Plan: | Boulevard I |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01 |
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het groepsrisico bestaat uit een oriënterende waarde.
Inrichtingen
Het doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 meter strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire. Voor spoorwegen worden in de gewijzigde circulaire nog geen veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden vermeld.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 treedt het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Externe Veiligheidsvisie Rozenburg
Het plaatsgebonden risico kent bij wet opgelegde normen. Het groepsrisico gaat uit van een verantwoorde decentrale keuze. Voor een transparante afweging van de risico's in relatie tot het nut en de noodzaak van ruimtelijke ontwikkelingen heeft de (deel)gemeente Rozenburg een Externe veiligheidsvisie opgesteld. Deze visie vormt een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in het milieuspoor. De Externe veiligheidsvisie Rozenburg is opgesteld in samenwerking met de DCMR milieudienst Rijnmond. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR), de provincie Zuid Holland en het Havenbedrijf Rotterdam.
De deelgemeente grenst aan het Botlek- en Europoortgebied. In dit gebied zijn havengebonden en zware chemische en petrochemische bedrijven gesitueerd. Daarnaast vindt er transport van gevaarlijke stoffen plaats over de A15, de Botlekweg, de Noordzeeweg, de Havenspoorlijn, het Calandkanaal en de Nieuwe Waterweg. Op basis van de omliggende risicobronnen is nader onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsrisico's bij uitvoering van het onderhavige plan. De volledige onderzoeken zijn onderdeel van de Externe veiligheidsvisie Rozenburg en kunnen worden ingezien via de website van de deelgemeente Rozenburg.
Onderzoek
Plaatsgebonden risico (PR)
Inrichtingen
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de bedrijven Huntsman BV en Compagnie de Manutention Ro-Ro Bv (CDMR). Uit de berekeningen blijkt dat het bouwplan voldoet aan de norm voor 10-6 plaatsgebonden risico.
Vaarwegen
Het plangebied ligt in de omgeving van het Calandkanaal en de Nieuwe Waterweg. Voor deze vaarwegen is het “Beleidskader gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas” van toepassing. In het Beleidskader zijn bebouwingsafstanden opgenomen die bij de realisering van een ruimtelijk plan in acht genomen moeten worden. Het betreft de volgende bebouwingsafstanden:
Het onderhavige plan ligt buiten de zone van 65 m van de genoemde vaarwegen. Op grond hiervan wordt geconcludeerd, dat het aspect externe veiligheid vanwege deze vaarwegen voor de realisering van onderhavig plan niet relevant is.
Spoor en wegtransport
Het plangebied ligt op circa 1.100 m van de havenspoorlijn en de A15/N15. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van het spoor en de N15.
Buisleidingen
In de omgeving van het bouwplan zijn twee K1-buisleidingen aanwezig met een diameter van 24 inch en een maximale toegestane druk van 20 respectievelijk 25 bar. Op grond van de RIVM publicatie1 geldt voor deze leidingen een 10-6 plaatsgebonden risico afstand van 16 respectievelijk 19 m. Het plangebied ligt op een afstand van circa 41 m vanuit het hart van de meest nabijgelegen leiding en ligt daarom buiten de 10-6plaatsgebonden risicocontour van deze leidingen.
Conclusie toetsing plaatsgebonden risico
De Externe veiligheidsvisie bevat het beleidskader voor toetsing van ruimtelijke plannen aan externe veiligheid. Uit bovenstaande toetsing blijkt, dat het plan buiten de 10-6contour van de bovengenoemde risicobronnen wordt gerealiseerd en daarom voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van het PR en aan het gestelde in de Externe veiligheidsvisie Rozenburg.
Groepsrisico
De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen het invloedsgebied van de risicobronnen inrichtingen (Huntman en CDMR), Havenspoorlijn en de K1-leidingen. De realisering van het plan leidt niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ten gevolge van de Havenspoorlijn en de bedrijven Huntsman en CDMR, maar er treedt wel een marginale toename van het groepsrisico op. In verband hiermee is als onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) in de gelegenheid gesteld om een advies uit te brengen. Dit advies is opgenomen in Bijlage 7.
Verantwoording Groepsrisico
In bijlage B bij de externe veiligheidsvisie Rozenburg zijn de effecten van de activiteiten met gevaarlijke stoffen, bij de bovengenoemde risicobronnen, beoordeeld. Afhankelijk van de aard en de hoeveelheden van de activiteiten met gevaarlijke stoffen zijn effectafstanden vastgesteld die zich uitstrekken tot op meerdere kilometers afstand. Dit betekent dat overal in de deelgemeente effectcontouren van de beschouwde risicobronnen zijn gelegen en dat delen van de deelgemeente in de 1%, 10% en de 100% letaliteitafstanden van de risicobronnen zijn gelegen.
Uit het advies van de VRR dat ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgt dat alleen het toxisch scenario op de Nieuwe Waterweg maatgevend is voor de beoogde ontwikkeling. Voor de beide buisleidingen volgt uit het advies van de VRR dat de 1% letaliteiteffectafstand op 40 m van de leidingen is gelegen. De beide leidingen zijn daarom niet relevant, effecten reiken niet tot de grens van de beoogde kwetsbare objecten. Overige risicobronnen zijn niet relevant voor de beoogde ontwikkeling.
Mogelijkheden tot bestrijding van rampen
De VRR gaat in haar advies niet in op de mogelijkheden tot bestrijding van rampen. Daarvoor kan de externe veiligheidsvisie Rozenburg worden geraadpleegd. Na uitvoering van het plan wordt de locatie ingedeeld in maatrampklasse II. Dit betekent dat de hulpverlening in staat is om op eigen kracht de ramp te bestrijden.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied
In het plangebied zijn geen personen aanwezig met een verminderde zelfredzaamheid. Om de mogelijkheid tot zelfredding te vergroten bij een ongeval met toxische stoffen adviseert de VRR het ventilatiesysteem afschakelbaar te maken. Ook dienen ramen, deuren en ventilatie openingen afsluitbaar te worden gemaakt. Hiermee kunnen bewoners enige tijd veilig in hun woningen verblijven ten tijde van een toxisch incident. Deze maatregelen kunnen niet worden geborgd in het bestemmingsplan. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen moet hieraan aandacht worden besteed.
Ondanks bovengenoemde maatregelen blijft er sprake van een restrisico. Mede gelet op het advies van de VRR en de Externe veiligheidsvisie wordt dit risico aanvaardbaar geacht.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet de weg.