direct naar inhoud van 4.2 Bodem
Plan: Boulevard I
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01

4.2 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Op de locatie is vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door het Centraal Bodemkundig Bureau (zie Bijlage 1). Doel van het onderzoek is vast te stellen of er in de bodem componenten aanwezig zijn, in zodanige concentraties dat er belemmeringen kunnen zijn ten aanzien van het huidig en/of toekomstig gebruik, of dat er sprake is van een bedreiging voor de volksgezondheid. Uit de onderzoeksresultaten blijkt, dat de bodem is verontreinigd met PAK (policycliysche aromaten). Het grondwater is verontreinigd met zware metalen (arseen) en naftaleen. De hoogst gemeten waarde in het grondwater overschrijdt de tussenwaarde, zijnde de waarde op basis waarvan ingevolge de Wet Bodembescherming in principe nader bodemonderzoek nodig is. Het matig verhoogde gehalte arseen in het grondwater is echter van natuurlijke oorsprong. Omdat het verhoogde gehalte aan arseen niet samengaat met verontreinigingen van die stof in de grond, ter plaatse van het grondwater, kunnen bij herinrichting saneringsmaatregelen voor arseen achterwege blijven. Vanuit dit oogpunt is dan ook geen nader onderzoek noodzakelijk. Echter wanneer ten behoeve van bouwwerkzaamheden bemaling nodig is, zal afstemming met de waterkwaliteitsbeheerder inzake de lozingseisen plaats moeten vinden. Uit de resultaten van asbestonderzoek op de locatie is geconcludeerd, dat geen asbesthoudend materiaal in de bodem is aangetroffen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem van de locatie geschikt is voor het toekomstig gebruik, namelijk wonen. Bij de eventuele afvoer van grond van de locatie moet rekening worden gehouden met het feit dat het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing is.