeubilair of het verwijderen van hoog opgaand struikgewas zodat het water vanaf de openbare ruimte weer zichtbaar wordt. Tenslotte is het van belang dat bij de gemeente voldoende vakkennis en aandacht is voor water. Het belang van water dient vroegtijdig onderkend te worden tijdens planvorming, beleidsontwikkeling en projectuitvoering.

In de Bogaard maakt onderdeel uit van het deelgebied Rijswijk-Midden. In dit deelgebied is relatief veel oppervlaktewater met hier en daar brede oevers aanwezig. Rondom en onder het winlkelcentrum de Bogaard liggen lange duikers waardoor minder oppervlaktewater zichtbaar is. De lozingen vanuit de riolering zijn verspreid aanwezig. Het benutten van de aanwezige oevers voor een milieuvriendelijke inrichting en vergroting van het wateroppervlak kunnen de beleving van het water verhogen. Het deelgebied Rijswijk-Midden heeft het streefbeeld ‘praktisch water’ plus meegekregen. De plus heeft betrekking op de mogelijkheid om bij herstructureringen (bijvoorbeeld de Muziekbuurt en de mogelijke ondertunneling van de Prinses Beatrixlaan) een versterking van het aspect beleving van water aan te brengen.

4.4.10 Groenbeleidsplan 2012- 2020 BomeNatuuRecreatie

Op 16 februari 2010 is het groenbeleidsplan vastgesteld. De groenstructuur van Rijswijk bestaat uit de boomstructuur, natuurstructuur en recreatiestructuur. De principes die hier sturend bij zijn, zijn duurzaamheid, verbinden en beleven. Deze structuren vormen tezamen de groene hoofdstructuur van Rijswijk.

Deze hoofdgroenstructuur is kort samen te vatten als de twee grote groene groengebieden plus het bomenraster plus een groene dooradering van de stad. De twee grote groengebieden zijn de landgoederenzone in het noorden en de stadsparkzone in het zuiden van de stad en zijn door hun omvang ook onderdeel van de regionale structuur. De bomenlanen in rasterstructuur zijn kenmerkend voor Rijswijk en een deel van Rijswijks groene identiteit. De Prinses Beatrixlaan is in het groenbeleidsplan aangeduid als primaire verbinding.

De groene dooradering van de bebouwde kom van Rijswijk wordt gevormd door een netwerk van wijkparken en groene verbindingen in combinatie met de rasterstructuur van de bomenlanen (zie ook afbeelding 5). De dooradering zorgt voor wisselwerking tussen het groen en de woon- en werkomgeving en biedt de mogelijkheid om dichtbij huis of werk te kunnen recreëren. Veder worden de landgoederenzone en de stadsparkzone door deze dooradering met elkaar en met de stad verbonden

Artistenbuurt/ Stationskwartier

Het plangebied In de Bogaard valt onder het deelgebied Artiestenbuurt/ Stationskwartier.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0006.jpg"

De sfeer in dit deelgebied wordt voornamelijk bepaald door de aanwezigheid van hoogbouw. De bomenrijen langs de Sir Winston Churchilllaan, Prinses Beatrixlaan en Generaal Spoorlaan vallen onder de hoofd boomstructuur en zijn markante lanen. Er wordt gestreefd naar doorlopende bomenrijen. In het plangebied is de Steenvoordelaan een belangrijke bomenlaan en structuurbepaler. De open passages in het winkelcentrum behoren tot de andere belangrijke bomenrijen.

De pleinen rond het winkelcentrum hebben naast de gebruiks- en verbinden functie tevens een belangrijke representatieve functie. Het Bogaardplein vervult op stedelijk niveau de functie van stadsplein en het aanwezige groen zal een verzorgd en kleuurrijk uiterlijk hebben. Een minpunt van het winkelcentrum is dat water te weinig zichtbaar is. Dit komt vooral door de aanwezigheid van lange duikers.

4.4.11 Nota Bodembeheer

Op 25 juli 2011 is de Nota Bodembeheer vastgesteld. De Nota Bodembeheer beschrijft op welke wijze de gemeente Rijswijk invulling geeft aan de toepassing van grond op de landbodem volgens het Besluit bodemkwaliteit zoals dat met ingang van 1 juli 2008 van kracht is geworden. De beleidsvernieuwing uit het Besluit bodemkwaliteit maakt het noodzakelijk, dat de gemeente een nieuw beleid formuleert voor het hergebruik van grond en baggerspecie. Het Besluit maakt het mogelijk om voor grondverzet beleid op te stellen dat is toegespitst op de lokale situatie (gebiedsspecifiek kader), of om landelijke normen te gebruiken voor grondverzet (generiek kader). Dit betekent dat de gemeente een keuze moet maken tussen een generiek of gebiedsspecifiek beleidskader.

In de Bogaard is op de bodemfunctiekaart ingedeeld in deelgebied "Wonen met tuin". Op de kaart "homogene deelgebied" valt In de Bogaard onder deelgebied "Wonen West". In paragraaf 5.3 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

4.4.12 Gemeentelijk Rioleringsplan Rijswijk 2006-2010

In de Wet Milieubeheer is de verplichting voor de gemeente tot het opstellen van een Gemeentelijk Rioleringsplan opgenomen. De doelstelling van het rioleringsbeleid van de gemeente Rijswijk is om in de nabije en verder toekomst de kwaliteit en capaciteit van het rioolstelsel binnen het wettelijk kader op peil te houden tegen zo gering mogelijke kosten. Hierbij dient met de riolering alleen het echte vuile water te worden ingezameld en getransporteerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie.

De doelen uit het voorgaan Gemeentelijk Rioleringsplan blijven voor de komende planperiode in grote lijnen gehandhaafd. De doelen zijn:

  • 1. inzameling en transport van het binnen het gemeentelijk gebied geproduceerde afvalwater;
  • 2. beperken van vuiluitworp naar oppervlaktewater door afvalwater;
  • 3. beperken van vervuiling van bodem en grondwater door afvalwater;
  • 4. beperken van wateroverlast;
  • 5. beperken van andersoortige overlast;
  • 6. doelmatig beheer en goed gebruik van de riolering.
4.4.13 Nota's Cultureel erfgoed gemeente Rijswijk

Momenteel wordt er een nieuwe nota ontwikkeld ‘Nota Cultureel Erfgoed Gemeente Rijswijk 2012 - 2016’. In deze nota wordt het beleid rondom monumenten en archeologie aangescherpt op basis van recente ontwikkelingen. Waar in het verleden werd gekeken naar de tweedeling van erfgoed onder en boven de grond (archeologie en monumentenzorg), wordt nu gekeken naar het geheel onder de noemer cultureel erfgoed. Cultureel erfgoed valt grofweg onder te verdelen in drie thema’s; archeologie, historische (steden)bouw en cultuurlandschap. Deze drie thema’s zijn met elkaar verbonden (bijvoorbeeld het monumentale landhuis, met daarom heen het cultuurlandschap en eventuele archeologische resten).

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0007.jpg"

Kaart archeologische verwachtingswaarden In de Bogaard (zie verder: 5.7)

De oude instrumenten blijven bestaan, we zien echter een verschuiving van objectgerichte naar gebiedsgerichte monumentenzorg. Om cultureel erfgoed een volwaardige plek te geven in onze leefomgeving, moet zij verankerd zijn in de ruimtelijke instrumentaria zoals structuurvisies, bestemmingsplannen en MER’s. Vanaf 1 januari 2012 is het dan ook wettelijk verplicht voor gemeenten om rekening te houden met cultuurhistorie in bestemmingsplannen. Bij toekomstige planologische ontwikkelingen zal cultureel erfgoed aan het begin van het planproces een plek krijgen zodat zij niet als ‘lastpost’ achteraf wordt beschouwd. Door de decentralisatie van rijkstaken, krijgt de gemeente een belangrijke taak in het behoud van cultureel erfgoed. Naast de beleidsontwikkeling, blijft zij ook de vergunningscoördinator, handhaver en adviseur voor archeologie en monumentenzorg.

In paragraaf 5.7 wordt dieper op dit onderwerp ingegaan.

4.4.14 Nota parkeernormen

De Nota Parkeernormen Gemeente Rijswijk is op 8 februari 2011 vastgesteld door de gemeenteraad. Om in de toekomst voldoende parkeergelegenheid te kunnen houden en duidelijkheid te krijgen over de implementatie van de parkeernormen is de “Nota Parkeernormen Gemeente Rijswijk” opgesteld. Deze nota is het toetsingskader voor de komende jaren. Door herziening van de bijlagen bij deze nota kan de komende jaren flexibel worden ingespeeld op bijvoorbeeld maatschappelijke trends of een gewijzigde beleidsvisie.

Het gebruik van parkeernormen heeft tot doel een zodanig aantal parkeerplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen (of bij uitbreidingen) voor te schrijven, dat de plaatsen voorzien in de vooraf in te schatten parkeervraag. Daarmee moet worden voorkomen dat door aanleg van te weinig parkeerplaatsen een tekort en daarmee parkeeroverlast ontstaat. Tevens voorkomen de normen dat teveel parkeerplaatsen worden aangelegd, waardoor de automobiliteit gestimuleerd wordt en de leefbaarheid nadelig wordt beïnvloed.

De normen zijn alleen van toepassing op (nieuwe) ontwikkelingen waarvoor een bouwvergunning vereist is, zoals nieuwbouwprojecten, uitbreidingen van bestaande bebouwing en functiewijzigingen waarvoor tevens een bouwvergunning is vereist. Bij bestaande situaties (bestaande bebouwing) spelen parkeernormen geen rol: bestaande situaties worden niet getoetst aan de bouwverordening of het bestemmingsplan. Het is niet zo dat wanneer er parkeerproblemen zijn in een bepaald gebied, via een parkeerbalans met nieuwe normen bepaald kan worden dat in het gebied een bepaalde hoeveelheid parkeerplaatsen bijgemaakt moet worden. Wel geeft het een indicatie van een mogelijk tekort aan parkeerplaatsen.

In de Nota Parkeernormen van de gemeente Rijswijk worden de minimale aantal parkeerplaatsen per functie uiteengezet. Voor winkelcentrum In de Bogaard betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen per functie voldaan moet worden aan de normen zoals genoemd in bijlage 3 van de nota: Parkeernormen Werken/ Winkelen.

Onder de functie “werken” wordt onder andere verstaan: kantoren, bedrijven, winkels. Parkeren geschiedt hier door de medewerkers en bezoekers. Ook bij deze functie is de ligging bepalend voor de parkeernorm. De te hanteren parkeernormen zijn opgenomen in bijlage 3 van deze nota. In deze parkeernorm is zowel het werknemers als het bezoekers parkeren opgenomen. Het aandeel bezoekers bij verschillende functies is opgenomen in CROW publicatie Parkeerkencijfers.
Toepassing parkeernormen bij “werken/winkelen”

Bij de functie werken kan onderscheid worden gemaakt tussen bedrijven/kantoren en winkelcentra/detailhandel. Bij nieuwbouw van winkelcentra wordt in het parkeren van zowel bezoekers als werknemers voorzien.

Er gelden de volgende normen:

Functie   Parkeernorm  
Kantoor   1,7 per 100 m2 BVO  
Commerciële dienstverlening   1,7 per 100 m2 BVO  
Bedrijven (arbeidsextensieve, bezoekers intensieve bedrijven, o.a. showrooms)   0,5 per 100 m2 BVO  
Detailhandel Stationsomgeving/ In de Bogaard   4,0 per 100 m2 BVO  

Wanneer er andere functies gerealiseerd worden dan opgenomen in bijlage 2 en 3 van deze nota dan wordt CROW publicatie Parkeerkencijfers gebruikt voor het bepalen van het benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen. Voor de gebieden Stationsomgeving/In de Bogaard en Oud Rijswijk wordt dan gekeken naar de kencijfers die horen bij de gebiedstypologie ‘centrum’.

4.4.15 Terrassenbeleid

De Algemene Plaatselijke Verordening Rijswijk (APV) bepaalt in artikel 2.10 eerste lid dat het verboden is om voorwerpen op of aan de weg te plaatsen in strijd met de publieke functie van de weg. Terrassen worden veelal op de weg of een weggedeelte geplaatst. Het college van burgemeester en wethouders kan vervolgens in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen (tweede lid van art. 2.10 APV). In deze beleidsnotitie zijn deze nadere regels opgenomen. Daarnaast zijn in deze beleidsnotitie de op grond van artikel 2.29 van de APV door de burgemeester vastgestelde sluitingstijden opgenomen.

Regels ten aanzien van terrassen gaan onder andere over:

  • situering/ locatie van terrassen;
  • uitstraling;
  • muziek op terrassen;
  • parkeerplaatsen.

In dit bestemmingsplan zijn overal binnen de bouwvlakken van het winkelcentrum terrassen toegestaan (bestemming C-1). Buiten het bouwvlak zijn terrassen uitsluitend toegestaan in op de verbeelding aangegeven gebieden. Hiervoor dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden. Deze gebieden bevinden zich aan de voorzijde van de Prinsenpassage, op het Bogaardplein en langs de Steenvoordelaan. Van belang is dat de terrassen zodanig worden geplaatst dat bestaande looproutes niet onderbroken worden. Binnen de afwijkingsgebieden wil de gemeente samen met ondernemers en andere gebruikers/ belanghebbenden tot een specifieke invulling komen van de terrassen.

4.4.16 Uitstallingenbeleid

De Algemene Plaatselijke Verordening Rijswijk bepaalt in artikel 2.10 eerste lid dat het verboden is om voorwerpen op of aan de weg te plaatsen in strijd met de publieke functie van de weg. Uitstallingen worden veelal op de weg of een weggedeelte geplaatst. In de beleidsnotitie over uitstalling staat op welke manier een onderneming of een persoon van het college van B&W een ontheffing aanvragen. Ten aanzien van het winkelcentrum In de Bogaard zijn in het uitstallingenbeleid nadere regels gesteld. In het bestemmingsplan zijn geen extra beperkingen opgenomen. Uitstallingen zijn toelaatbaar in het winkelcentrum en op het Bogaardplein.

Op het Bogaardplein worden regelmatig evenementen georganiseerd. Om deze reden is op de verbeelding van dit bestemmingsplan het evenemententerrein aangeduid.

4.4.17 Notitie Standplaatsen in de gemeente Rijswijk

De Notitie Standplaatsen in de gemeente Rijswijk is op 8 mei 2012 door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Deze notitie geeft een zo volledig mogelijke beschrijving van het toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen voor standplaatsvergunningen en het bepalen van standplaatslocaties binnen de gemeente Rijswijk, ter uitwerking van de APV.

Binnen het plangebied is sprake van één permanente standplaats. Het betreft een standplaats aan de Prinses Beatrixlaan nabij de voetgangersoversteekplaats. Deze standplaats heeft in het bestemmingsplan een aanduiding gekregen. Daarnaast bevindt zich momenteel één seizoensgebonden standplaats aan de Prinses Beatrixlaan nabij de ingang winkelpassage De Terp. Deze standplaats is van een passende bestemming voorzien in dit bestemmingsplan.

Op het Bogaardplein vindt een wekelijkse markt plaats. Deze is geregeld in dit bestemmingsplan.

Ten opzichte van deze notitie is in dit bestemmingsplan aanvullend geregeld dat standplaatsen voor ambulante detailhandel via een wijzigingsbevoegdheid op het Bogaardplein mogelijk zijn. Aan deze wijzigingsbevoegdheid zijn diverse randvoorwaarden verbonden.

4.4.18 Horeca

In 2004 heeft de gemeente Rijswijk het Horecabeleid vastgesteld (Notitie Horecabeleid Rijswijk). Ten aanzien van het Bogaardplein is gesteld dat de horeca in In de Bogaard versterkt dient te worden door uitbreiding van terrassen op het Bogaardplein en het creëren van levendigheid door het organiseren van evenementen op het plein.

In de huidige situatie bevindt zich circa 2.850 m2 bvo aan horecavoorzieningen in In de Bogaard. Het vorig bestemmingsplan liet, en daarmee ook dit bestemmingsplan laat in totaal 3.500 m2 bvo aan horecavoorzieningen toe. In dit bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in totaal 5.000 m2 bvo aan horecavoorzieningen mogelijk te maken. Deze mogelijk is in de regels verbonden aan enkele voorwaarden.

4.4.19 Dienstverlening in winkelcentrum In de Bogaard

In augustus 2006 hebben Burgemeester en Wethouders de beleidsnotitie "Dienstverlening in winkelcentrum In de Bogaard" vastgesteld.

De aanleiding van deze beleidsregel is dat het vorig bestemmingsplan In de Bogaard (2000) alleen dienstverlening op de verdieping mogelijk maakt. Op de begane grond is alleen detailhandel en horeca toegestaan. Voor de, ten tijde van de bestemmingsplanwijziging, aanwezige dienstverlening is bepaald dat deze op grond van het overgangsrecht op de begane grond mochten blijven zitten en/of zich elders op de begane grond mochten vestigen.

Er is een aantal locaties binnen het winkelcentrum In de Bogaard dat niet goed loopt. Dit heeft veel wisselingen in huurders tot gevolg. Bij leegstand komen er vaak horecazaken in die het echter ook niet redden. Voor deze locaties, die zich op de begane grond bevinden, is er veel vraag om hier dienstverleningszaken te mogen vestigen. De vestigingsmogelijkheden op de verdiepingen worden door deze branche vaak als minder geschikt ervaren.
Om dienstverlening op de begane grond mogelijk te maken hebben Burgemeester en Wethouders deze beleidsnotitie vastgesteld.

Voor In de Bogaard geeft de beleidsnotitie aan dat op de begane grond van de gebouwen langs de Steenvoordelaan en de Prinses Beatrixlaan gedeeltelijk tevens dienstverlenende bedrijven zich mogen vestigen. Deze zones zijn in onderhavig bestemmingsplan overgenomen.
 

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Lucht

Wetgeving

Voor het aspect luchtkwaliteit is hoofdstuk 5, titel 5.2 ‘Luchtkwaliteitseisen’ van de Wet milieubeheer van toepassing. De titel 5.2 ‘Luchtkwaliteitseisen’ is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.

Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden.

Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 vastgesteld op 11 juni 2011 voor PM10 en 1 januari 2015 voor NO2.

Naast de introductie van het NSL is het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toeneemt dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

Een ruimtelijke ontwikkeling vindt volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang als ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
  • de ontwikkeling wordt aangemerkt als een NIBM-project;
  • de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit worden niet overschreden;
  • projectsaldering kan worden toegepast.

Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.

Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan maakt niet direct ontwikkelingen mogelijk die de luchtkwaliteit verslechteren. Nieuw ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is dat meer flexibiliteit bestaat in waar typen voorzieningen zijn toegestaan. Nieuw is eveneens dat via een wijzigingsbevoegdheid voorzieningen vallend onder 'ontspanning en vermaak' mogelijk zijn. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zal getoetst moeten worden aan het milieuaspect luchtkwaliteit. Aangezien het gaat om een uitwisseling van verschillende (bezoekersintensieve) functies, wordt er van uit gegaan dat er geen problemen optreden ten aanzien van de luchtkwaliteit. Wel zal ten tijde van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid getoetst moeten worden aan het milieuaspect luchtkwaliteit.

Uit een onlangs uitgevoerde inventarisatie in het kader van de afwijkingsprocedure voor de Sterpassage (NL.IMRO.0603.ovsterpassage-VA01) is inzicht gegeven in de luchtkwaliteit. Uit een berekening blijkt dat het plan (en de bijbehorende verkeerstoename) voldoet aan de eisen als vastgelegd in het Besluit ‘Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)’. Tevens blijkt uit de Monitoringstool Luchtkwaliteit dat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden langs de aansluitende wegen Generaal Spoorlaan, Steenvoordelaan en Sir Winston Churchilllaan. De huidige achtergrondconcentraties bij In de Bogaard voldoen aan de jaargemiddelde grenswaarden.

Wijzigingsbevoegdheid voormalig belastingkantoor

In dit bestemmingsplan is ter plaatse van het voormalige belastingkantoor aan de Steenvoordelaan/ Generaal Spoorlaan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de concentraties van de meest van belang zijnde stoffen bepaald ter plaatse van dit wijzigingsgebied. Het blijkt dat ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid van het voormalige belastingkantoor (meetpunt Generaal Spoorlaan) sprake is van de volgende concentraties :

  NO2 concentratie   PM10 concentratie   PM10 overschrijdingsdagen  
2012   35-38.5 µg /m3   lager dan 35 µg /m3   minder dan 35 dagen  
2020   lager dan 35 µg/m3   lager dan 35 µg /m3   minder dan 35 dagen  

Uit de tabel blijkt dat dat langs de Generaal Spoorlaan:

  • de jaargemiddelde concentratie NO2 de jaargemiddelde grenswaarde van 40 ug/m3 zowel in 2012 als in 2020 niet overschrijdt. De verklaring daarvoor is dat in zijn algemeenheid de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stof in de toekomst dalen.
  • de jaargemiddelde concentratie PM10 de jaargemiddelde grenswaarde van 40 ug/m3 zowel in 2012 als in 2020 niet overschrijdt.
  • het aantal overschrijdingsdagen voor PM10 van 35 dagen zowel in 2012 als in 2020 niet overschreden wordt.

Voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid wordt wordt verwacht dat geen sprake zal zijn van overschrijdingen van grenswaarden ten aanzien van NO2 en PM10. Daar komt bij dat in de huidige situatie een kantoorbestemming voor het pand geldt welke in theorie een flinke verkeersgeneratie met zich mee brengt. In de toekomstige situatie kunnen andere functies zich hier vestigen. Er zal naar verwachting niet of nauwelijks sprake zijn van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Desalniettemin zal ten tijde van het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid specifiek onderzoek moeten worden gedaan naar de luchtkwaliteit.

5.2 Geluid

Algemeen

Volgens de Wet geluidhinder is het verplicht een akoestisch onderzoek uit te voeren in het geval er nieuwe geluidsgevoelige objecten (zoals woningen en scholen) mogelijk worden gemaakt in een bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die de geluidssituatie verslechteren. Nieuw ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is dat meer flexibiliteit bestaat in waar typen voorzieningen zijn toegestaan. Nieuw is eveneens dat via een wijzigingsbevoegdheid voorzieningen vallend onder 'ontspanning en vermaak' mogelijk zijn. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zal getoetst moeten worden aan de relevante milieuaspecten, zoals geluid. De realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten is in dit bestemmingsplan niet aan de orde.

Dit bestemmingsplan

Omdat er geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt, is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is niet nodig. Geconcludeerd wordt dat het milieuaspect geluidhinder geen belemmeringen oplevert voor dit bestemmingsplan.

Wijzigingsbevoegdheid voormalig belastingkantoor

Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en vanwege recente jurisprudentie is het noodzakelijk om de haalbaarheid voor de realisatie van het (geluidsgevoelige) wijzigingsgebied van het voormalige belastingkantoor aan de Steenvoordelaan aan te tonen. De haalbaarheid wordt belemmerd in het geval de geluidsbelasting per bron hoger is dan de maximale ontheffingswaarde. Voor wegverkeerslawaai bedraagt de maximale ontheffingswaarde 63 dB voor nieuwe woningen in stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0008.jpg"

Uitsnede geluidsbelastingkaart etmaalwaarden wegverkeer peiljaar 2011, gemeente Rijswijk

De geluidsbelastingkaarten maken de geluidsbelasting inzichtelijk op één hoogte op de gevels van gebouwen. Voor het opstellen van de geluidsbelastingkaarten wordt gebruik gemaakt van modelgegevens die veelal automatisch worden verwerkt. Deze aanpak is nodig om het opstellen van de kaarten werkbaar te houden, maar is niet nauwkeurig genoeg om op adresniveau de exacte geluidsbelasting te bepalen. Het is niet mogelijk om overal geluidmetingen te verrichten. Berekeningen leveren in de meest voorkomende situaties betrouwbare resultaten.

Het bepalen van de geluidsbelasting op de gevel geeft ook aan dat er geen rekening wordt gehouden met de geluidwering van de gevel. Moderne gevels isoleren omgevingslawaai zo goed dat er zelfs bij hoge geluidsbelastingen geen sprake hoeft te zijn van hinder.

De genoemde geluidsbelastingen zijn bepaald met verkeersgegevens voor het peiljaar 2011. Uitgaande van een autonome groei van het verkeer van 2% per jaar leidt dit tot een geluidsbelasting in het jaar 2023 die 1 à 2 dB hoger is. In de geluidsbelastingkaart is geen rekening gehouden met de toegestane geluidsreductie volgens de Wet geluidhinder. Voor de wegen in de omgeving van het plangebied, met een wettelijk toegestane rijsnelheid van lager dan 70 km/h, is een reductie toegestaan van 5 dB. Het voorgaande betekent dat de berekende geluidsbelasting uit de geluidsbelastingkaart met 3 à 4 dB moeten worden gereduceerd alvorens een toets aan de grenswaarde van de Wgh plaats kan vinden.

Uit de geluidsbelastingkaart blijkt dat ter hoogte van het voormalige belastingkantoor de etmaalintensiteit voor een groot deel een geluidsbelasting kent tussen de 60 en 65 dB. Hiermee is het in theorie mogelijk dat de maximale ontheffingswaarde van 63 dB overschreden wordt. Echter, wanneer rekening gehouden wordt met een aftrek van 3 à 4 dB zal de maximale geluidsbelasting beneden de maximale ontheffingswaarde van 63 dB uitkomen indien rekening wordt gehouden met de aftrek van 5 dB. Voor de wijzigingsbevoegdheid is op dit moment aangetoond dat deze uitvoerbaar kan zijn.

Als één van de wijzigingsvoorwaarden geldt dat bij wijziging van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek uitgevoerd zal moeten worden. Onderzocht zal moeten worden wat de werkelijke geluidsbelasting op de gevels is op verschillende hoogtes. Enkele aandachtspunten hierbij zijn:

  • het ligt in de verwachting dat hogere waarden voor geluid moeten worden aangevraagd;
  • op verschillende hoogtes zal sprake zijn van een andere geluidsbelastingen. Dit kan gevolgen hebben voor de locatie van gevoelige en niet-gevoelige bestemmingen;
  • bij een concreet bouwplan kan pas bepaald worden welke maatregelen genomen moeten/ kunnen worden, zoals de toepassing van dove gevels, en het plaatsen van verschillende functies.

Ten aanzien van railverkeer en industrielawaai is geen sprake van mogelijke belemmeringen ter hoogte van het voormalige belastingkantoor.

5.3 Bodem

5.3.1 Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de land- en waterbodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

5.3.2 Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.

Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, onder meer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren.

5.3.3 Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw)

De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Deze afstemmingsregeling is opgenomen in artikel 6.2c van de Wabo. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften dienen op grond van artikel 8, vierde lid, van de Woningwet in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.

5.3.4 Onderzoek

In 2011 is de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Rijswijk geactualiseerd. Daarnaast is door Burgemeester en Wethouders een bodemnota vastgesteld. Op grond van deze documenten kan bepaald worden welke eisen aan grondverzet en aan de toepassing van grond op percelen in Rijswijk gesteld worden. Daarnaast geeft de kaart een indicatie van de te verwachten bodemkwaliteit in een zone. Verder kunnen de resultaten van uitgevoerde bodemonderzoeken getoetst worden aan deze documenten om vast te stellen of nadere maatregelen nodig zijn. Daarnaast kunnen de (gebiedsspecifieke) gegevens gebruikt worden om, in geval van een bodemsanering in het kader van de Wet Bodembescherming, de terugsaneerwaarde te formuleren.

Bodemkwaliteitskaart

In het plangebied is sprake van ‘bebouwing en verharding, inclusief wonen zonder tuin en bedrijven, waarbij het gaat om gebouwen, parkeerplaatsen en wegen van enige omvang. De bestaande bodemfuncties in het plangebied vallen in de bodemklasse ‘wonen’. In de Bogaard ligt in het deelgebied ‘Woon west’.

Voor de zone ‘Woon west’ zijn voor de grond tot 1,0 m-mv slechts zeer licht verhoogde achtergrondwaarden geconstateerd, waardoor de grond voldoet aan de eisen die gesteld worden aan schone grond. Dit in aanmerking genomen is de zone in het algemeen geschikt voor elke bodemgebruiksvorm. Op de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart is een groot deel van het plangebied van dit bestemmingsplan aangeduid als 'verdachte locatie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0009.jpg"

Uitsnede Bodemkwaliteitskaart Gemeente Rijswijk

Voor grondwater is geen bodemkwaliteitskaart opgesteld. In Rijswijk worden ten gevolge van natuurlijke bodemprocessen regelmatig verhoogde gehalten aan arseen gemeten. Daar waar dergelijke verhoogde gehalten worden aangetroffen, dient te worden aangesloten bij het vigerend provinciaal beleid als vastgelegd in de nota Gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid. Omdat geen rechtstreeks verband bestaat tussen gehalten aan zware metalen in het grondwater en toxicologische effecten vormt dit geen belemmering voor (wijziging van) bestemmingen in het plangebied.

5.3.5 Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de bodemsituatie. Nieuw ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is dat meer flexibiliteit bestaat in waar typen voorzieningen zijn toegestaan. Nieuw is eveneens dat via een wijzigingsbevoegdheid voorzieningen vallend onder 'ontspanning en vermaak' mogelijk zijn en dat ter plaatse van het voormalige belastingkantoor meerdere functies mogelijk worden gemaakt. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zal getoetst moeten worden aan de relevante milieuaspecten, zoals bodem. In de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart is het winkelcentrum aangeduid als een verdachte locatie. Bij nieuwe ontwikkelingen is een bodemonderzoek verplicht.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Kader

Algemeen

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas.

De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) uit 2004 legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken.

Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen.

Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor

De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (cRNVGS). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen en is geldig tot uiterlijk 31 juli 2012. In 2012 treedt het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) in werking. Hierin staan regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen.

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het Btev zijn de Basisnetten Weg en Water als bijlage bij de cRNVGS opgenomen.

5.4.2 Onderzoek

Voor externe veiligheid is het van belang inzicht te bieden in de veiligheidssituatie ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0010.jpg"

Uitsnede Signaleringskaart externe veiligheid

Uit bovenstaande afbeelding van de risicokaart valt op te maken dat zich in de omgeving van het plangebied de volgende risicobronnen bevinden:

  • Rijksweg A4 (afstand circa 850 meter);
  • Prinses Beatrixlaan; deze bevindt zich in het plangebied;
  • Intercitylijn Den Haag HS - Rotterdam Centraal (afstand circa 270 meter);
  • LPG-tankstation Beatrixlaan (afstand circa 690 meter);
  • gasleiding W-509-06-KR-004 (afstand circa 730 meter).

Voor dit bestemmingsplan zijn de Prinses Beatrixlaan en de Rijksweg A4 relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen. De andere risicobronnen liggen op een te grote afstand om van invloed te zijn.

In het kader van het aangrenzende bestemmingsplan “Muziekbuurt” is in 2010 een berekening van het groepsrisico (QRA) uitgevoerd voor de Prinses Beatrixlaan. De QRA is bruikbaar voor onderhavig bestemmingsplan. De analyse is overgenomen in dit bestemmingsplan.

Prinses Beatrixlaan

De Prinses Beatrixlaan is een provinciale weg die langs de zuidwestzijde van het plangebied gelegen is. De Prinses Beatrixlaan valt niet onder de cRNVGS. Dit betekent dat de weg geen gestandaardiseerde PR 10-6 contour heeft, geen PAG en geen risicoplafond. Echter, de weg is als gemeentelijke transportroute voor gevaarlijke stoffen aangewezen.

Uit een inventarisatie blijkt dat incidenteel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de Prinses Beatrixlaan, met name voor het bevoorraden van DSM Gist en tankstations in de omgeving. Ten noorden van de A4 speelt over de Prinses Beatrixlaan bevoorrading van enkele inrichtingen een rol. Van de volgende jaarintensiteiten is sprake op de Prinses Beatrixlaan:

Stofgroep   Omschrijving   Intensiteit  
LF1   Brandbare vloeistoffen   1.700  
LF2   Zeer brandbare vloeistoffen   2.418  
LT2   Toxische vloeistoffen   135  
GF3   Brandbare gassen (LPG)   296  

Jaarintensiteiten Prinses Beatrixlaan

Uit de risicoberekening blijkt dat de weg geen PR 10-6 contour heeft. Het invloedsgebied van de Prinses Beatrixlaan is 58 meter voor brandbare vloeistoffen en 325 meter voor LPG-transport. Op basis van de cRNVGS is een verantwoording van het groepsrisico verplicht wanneer sprake is van toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde. Uit de QRA blijkt dat de waarde van het groepsrisico 1,9 x de oriëntatiewaarde bedraagt.

Kruispunt van de rijksweg A4 met de rijksweg A13 (knooppunt Ypenburg) 

Het kruispunt van de rijksweg A4 met de rijksweg A13 (knooppunt Ypenburg) ligt ongeveer 2200 m van dit plangebied. Over het knooppunt Ypenburg worden naast brandbare vloeistoffen en brandbare gassen ook giftige gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. Het invloedsgebied als gevolg van het transport van giftige vloeistoffen en giftige gassen over het knooppunt Ypenburg bedraagt meer dan 4000 meter. Het plangebied ligt in zijn geheel in het invloedsgebied van giftige vloeistoffen en giftige gassen. Gezien de afstand van deze risicobron tot het plangebied en de beperkte ontwikkelingen wordt er geen toename van het groepsrisico verwacht.

Voor het knooppunt Ypenburg geldt op basis van de circulaire een veiligheidszone (plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 per jaar (PR-10-6 -contour)) van 8,5 meter. Dit vormt daarmee geen belemmering voor dit plangebied.

Wijzigingsgebied voormalig belastingkantoor

Ter plaatse van het voormalige belastingkantoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt andere functies in het kantoorpand te vestigen.

In het kader van de externe veiligheid is de ligging binnen de invloedszone van de Prinses Beatrixlaan van belang. Het kantoorpand ligt op zo'n 140 meter van deze weg, terwijl het invloedsgebied voor de transport van LPG op 325 m van deze weg ligt.

Conclusie

Het groepsrisico wordt overschreden wat formeel met zich mee brengt dat een verantwoording van het groepsrisico benodigd is. De verantwoording van het groepsrisico wordt gedaan door het bevoegd gezag (gemeente Rijswijk), waarbij de afweging wordt gemaakt tussen het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen.

Er moet inzicht gegeven worden in de mogelijke en genomen maatregelen om het groepsrisico te berperken en/of om de bestrijdbaarheid van een mogelijk ramp te verbeteren. Hiervoor is de brandweer wettelijk adviseur.

Advies Veiligheidsregio Haaglanden

De Veiligheidsregio Haaglanden heeft geadviseerd over effectreducerende maatregelen, maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid en maatregelen ten behoeve van de hulpverlening. Het advies is en een overzicht van de maatregelen zijn bijgevoegd in bijlage 2.

Geconcludeerd is dat binnen dit bestemmingsplan geen maatregelen aan de risicobron genomen kunnen worden. Door de aanwezigheid van bovenstaande risicobronnen kunnen zich binnen het plangebied hitte-, druk- en/of giftige effecten voordoen. De Veiligheidsregio Haaglanden is zich ervan bewust dat hier voornamelijk sprake is een bestaande situatie en houdt daar in haar advies ook rekening mee. Mede met het oog op eventuele toekomstige ontwikkelingen wordt een aantal adviezen gegeven. De adviezen hebben niet alleen betrekking op het ergst denkbare scenario. Ongeacht het type incident (van een kleine brand tot een BLEVE of het volledig vrijkomen van een giftige stof) hebben ze een positief effect op de zelfredzaamheid, de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid.

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een grote toename van het groepsrisico met zich mee brengt. Nieuw ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is dat meer flexibiliteit bestaat in waar typen voorzieningen zijn toegestaan. Nieuw is eveneens dat via een wijzigingsbevoegdheid voorzieningen vallend onder 'ontspanning en vermaak' mogelijk zijn zonder dat sprake is van een toename of verplaatsing van bebouwing. Eveneens nieuw is de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen ter plaatse van het voormalige belastingkantoor. Bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheden zal overigens altijd getoetst moeten worden aan de relevante milieuaspecten, zoals externe veiligheid.

In onderstaande de adviezen op een rij:

Effectreducerende maatregelen:

  • Geadviseerd wordt om, in de objecten, een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld om zo de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Dit geldt bij verbouw en (vervangende) nieuwbouw van alle objecten, bestemd voor het verblijf van personen binnen het gehele plangebied. Het is daarbij van belang dat ook ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.
  • Geadviseerd wordt dat het personeel en/of de BHV-organisatie, van alle objecten binnen het plangebied, is voorbereid op calamiteiten met gevaarlijke stoffen op de Prinses Beatrixlaan of het knooppunt Ypenburg. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend.

Zelfredzaamheid:

  • Binnen 325 meter vanaf de Prinses Beatrixlaan wordt een vluchtweg vanuit de objecten, geadviseerd via de gevel aan de afgekeerde zijde van deze risicobron. Dit advies is van toepassing op alle objecten binnen het plangebied bestemd voor het verblijf van personen, zoals winkels, kantoren en woningen.
  • Geadviseerd wordt om bewoners, het personeel en de vaste bezoekers binnen het plangebied te informeren over de verschillende risicobronnen, de risico's en gevaren, de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.

Hulpverlening

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende zijn. De bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de bluswatervoorzieningen zijn onder normale omstandigheden voldoende.

Restrisico

Het invloedsgebied van de risicobronnen is groter dan dit plangebied. Het totaal aantal te verwachten slachtoffers (en daarmee de benodigde hulpbehoefte) is groot bij het ergst denkbare scenario, in dit geval een ongeval met een tankwagen met brandbare gassen op de Prinses Beatrixlaan of een ongeval met een tankwagen met giftige stoffen op het knooppunt Ypenburg. Zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie is de beschikbare hulpverleningscapaciteit waarschijnlijk onvoldoende groot om direct aan de benodigde hulpvraag te voldoen. Assistentie vanuit andere regio's is hierbij noodzakelijk.

Bij de eventuele verdere uitwerking van het plangebied (bijvoorbeeld bij vervangende nieuwbouw) is het van groot belang dat specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid.

Conclusie

Basissituatie groepsrisico

  • Het groepsrisico ligt boven de oriëntatiewaarde;
  • Het groepsrisico neemt als gevolg van dit bestemmingsplan niet of nauwelijks toe.


Maatregelen ter beperking van de omvang van het groepsrisico

Binnen het plan zijn beperkte mogelijkheden om de nadelige gevolgen voor de hoogte van het groepsrisico zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken. Een realistische maatregel binnen het plan bestaat uit het zodanig bestemmen van locaties dichtbij de risicobronnen waar kwetsbare objecten zijn gevestigd dat een 'stand-still' beleid wordt gevoerd. Dit is het geval in dit bestemmingsplan.Verder zijn mogelijke maatregelen ten aanzien van de zelfredzaamheid en hulpverlening genoemd, alsmede effectreducerende maatregelen. Deze zijn niet in het bestemmingsplan te regelen.

In het kader van de bestemmingsplanprocedure is het aspect externe veiligheid onderzocht. De gemeente is zich bewust van de risico's en acht de situatie acceptabel.

5.5 Water

5.5.1 Beleid

Handreiking watertoets voor gemeenten

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft speciaal voor ruimtelijke plannen de 'Handreiking watertoets voor gemeenten' opgesteld (versie 20 maart 2012). De Handreiking watertoets geeft inzicht in hoe Delfland de watertoets procedureel en inhoudelijk invult. De watertoets is erop gericht ruimtelijke functies en waterhuishoudkundige mogelijkheden optimaal op elkaar aan te laten sluiten.

De watertoets komt voort uit het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003; NBW-actueel, 2008). De toets berust op twee uitgangspunten:

  • 1. standstillbeginsel - negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op het watersysteem worden voorkomen;
  • 2. verbetering - in ruimtelijke ontwikkelingen worden de kansen die zich voordoen om bestaande knelpunten in het watersysteem te helpen oplossen, benut.

Het watertoetsproces is gericht op het maken van ruimtelijke plannen zonder negatieve effecten op het watersysteem, of zelfs voor het verbeteren van het watersysteem. Het ligt voor de hand dat de initiatiefnemer contact opneemt met Delfland om deze bij de planuitwerking te betrekken en vooroverleg te plegen voorafgaand aan het opstellen van het ontwerpplan, temeer het watertoetsproces een verplicht onderdeel is van de ruimtelijke procedure. Elk bestemmingsplan wordt getoetst aan de volgende onderwerpen:

  • watertoets algemeen (procedureel, toetsing aan beleid);
  • veiligheid en waterkeringen;
  • voorkomen van wateroverlast;
  • grondwater en voorkomen (zoet)watertekort;
  • onderhoud en bagger;
  • watersysteemkwaliteit en ecologie;
  • afvalwaterketen.

Waterbeheerplan 2010-2015 ‘Keuzes maken en kansen benutten’

Het waterbeheer binnen het plangebied is in handen van het hoogheemraadschap Delfland. In navolging van de Waterwet en de Waterverordening is het Hoogheemraadschap verplicht een waterbeheerplan op te stellen. Het Waterbeheerplan is een leidraad voor het handelen van Delfland in de planperiode 2010-2015. Hierin worden de doelen en maatregelen vastgelegd voor de komende planperiode. Het geeft richting aan de werkzaamheden van alle onderdelen van de organisatie.

In het waterbeheerplan streeft het Hoogheemraadschap naar een balans tussen een veilig gebied met schoon water voor nu en in de toekomst en een financieel gezonde huishouding. De kern van het beleid is vastgesteld in drie ambities en vijf uitgangspunten om deze doelen te behalen. De drie ambities zijn als volgt:

  • Delfland zet weer een flinke stap naar een robuust en veerkrachtig watersysteem. Dit is een watersysteem dat sterk wisselende weersomstandigheden goed kan opvangen. Nadat extreme weersomstandigheden zijn opgetreden kan het watersysteem zijn functies goed blijven vervullen. De waternatuur is in balans en herstelt zich snel na verstoringen.
  • Delfland blijft voldoen aan alle wettelijke eisen voor het transporteren en zuiveren van afvalwater en het verwerken van zuiveringsslib. Het beheer van de afvalwaterketen is doelmatiger, transparanter en duurzamer geworden.
  • Delfland heeft zijn kennis van het watersysteem verdiept, zowel in reguliere situaties als bij extreem nat of droog weer. Delfland weet nog beter hoe te anticiperen op veranderende extremen en in te spelen op calamiteiten. Er is meer inzicht in de werking en de kosten(opbouw) van de afvalwaterketen.


Om deze ambities te bereiken heeft het hoogheemraadschap zich de volgende doelen/uitgangspunten gesteld:

  • Delfland spreidt de realisatie van de wateropgave in de tijd, zodat de lastenstijging binnen de perken blijft en het tempo aansluit bij de mogelijkheden van het gebied. Alle (wettelijke) doelen worden gerealiseerd, maar soms pas in een volgende planperiode;
  • Beheer en onderhoud zijn op peil. Delfland zorgt dat het watersysteem en de zuiveringstechnische werken in goede staat verkeren en naar behoren functioneren;
  • Delfland realiseert de wateropgave integraal, gebiedsgericht en in samenwerking met anderen;
  • Delfland werkt transparant, klantgericht en innovatief;
  • Delfland werkt duurzaam.

Keur van Delfland

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of de berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de ‘Keur’. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

5.5.2 Huidige situatie

Algemeen

Door de gemeente Rijswijk is het Waterplan Rijswijk 2008-2015 vastgesteld. Dit plan is in samenspraak met Hoogheemraadschap Delfland opgesteld en sturend voor wateraspecten in ruimtelijke plannen. De gemeente Rijswijk en het Hoogheemraadschap van Delfland streven gezamenlijk naar een duurzaam, veilig en robuust watersysteem binnen de gemeente Rijswijk, te bereiken door een optimale samenwerking tussen de verschillende partijen.

Het plangebied van In de Bogaard bevindt zich in de Plaspoelpolder / Schaapweipolder. De Plaspoel- en Schaapweipolder en de Hoekpolder vormen waterhuishoudkundig gezien een eenheid. De Plaspoel- en Schaapweipolder heeft een oppervlak van ca. 755 ha en de Hoekpolder 254 ha. Het oppervlak aan open water in beide polders bedraagt in totaal ruim 51 ha. Beide polders staan in open verbinding met elkaar via drie duikers onder de Sir Winston Churchilllaan (ten noorden van de A4), een duiker onder de Prinses Beatrixlaan ten noorden van de A4 en een duiker onder de Prinses Beatrixlaan ten zuiden van de A4.
Het hoofdpeilvak heeft een winterstreefpeil van NAP -1,29 m, terwijl het zomerstreefpeil NAP - 1,19 m. bedraagt. Peilbeheersing vindt plaats met behulp van twee gemalen. Beide gemalen lozen op de boezem. Aan de zuidwestzijde wordt het grondgebied van Rijswijk begrensd door de diverse boezemwateren. Door de hoge mate van verstedelijking in het noordelijke deel zijn veel (lange) duikers aanwezig, onder meer in en rond het winkelcentrum De Bogaard. Waterinlaat vindt op een groot aantal inlaatpunten plaats vanuit de boezem (buiten het stedelijk

Riolering

Het stedelijk gebied van deze polder heeft een gemengd stelsel (vijf gebieden) met een groot aantal overstorten verspreid over het gebied. De vijf gemengde stelsels lozen onder vrijverval op het stelsel van Den Haag. Binnen de bemalingsgebieden zijn geen bergbezinkbassins aanwezig. Het stelsel voldoet aan de emissie-eisen. De nieuwbouw aan de Vliethaven heeft een gescheiden stelsel zodat regenwater direct wordt geloosd op de Delftsche Vliet.

Wateropgave

De wateropgave is in 2012 herberekend en er zijn geen grote knelpunten meer. Alleen in de Hoekpolder is nog een knelpunt in. Dit betekent dat er bij een ontwikkeling uitgegaan mag worden van het standstillprincipe. De vermeerdering van verhard oppervlak moet worden gecompenseerd, zodanig dat er geen verhoging van de waterspiegel wordt veroorzaakt tijdens regen.

5.5.3 Toekomstige situatie

De gemeente is voornemens de ongewenst lange duikers, zoals langs de Prinses Beatrixlaan, op termijn te vervangen door open water.

Met betrekking tot Milieu in Ruimtelijke Plannen (MIRUP) wordt voor het thema water de volgende maatregelen aangegeven:

  • vergroten van de waterberging door aanleg van waterpartijen;
  • groene speelplek als wadi;
  • water als speelplek inrichten;
  • bouwen zodat peilfluctuaties kunnen;
  • prioriteit voor saneren van riooloverstorten;
  • beperken van verharding door smalle wegprofielen en ‘halfverharders’;
  • afkoppelen van schoon oppervlak en daken;
  • vegetatiedaken;
  • plaatselijk ophogen cunetten onder woningen en wegen.


Binnen de bestemmingen “Verkeer-2 en -3” worden zowel water als groenvoorzieningen bij recht mogelijk gemaakt. Dit houdt in dat deze bestemmingen de aanleg van natuurvriendelijke oevers mogelijk maken.

Het plan is conserverend van aard. In geval van vervangende nieuwbouw zal de beslisboom afkoppelen uit leidraad Rioleringen West-Nederland worden doorlopen.

Ter plaatse van de wijzigingsbevoegdheid van het voormalige belastingkantoor zullen de toekomstige functies in eerste instantie in de bestaande bebouwing terecht komen. Hierdoor zijn er geen gevolgen voor de waterhuishouding wat betreft de toename van verhard oppervlak. Bovendien is de locatie reeds volledig verhard.

5.5.4 Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een belemmering voor de waterhuishouding in In de Bogaard zouden kunnen vormen. In het kader van dit bestemmingsplan heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap van Delfland. Bestaande waterbelangen zoals de duikers die onder het winkelcentrum lopen, hebben een beschermingszone gekregen op de verbeelding en in de regels.

5.6 Natuur en ecologie

5.6.1 Kader

Natuurbeschermingswet

Bescherming van (natuur)gebieden geschiedt middels de Natuurbeschermingswet. Daaronder vallen de volgende typen gebieden:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde Natuurmonumenten;
  • Wetlands.


Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht.
Daarnaast heeft LNV in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.

Flora- en Faunawet

De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen zijn alleen Huismuis, Bruine en Zwarte rat niet beschermd. Van de vissen, ongewervelde dieren (zoals vlinders, libellen en sprinkhanen) en planten zijn alleen de in de wet genoemde soorten beschermd.

De Ffw gaat uit van het “nee, tenzij”-principe. Dit betekent dat alleen onder bepaalde (zeer stringente) voorwaarden een inbreuk mag worden gemaakt op de bescherming van soorten en hun leefomgeving.

Daarnaast beschermt de wet niet alleen soorten in het algemeen, maar ook individuen van soorten. Voor ruimtelijke ingrepen die gevolgen hebben voor een beschermde soort en/of zijn leefgebied moet een ontheffing op grond van de Ffw worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.

De wettelijk beschermde soorten zijn ingedeeld in de volgende vier categorieën.

  • 1. Meer algemene soorten (tabel 1 Ffw): voor deze soorten is een algemene vrijstellingsregeling van kracht in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling.
  • 2. Andere, niet algemeen voorkomende soorten (tabel 2 Ffw), met uitzondering van beschermde inheemse vogels: ontheffing is alleen mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een gedragscode. Deze code dient door een sector of ondernemer zelf opgesteld te worden en dient vervolgens goedgekeurd te zijn door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
  • 3. Strikt beschermde soorten (tabel 3 Ffw): voor deze soorten dient in geval van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling altijd ontheffing te worden aangevraagd van de Ffw. Ontheffing wordt alleen verleend indien er geen alternatief is en geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort. Voor soorten in tabel 3 die ook op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn (HR) voorkomen, wordt ontheffing echter alleen nog maar verleend indien er daarnaast een dwingende reden van groot openbaar belang is; dit is het gevolg van een uitspraak van de Raad van State in augustus 2009.
  • 4. Beschermde inheemse vogels: deze vallen onder de Europese Vogelrichtlijn (VR). Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn volgens rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de VR zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.

Overigens geldt voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht. Dit houdt in dat “voldoende zorg” in acht moet worden genomen voor alle planten en dieren en hun leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

5.6.2 Huidige situatie

Natuurbescherming

Het plangebied is geen onderdeel van een beschermd natuurgebied. Ook in de directe omgeving zijn geen Habitatrichtlijngebieden, Vogelrichtlijngebieden of overige gebieden aanwezig die onder de Natuurbeschermingswet vallen.

Flora en fauna

In het kader van de afwijkingsprocedure voor de Sterpassage is middels een visuele inspectie onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen en of andere ontheffingsplichtige flora en fauna. De open stootvoegen aan de gevelwand kunnen dwergvleermuizen toegang bieden tot de spouwruimte. Deze stootvoegen zijn zowel aan de voor -als achterkant aanwezig van de Sterpassage, waar op beide plekken sloopwerkzaamheden plaatsvinden. Ook zijn er gevelconstructies waarin zich eveneens gaten kunnen bevinden. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat zich op deze locatie geen verblijfplaatsen van vleermuizen bevinden.

Voor de rest van het plangebied van dit bestemmingsplan is niet uit te sluiten dat geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen en aanwezig zijn. Mocht sprake zijn van toekomstige ontwikkelingen dan geldt altijd de zorgplicht: mochten beschermde soorten worden aangetroffen dan zullen maatregelen genomen moeten worden alvorens tot wijziging overgegaan kan worden.

5.6.3 Conclusie

In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien die relevant zijn voor de flora en fauna. Vooralsnog mag worden aangenomen dat er in het overige plangebied (buiten de Sterpassage) geen verblijfplaatsen bevinden van beschermde soorten. Voor algemeen voorkomende beschermde soorten die eventueel in het plangebied aanwezig zijn, geldt een vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkeling. Voor deze soorten geldt wel een zorgplicht. Indien de wijzigingsbevoegdheid voor andere functies wordt toegepast, dan zal getoetst moeten worden aan alle milieuaspecten, dus ook aan flora- en faunabelangen.

5.7 Cultuurhistorie en archeologie

5.7.1 Archeologie

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd.

De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: ‘de veroorzaker betaalt’. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologie-vriendelijke alternatieven. De eigen rol van de overheden wordt hierbij steeds belangrijker. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.

Belangrijke punten in de wet zijn onder andere:

  • Zorgplicht voor alle overheidslagen, zo ook gemeenten.
  • Het bestemmingsplan is het instrument waarbinnen de archeologische monumentenzorg kan worden geregeld. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan een vergunning ook niet verleend worden.
  • De veroorzaker is financieel en operationeel verantwoordelijk voor de archeologische monumentenzorg.
  • Expliciete verplichting voor overheden en uitvoerende instanties tot terugmelden van resultaten van het archeologisch (voor-)onderzoek.

Huidige situatie

Archeologische verwachtingswaarde

De archeologische verwachtingswaarde hangt in belangrijke mate samen met de bewoning en exploitatie van het landschap in de Romeinse Tijd. De Sir Winston Churchilllaan ligt in een zone waarvan bekend is dat die in de Romeinse Tijd intensief werd gebruikt voor bewoning en economische exploitatie. Het tracé van de laan komt vermoedelijk gedeeltelijk overeen met het tracé van het Kanaal van Corbulo en de Romeinse hoofdweg. Het Kanaal van Corbulo (Fossa Corbulonis) werd omstreeks 47 na Chr. gegraven en voorzag de Romeinen van een (binnengaatse) verbinding tussen de Rijn en de Maas. In het licht van deze infrastructurele werken is een aantal vindplaatsen in de nabije omgeving van belang: de Romeinse stad Forum Hadriani in het huidige Voorburg en de locaties waar Romeinse mijlpalen en wegen zijn aangetroffen.

Aangenomen wordt, dat mensen tot ongeveer de 12e eeuw voornamelijk op de hoge en droge standwal hebben gewoond. Vanaf de 12e eeuw ging men het laaggelegen klei- en veengebied ontginnen door het aanleggen van polders. De nieuw ontgonnen gebieden aan weerszijden van de strandwal werden in de loop der tijd steeds verder uitgebreid in noordelijk en zuidelijke richting. In het ontginningsgebied Hoekpolder bevinden zich belangrijke locaties van vindplaatsen van 12e en 13e eeuwse boerderijen.

Archeologische waarden en verwachting

Er heeft binnen het bestemmingsplangebied nooit archeologisch onderzoek plaatsgevonden waardoor verdere informatie ontbreekt. De aanleg van parkeergarages en kelders hebben delen van de bodemlagen vernietigd waarin zich resten uit de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen bevinden.

In de directe omgeving zijn diverse archeologische vindplaatsen bekend die dateren van de Nieuwe Steentijd (Vlaardingengroep; ongeveer 2800 voor Chr.), de Romeinse tijd (eerste-derde eeuw na Chr.) en Late Middeleeuwen en jonger (elfde eeuw en jonger).

Op de kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland heeft het plangebied voor het grootste deel de aanduiding 'redelijke tot grote kans op archeologische sporen' (zie ook paragraaf 4.2.6). Een klein deel van het plangebied grenst direct aan een met 'zeer grote kans op archeologische sporen' gekwalificeerd gebied.

De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) is gemaakt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en geeft op hoofdlijnen de trefkans weer. De kaart is zeer grofmazig. Het plangebied heeft volgens de IKAW een 'middelhoge trefkans' op archeologische sporen.

In het plangebied zijn geen archeologische gemeentelijke of rijksmonumenten.

Borging archeologische (verwachtings)waarden

Voor een bestemmingsplan zijn de aanduidingen op de IKAW en CHS te globaal. Het plangebied heeft immers een archeologische verwachting die sterk uiteenloopt. Op dit moment wordt gewerkt aan een verwachtingskaart voor de gemeente Rijswijk waarin de informatie gedetailleerder wordt weergegeven. Op basis van de nieuwe kaart is voor het plangebied een verwachtingskaart gemaakt (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0603.bpindebogaard-VA01_0011.jpg"

Overzicht archeologische kaders

Het plangebied is verdeeld in drie zones. Bij elke zone is ook een beleidsrichting vermeld.

  • 1. Geen archeologische verwachting

Enkele locaties zijn in het recente verleden zodanig verstoord door o.a. de aanleg van ondergrondse parkeergarages dat er geen archeologische resten meer aanwezig zijn. Het gaat hierbij om kelders (dus niet om heipalen) die tot in de top van het Laagpakket van Wormer reiken. Er is geen inventarisatie voorhanden zodat deze niet op een kaart aangegeven kunnen worden.

Maatregel: deze terreinen zijn vrijgegeven.

  • 2. Middelhoge verwachting neolithicum, Romeinse tijd en Late Middeleeuwen.

Deze verwachting is van toepassing op het gebied met het Bogaardplein (zone winkelcentrum) en het verlengde van de Prinses Irenelaan (zone Prins Beatrixlaan met parkeerterrein en groenstrook) als zuidgrens vanwege resten uit de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Bij werkzaamheden tot een diepte van 50 cm beneden maaiveld hoeft geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden. Werkzaamheden die reiken tot in de top van de (Laagpakket van Wormer) dient vooraf te worden nagegaan of bewoningsresten uit het neolithicum aanwezig zijn. Werkzaamheden die tot in de top van de Laagpakket van Walcheren en/of Gantel Laag reiken contact opnemen met taakveld Archeologie Rijswijk.

Maatregel: bij werkzaamheden dieper dan 50 cm beneden maaiveld en een oppervlakte groter dan 100 m² dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

  • 3. Hoge verwachting Romeinse tijd

Deze verwachting is van toepassing op het gebied tussen het verlengde van de Prinses Irenelaan (zone Prins Beatrixlaan met parkeerterrein en groenstrook) en de zuidelijke bestemmingsplangrens vanwege de Romeinse weg en watergang en randstructuren als grafvelden en nederzettingsterreinen.

Maatregel: Bij werkzaamheden tot een diepte van 50 cm beneden maaiveld hoeft geen rekening te worden gehouden met archeologische waarden. Voor werkzaamheden die dieper reiken dient een aanlegvergunning te worden verkregen.

Conclusie

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waardoor nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Voor een groot deel van het plangebied zijn dubbelbestemmingen opgenomen die waarborgen dat bij nieuwe ontwikkelingen van een bepaalde omvang archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

5.7.2 Cultuurhistorie

Huidige situatie

Ten noorden van het plangebied ligt de landgoederenzone welke zich kenmerkt door meerdere landgoederen met cultuurhistorische waarde. In het plangebied zelf zijn geen monumenten of cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig. Tot op heden ontbreekt een inventarisatie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing binnen In de Bogaard. De oudste bebouwing dateert van na 1960 dus de kans is gering dat sprake is van cultuurhistorische waarden.

Toekomstige situatie

Aangezien in de huidige situatie in het plangebied geen monumenten voorkomen of andere cultuurhistorische waardevolle objecten welke een bijzondere bescherming behoeven, zal ook in de toekomst hier geen rekening mee hoeven te worden gehouden.

Conclusie

In de huidige en toekomstige situatie bevinden zich binnen het plangebied geen monumenten of cultuurhistorische waardevolle objecten welke een bijzondere bescherming behoeven. In het bestemmingsplan wordt er daarom ook niet verder op ingegaan.

5.8 Duurzaamheid

5.8.1 Huidige situatie

De gebouwen in In de Bogaard zijn hoofdzakelijk in de jaren `60 en `70 gebouwd. Daarbij zijn veel gebouwen vanaf de jaren negentig vernieuwd. Aangezien ten tijde van realisatie van het plangebied nog geen beleid bestond op het gebied van duurzaam bouwen zijn de gebouwen niet conform de huidige duurzaamheidsaspecten gebouwd. Desalniettemin streeft de gemeente ernaar om dit beleid bij nieuwe ontwikkelingen en herstructureringsonderdelen, renovatie en sloop toe te passen.

5.8.2 Toekomstige situatie

De gemeente streeft naar een duurzame gemeente. Binnen de gemeente zijn verschillende duurzame initiatieven gestart. Zo heeft de gemeente in februari 2010 het Convenant voor Warmte Haaglanden ondertekend, samen met andere gemeenten. Het doel van het convenant is om onder andere warmteprojecten te stimuleren. De gemeente is momenteel bezig om samen met woningcorporaties een onderzoek naar de ontwikkeling van een warmtenet in Rijswijk West op te zetten. Daar valt In de Bogaard ook onder.

5.8.3 Conclusie

Onderhavig plan vormt voornamelijk een beheersplan. Wanneer er ontwikkelingen in het plangebied voordoen zal zoveel mogelijk conform het duurzaam bouwen beleid worden gebouwd en de uitgangspunten van het MIRUP worden gebruikt.

5.9 Verkeer en parkeren

5.9.1 Huidige situatie

De hoofdontsluitingswegen binnen het plangebied bestaan uit de Generaal Spoorlaan, Sir Winston Churchilllaan, Prinses Beatrixlaan en de Steenvoordelaan. Op de hoofdontsluitingswegen geldt een maximumrijsnelheid van 50 km/uur. Overige delen van het plangebied die bereikbaar zijn met de auto betreffen parkeerplaatsen.

Het openbaar vervoer, dat het plangebied ontsluit, bestaat uit meerdere buslijnen en een tramlijn. De buslijnen 18, 23, 30 en 130 maken gebruik van de hoofdontsluitingswegen. Tramlijn 17 ontsluit het zuidelijk deel van het plangebied richting enerzijds het Wateringse Veld en anderzijds het Statenkwartier in Den Haag langs het station Holland Spoor, Centraal Station Den Haag en het stadscentrum van Den Haag. Het treinstation Rijswijk ligt op korte afstand oostelijk van het plangebied.

Langs de hoofdwegen zijn vrij van de hoofdrijbaan gelegen fietspaden gesitueerd.

5.9.2 Toekomstige situatie

Parkeren

Op 8 februari 2011 is de Nota Parkeernormen Gemeente Rijswijk vastgesteld. Hierin is opgenomen dat voor het parkeren wordt uitgegaan van de landelijke kencijfers van het CROW uit de publicatie “Parkeerkencijfers”1. Op basis van deze kencijfers worden middels deze nota de parkeernormen voor de lokale situatie in Rijswijk vastgesteld.

De parkeercijfers uit deze publicatie zijn opgebouwd naar stedelijkheidsgraad (zoals gehanteerd door het CBS) en gebiedsindeling. De stedelijkheidsgraad en specifiek de locatie bepalen welke parkeerkencijfers of –normen worden toegepast. De gemeente Rijswijk is te categoriseren als ‘zeer sterk stedelijk gebied’ met een omgevingsadressendichtheid (OAD) van circa 3000 adressen per km2. In Rijswijk is daarnaast gekozen om een onderscheid te maken tussen drie gebiedstypen, namelijk centrum, bestaand stedelijk gebied en uitleggebieden.

De in dit bestemmingsplan opgenomen gronden vallen onder de noemer ‘centrum’. De nieuwe parkeernormen gelden alleen voor nieuwbouw- en herstructureringsprojecten. Voor de bestaande situatie, zoals in dit bestemmingsplan aan de orde is, geldt als uitgangspunt dat het huidige aantal parkeerplaatsen per functie/gebouw gehandhaafd blijft. In de regels van dit bestemmingsplan is de gemeentelijke parkeernota opgenomen. Hieraan zullen nieuwe ontwikkelingen worden getoetst.

Met de wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van het voormalige belastingkantoor wordt het mogelijk andere functies dan 'kantoor' hier te vestigen. Het gaat hier om wonen, lichte horeca, dienstverlening, ontspanningen vermaak en maatschappelijke voorzieningen. Ten opzichte van elkaar zal de verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de bestaande situatie gering zijn. Gezien het feit dat het plangebied goed bereikbaar is met het openbaar vervoer, is het reëel om te verwachten dat de verkeersaantrekkende werking in dit gebied kleiner is, dan in zijn algemeenheid. De locaties waar ontwikkelingen spelen zijn bovendien allen vrij gunstig gelegen van een gebiedsontsluitingsweg. Het omliggende wegennet kan daarom een mogelijke beperkte toename van de verkeersaantrekkende werking verwerken. Per ontwikkeling zal, als duidelijk is wat het exacte programma inhoudt, beschouwd moeten worden wat de verkeersaantrekkende werking is en in hoeverre aan de gewenste parkeerbehoefte kan worden voldaan.

Milieu in ruimtelijke plannen

Met betrekking tot duurzaamheid (MIRUP) wordt voor het thema verkeer de volgende maatregelen aangegeven:

  • verbeteren van fietsverbindingen naar het centrum, de wijkvoorzieningen en het buitengebied;
  • autoluwe delen in de wijk;
  • parkeren op eigen terrein;
  • geconcentreerd parkeren voor bezoekers, ‘dubbel’ gebruik parkeerplaatsen;
  • 30 km/u zones;
  • goede bereikbaarheid en stallingsmogelijkheden voor fietsen bij wijkvoorzieningen;
  • deelautosysteem;
  • fietsstallingsmogelijkheden bij OV-haltes.
5.9.3 Conclusie

De huidige infrastructuur wordt als zodanig bestemd. Ten aanzien van onderhoudswerkzaamheden hoeft geen specifieke regeling in het bestemmingsplan worden opgenomen aangezien dat een uitvoeringsmaatregel is.

Voor de bestaande parkeervoorzieningen worden de huidige parkeernormen gehandhaafd.

5.10 Kabels en leidingen

5.10.1 Kader

Drinkwatertransportleidingen

Als gevolg van het steeds intensiever gebruik van de openbare ruimte vormt de ligging van het transportnet een aandachtspunt bij diverse planvormingen voor infrastructuur, woningbouw, kantoorlocaties, etc. Om te voorkomen dat in een vrij laat stadium de aanwezigheid van de leidingen wordt geconstateerd, wordt preventief informeren als geschikt middel gezien.

5.10.2 Onderzoek

Rioolpersleiding

In het plangebied liggen drie rioolpersleidingen:

  • twee leidingen langs de Prinses Beatrixlaan;
  • één leiding langs de Generaal Spoorlaan.

Drinkwatertransportleiding

Uit gegevens van “NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland, Transport en Rijnregio” blijkt dat binnen het plangebied één hoofdtransportleiding voor drinkwater ligt. Deze leiding lig in het openbare gebied direct naast de Sir Winston Churchilllaan. De drinkwatertransportleiding vertegenwoordigt een groot maatschappelijk belang doordat deze dient om de drinkwatervoorziening te garanderen. Door het opnemen van een dubbelbestemming kan de leiding optimaal beschermd worden.

Telecommunicatieverbinding

Langs de Prinses Beatrixlaan en de Generaal Spoorlaan is een telecommunicatiekabel gelegen. Deze verbinding behoeft in dit bestemmingsplan geen nadere bescherming. Wel dient bij eventuele werkzaamheden in de bodem rekening te worden gehouden met de ligging van de leiding.

Watergang

In het vorige bestemmingsplan In de Bogaard is op meerdere plekken een watergang opgenomen. Dit betreffen (zeer lange) duikers. In dit bestemmingsplan is ten behoeve van de bescherming van deze duikers een dubbelbestemming Waterstaat opgenomen.

5.10.3 Conclusie

Wanneer er werkzaamheden nabij de in de vorige paragraaf genoemde leidingen uitgevoerd worden, dient dit gemeld te worden aan het Duinwaterbedrijf Zuid-Holland. Zij kunnen, indien nodig, voorwaarden stellen aan de uit te voeren werken. Binnen de gestelde veiligheidsafstanden van leidingen worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Hiermee vormen de leidingen geen belemmering voor het bestemmingsplan.

5.11 Bedrijven en milieuzonering

5.11.1 Kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

5.11.2 Onderzoek

Het bestemmingsplan In de Bogaard is conserverend van aard. Toetsing aan de VNG-richtafstanden geldt in beginsel alleen voor ruimtelijke plannen waarvoor ontwikkelingen gelden. Voor bestaande situaties is de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” in principe niet bedoeld. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een nadere beschouwing gemaakt.

Binnen het plangebied zijn vele soorten voorzieningen aanwezig. Dit zijn met name detailhandels-, dienstverlenende voorzieningen horeca, kantoren en parkeergarages waar geen milieuhinder voor de omgeving optreedt. Deze functies zijn in een gebied met functiemenging doorgaans goed te combineren met gevoelige bestemmingen.

Daarnaast is er in het plangebied een autowasstraat gevestigd. Dit bedrijf valt in milieucategorie 2. De grootste afstand hiervoor bedraagt in een gemengd gebied 10 meter. Het aspect milieuhinder van bedrijven speelt in het onderhavige bestemmingsplan een ondergeschikte rol.

In het plangebied is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ter plaatse van het voormalige belastingkantoor aan de Steenvoordelaan. In de omgeving van het voormalige belastingkantoor zijn naast het winkelcentrum alleen woningen gelegen. In de toekomstige situatie is sprake van een gemengd gebied waar alleen lagere categorieën aan functies worden toegestaan met een grootste richtafstand van 10 meter. Binnen het gebied is voldoende ruimte om aan deze richtafstand te kunnen voldoen. Verder zullen de toekomstige bewoners van de eventuele nieuwe woningen al van tevoren weten dat er sprake is van andere functies in het pand (‘voorzienbaarheid’). Daarmee gelden er geen belemmeringen voor de haalbaarheid.

5.11.3 Conclusie

Er wordt voldaan worden aan een goed woon- en leefklimaat. Er is dan ook geen sprake van belemmeringen voor het bestemmingsplan In de Bogaard.

5.12 Geur

In en in de omgeving van het plangebied bevinden zich geen geurhinder gevende bedrijven. Dit aspect vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

 

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Planopzet

De planopzet is afgestemd op de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012). Daarbij is de indelingsopzet van de aangegeven hoofdgroepen van bestemmingen gehanteerd. Er is uitgegaan van een bestemmingsregeling die aansluit bij de systematiek van het vorig bestemmingsplan. Binnen de bouwvlakken is sprake van een relatief flexibel bestemmingsplan.

6.2 Artikelgewijze toelichting

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1)
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)
  • Algemene regels (hoofdstuk 3)
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

Hierna wordt een korte toelichting gegeven van deze hoofdstukken en de bijbehorende artikelen.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Hierna volgt een uiteenzetting per bestemming.

Bedrijf- autowasstraat

Het autowasbedrijf aan de de Prinses Beatrixlaan is als zodanig bestemd. Het bedrijf heeft een specifieke bestemming gekregen aangezien dit bedrijf is gerealiseerd op basis van een vrijstellingsmogelijkheid dat in het vorige bestemmingsplan stond. De vrijstellingsbepaling was specifiek geregeld.

Kantoor

Het huidige kantoorgebouw in de hoek Generaal Spoorlaan/ Steenvoordelaan en het kantoorgebouw aan het Bogaardplein zijn als zodanig bestemd. Ter plaatse van het kantoor aan de Generaal Spoorlaan/ Steenvoordelaan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt dat zich hier andere functies kunnen vestigen.

Verkeer - 2 en -3

Voor de wegen in het plangebied zijn de bestemmingen “Verkeer - 2” en “Verkeer - 3” opgenomen. De bestemming “Verkeer - 2” de gebiedsontsluitingswegen en “Verkeer - 3” de erftoegangswegen en verblijfsgebieden. In de bestemming "Verkeer - 3" is voor een paar locaties een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden terrassen te plaatsen. Voor de tram die het plangebied doorkruist is een aanduiding “tramlijn” opgenomen.

Centrum - 1 en -2

De vormgeving van de bestemming Centrum - 1 en Centrum - 2 is in grote mate afgestemd op de mogelijkheden uit het vorige bestemmingsplan. Hieraan is toegevoegd dat meer flexibiliteit geboden wordt voor toegelaten functies per bouwlaag. Met een aanduiding is de permanente standplaats aangegeven op de kaart.

Grote uitstekende bouwdelen, als een arcade en luifels zijn door middel van aanduidingen op de kaart aangegeven.

Het verschil tussen de bestemmingen 'Centrum - 1' en 'Centrum - 2' is dat in 'Centrum - 2' alle functies in iedere bouwlaag mogen voorkomen, terwijl in bestemming 'Centrum - 1' dit per bouwlaag is geregeld.

Terrassen zijn bij recht uitsluitend binnen bouwvlakken toegestaan in de bestemming Centrum - 1. Terrassen waar deze buiten het bouwvlak eventueel, onder voorwaarden, mogelijk kunnen zijn, zijn binnen de bestemming Centrum - 1 aangegeven op de verbeelding door de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied'.

Leiding-Riool, Leiding- Water

In het plangebied komen rioolleidingen en een waterleiding voor. Met de dubbelbestemming “Leiding” per type leiding geldt dat het gebruik van de gronden voor andere doeleinden ondergeschikt is gesteld. De bescherming van de leiding staat dus voorop. Daartoe is tevens een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de dubbelbestemming opgenomen. Dat wil zeggen dat grondwerkzaamheden ter plaatse pas zijn toegestaan na een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders.

Waarde-Archeologie 1 en 2

Het plangebied bevat gronden met archeologische waarden. Voor het plangebied heeft een differentiatie van gebieden plaatsgevonden op basis van de te verwachte waarden. Voor de gebieden is in de regels een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen ter bescherming van de aanwezige waarden.

Waterstaat

De bestaande duikers (en hun onderhoudszones) die onder het plangebied lopen hebben een dubbelbestemming gekregen. Doorgaans worden duikers niet aangegeven in het bestemmingsplan, maar vanwege de grootte van onderhavige leidingen is er voor gekozen ze toch te regelen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen dat voor alle bestemmingen kan gelden. Het gaat bijvoorbeeld om extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is een algemeen verbod op strijdig gebruik opgenomen, en wordt een aantal voorbeelden genoemd wat in ieder geval als strijdig gebruik wordt beschouwd.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een omgevingsvergunning voor afwijken geregeld kunnen worden. Het betreft bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens. In de algemene wijzigingsregels is eveneens de mogelijkheid opgenomen om op het Bogaardplein standplaatsen voor ambulante detailhandel te kunnen realiseren.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

6.3 Verbeelding geometrische plaatsbepaling

Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2008 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen. De analoge verbeelding is getekend op schaal 1 : 1.000.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het plan voorziet in hoofdzaak in een juridische conserverende regeling van de bestaande situatie. Dit plan maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Wel is ten opzichte van het vorige bestemmingsplan een aantal flexibiliteitsregels aan dit bestemmingsplan toegevoegd:

  • op de verdiepingen van het winkelcentrum zijn verruimde mogelijkheden voor de uitwisseling van functie's;
  • op de verdiepingen zijn extra mogelijkheden voor ontspanning en vermaakfuncties;
  • op de begane grond op sommige plekken extra mogelijkheden voor dienstverlenende voorzieningen;
  • grotere oppervlakte aan horecavoorzieningen in het gehele winkelcentrum;
  • ter plaatse van het voormalige belastingkantoor aan de Generaa Spoorlaan/ Steenvoordelaan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de huidige functie te wijzigen in wonen, dienstverlening, lichte horeca, maatschappelijke voorzieningen en ontspanning en vermaak.

In het kader van het positioneringsonderzoek zijn diverse eigenaren en gebruikers van het gebied geconsulteerd. Dit heeft geleid tot de eerder omschreven visie op In de Bogaard. Deze is derhalve tot stand gekomen met input vanuit het gebied zelf. Verder is over het voorontwerpbestemmingsplan een inspraakavond gehouden. Hoewel de bewoners en winkeliers hiervoor persoonlijk waren uitgenodigd was de opkomst erg laag. Voor de mensen die wel aanwezig waren, waren de bedoelingen van het plan duidelijk. Hiervan kan worden afgeleid dat het plan maatschappelijk uitvoerbaar is.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Het plan heeft tot doel de bestaande situatie te conserveren. Bij de voorbereiding van een ontwerp voor een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moeten maken, onder meer voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een exploitatieplan is alleen nodig voor de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt en waarvoor voor vaststelling van het bestemmingsplan geen privaatrechtelijke overeenkomsten worden gesloten. Voor onderhavig bestemmingsplan geldt dat er geen nieuwe ontwikkelingen direct in het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt. Hiermee wordt onderhavig bestemmingsplan financieel uitvoerbaar geacht.

In dit bestemmingsplan is een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Ten aanzien van de mogelijkheden die zijn vervat in een wijzigingsbevoegdheid dient de toets ten aanzien van het exploitatieplan eerst verricht te worden bij de vaststelling van het wijzigingsplan.

7.3 Handhavingsaspecten

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen.

Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning, bouwen in afwijking van een verleende omgevingsvergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met het gebruik van het bestemmingsplan of een afwijking.

Handhaving wordt onderscheiden in preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen. Voorts bestaat preventieve handhaving uit het opstellen van duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels en uit communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang.

Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijke actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primair doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Wabo.

Nalevingstrategie handhaving Haaglanden (november 2004)

De nalevingstrategie van de milieuhandhaving van het stadsgewest Haaglanden bestaat uit een handhavingstrategie en een strategie voor de inzet van overige middelen. De handhavingstrategie valt uiteen in een toezichtstrategie, een sanctiestrategie en een gedoogstrategie. De daarvoor beschikbare instrumenten omvatten primair de ‘klassieke’ handhavingsinstrumenten. Daarnaast kan een verbetering van het na-leefgedrag ook beïnvloed worden door de inzet van andere instrumenten, zoals bijvoorbeeld subsidieverlening en voorlichting. Belangrijk uitgangspunt in de regionale ontwikkeling is dat de gemeenten binnen het stadsgewest Haaglanden de ruimte blijven behouden voor de ontwikkeling en de toepassing van eigen beleid en vooral op die aspecten waarin de samenwerking een duidelijke meerwaarde heeft, de samenwerking ook daadwerkelijk ter hand wordt genomen in de uitvoering van de taken, de ontwikkeling van instrumenten en de monitoring hiervan.

Uitgangspunten van de nalevingstrategie zijn:

  • Ingezette middelen zijn gericht op de bescherming van het milieu, waaronder hinder, veiligheid en duurzaamheid worden begrepen.
  • De milieuhandhaving richt zich specifiek op de thema's, branches/sectoren en nietinrichtinggebonden taakvelden genoemd in de probleemanalyse en de prioriteitenstelling.
  • Handhaving is één van de sturingsmiddelen om naleving te bevorderen.
  • De milieuhandhaving wil met naleving een hoge mate van normconform gedrag bereiken.
  • Alleen de regels die in wet- en regelgeving zijn vastgelegd en gesanctioneerd kunnen formeel door handhaving beïnvloed worden.
  • Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het landelijk beleid.

Integrale Handhavingsnota gemeente Rijswijk

De handhavingsnota van de gemeente Rijswijk heeft betrekking op bouwen, ruimtelijke ordening, milieu, APV, openbare orde, de Drank en Horecawet en de Brandweer. Het doel van de integrale handhavingsnota is enerzijds om meer eenheid en uniformiteit te bewerkstelligen. Anderzijds wil de gemeente transparanter beleid, waarbij programmatische handhaving middels een jaarprogramma voor de uitvoering een belangrijk onderdeel is.

De integrale handhavingsnota geeft het ambitieniveau weer van de gemeente en beschrijft hoe dit gerealiseerd kan worden. De ambitie van de gemeente is dat zij zo effectief en efficiënt mogelijk handhaaft op de wet- en regelgeving waarvoor zij bevoegd gezag is. Men richt zich op het voorkomen van overtredingen. Daarnaast worden burgers en bedrijven geïnformeerd over het gewenst naleefgedrag en over de consequenties van ongewenst naleefgedrag.

Burgers en bedrijven zijn primair zelf verantwoordelijk voor de naleving van wet- en regelgeving en voor de gevolgen van overtredingen. De overheid is echter verantwoordelijk voor een veilige leefomgeving in de gemeente. Om dit te waarborgen is controle nodig. De gemeentelijke mogelijkheden zijn echter niet onbeperkt. Zij worden onder meer begrensd door financiële middelen, personele capaciteit en rechtsbeginselen. Tevens is de overheid verantwoordelijk voor een goede informatievoorziening zodat burgers en bedrijven weten wat er op dit gebied van hen wordt verwacht.

De prioriteiten voor handhaving worden jaarlijks in een handhavingsprogramma beschreven. Het programma wordt vastgesteld door het gemeentelijke bestuur. Hierbij geldt als uitgangspunt dat alle handhavingsgebieden periodiek aan de beurt moeten komen.

Het beëindigen en ongedaan maken van overtredingen is niet altijd haalbaar. Het bevorderen van een goed naleefgedrag en het voorkomen van overtredingen heeft daarom prioriteit. Een absolute randvoorwaarde hiervoor is dat de gemeente naar burgers en bedrijven geloofwaardig overkomt. Dit kan verkregen worden door een consequente aanpak van overtredingen en door deze aanpak ook effectief te communiceren.

Vertaling naar bestemmingsregeling

In dit bestemmingsplan is aangesloten bij de actuele maatschappelijke behoefte voor wat betreft bouwen en gebruik. Vervolgens is door middel van het opnemen van flexibiliteitsbepalingen (algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingen) in voldoende mate ingespeeld op eventuele toekomstige ontwikkelingen.

De verbeelding, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.

 

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Voorbereidingsfase

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft - ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening - ter inzage gelegen van 8 maart tot en met 18 april 2013. Daarnaast is op 18 maart 2013 een inloopavond georganiseerd waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld zijn of haar vragen aangaande het plan aan de gemeente te stellen. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overleginstanties zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Gedurende de termijn van terinzagelegging zijn 3 schriftelijke inspraakreacties ontvangen. Ook hebben 2 overleginstanties, de veiligheidsregio Haaglanden en het Hoogheemraadschap van Delfland, op het voorontwerpbestemmingsplan gereageerd. Er zijn geen mondelinge inspraakreacties ingediend. De reacties zijn divers van aard en afkomstig van een ondernemer, een vastgoedeigenaar en een bewoner in het plangebied.

In de Nota van Inspraak en Overleg zijn de inspraak- en overlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan door het college van burgemeester en wethouders formeel beantwoord. De Nota van Inspraak en Overleg is bijgevoegd in bijlage 3.

Tot slot maakte ook een aantal ambtelijke reacties, voortschrijdend inzicht naar aanleiding van recente ontwikkelingen binnen het plangebied en het geactualiseerde onderzoek enkele wijzigingen in het bestemmingsplan noodzakelijk.

Met de beantwoording en verwerking van de inspraak- en overlegreacties en de verwerking van de ambtelijke opmerkingen is de fase van het voorontwerpbestemmingsplan afgesloten. De wijzigingen zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan, waarna de bestemmingsplanprocedure officieel van start ging.

8.2 Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan heeft tezamen met de daarbij behorende bijlagen gedurende zes weken ter inzage gelegen. Dit gebeurde in de periode van vrijdag 4 oktober tot en met donderdag 14 november 2014. Tegen het ontwerp bestemmingsplan zijn in totaal vier zienswijzen binnen gekomen. Alle zienswijzen zijn tijdig ontvangen en ontvankelijk. In de Nota van Zienswijzen zijn de binnen gekomen zienswijzen door het college van burgemeester en wethouders beantwoord. De Nota van Zienswijzen is bijgevoegd in bijlage 4. De zienswijzen zijn aanleiding geweest het ontwerpbestemmingsplan op de volgende punten aan te passen:

  • er is een algemene wijzigingsbevoegdheid toegevoegd die standplaatsen voor ambulante detailhandel mogelijk maakt op het Bogaardplein;
  • voor het voormalige belastingkantoor aan de Steenvoordelaan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de huidige bestemming kan wijzigen in wonen, horeca tot en met categorie 1c, dienstverlening, ontspanning en vermaak (fitness uitgezonderd) en maatschappelijke voorzieningen;
  • bij de functie 'ontspanning en vermaak' is toegevoegd dat casino's en speelautomatenhallen hier geen deel van uit maken;
  • het gebruik voor evenementen is in de specifieke gebruiksregels nader ingekaderd in die zin dat er maximaal 12 per jaar mogen worden gehouden en dat de duur maximaal drie dagen per evenement bedraagt.

Tot slot maakt ook een aantal ambtelijke reacties, voortschrijdend inzicht naar aanleiding van recente ontwikkelingen binnen het plangebied en het geactualiseerde onderzoek enkele wijzigingen in het bestemmingsplan noodzakelijk.

Met de beantwoording en verwerking van de zienswijzen en de verwerking van de ambtelijke opmerkingen is de fase van het ontwerpbestemmingsplan afgesloten. De wijzigingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan, waarna het ter vaststelling aan de gemeenteraad is aangeboden.

8.3 Vaststellingsfase

Het bestemmingsplan is op 21 januari 2014 in het forum behandeld. Hieruit zijn geen extra wijzigingen in het ontwerpbestemmingsplan gekomen. Op 11 februari 2014 is het bestemmingsplan inclusief de Nota van Zienswijzen ongewijzigd vastgesteld in de gemeenteraad.

Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, treedt het plan direct na de beroepstermijn in werking.