Plan: | Cornelisland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0597.CORN2012-VG01 |
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO 2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO 2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (Wm) kunnen bestuursorganen bevoegdheden uitoefenen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit zoals de vaststelling van een bestemmingsplan. Bij de uitoefening van deze bevoegdheden moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uit de Wm.
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.
Onderzoek en conclusie
Voor de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit is van belang dat het bestemmingsplan geen ontwikkeling van nieuwe functies mogelijk maakt ten opzichte van de vigerende planologische situatie. Het onderhavige plan betreft een nadere uitwerking van gronden waar op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds een bedrijfsbestemming ligt. Er vindt geen uitbreiding van de locatie plaats maar slechts een nadere invulling met onder meer een interne ontsluitingsweg. De enige ontwikkeling betreft de mogelijkheid voor het ontwikkelen van bedrijfsactiviteiten op het perceel aan de Schaapherderweg waar voorheen een tuincentrum was gevestigd. Het voorliggende bestemmingsplan biedt niet langer de mogelijkheid tot het gebruik van de gronden voor de activiteiten van een tuincentrum. Ten opzichte van vigerende planologische situatie is er geen sprake van een verkeersaantrekkende werking die toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit noodzakelijk maakt.
Voor bedrijfsbestemmingen is verder het toepasbaarheidsbeginsel uit de Wet milieubeheer van belang. Op basis van het toepasbaarheidsbeginsel hoeft de luchtkwaliteit niet te worden beoordeeld op onder andere terreinen waarop een of meer inrichtingen zijn gelegen in de zin van de Wet milieubeheer (Wm). Deze terreinen zijn niet voor publiek toegankelijk, ter plaatse gelden bepalingen ten aanzien van gezondheid en veiligheid op arbeidsplaatsen. Ook op overige locaties waar geen vaste bewoning is of waar publiek geen toegang heeft hoeft niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wm.
Omdat er wel functies mogelijk worden gemaakt waar rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van personen met een bepaalde verblijfstijd, zoals ter plaatse van de detailhandelsbestemming en de nieuwe woningen, wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de monitoringstool (www.nsl-monitoring) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL) kan inzicht worden gegeven in de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 langs relevante wegen. De maatgevende weg voor luchtkwaliteit wordt in dit geval gevormd door de A15. Uit de saneringstool blijkt dat de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 in 2015 direct langs de A15 ruimschoots voldoen aan de grenswaarden (zie figuur 4.6 en 4.7). Dit is ook voor de overige prognosejaren het geval omdat de achtergrondconcentraties in de toekomst afnemen als gevolg van bronmaatregelen zoals de ontwikkeling van schonere motoren. Omdat direct langs de A15 wordt voldaan is dat ook in de rest van het plangebied het geval, concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Voor 2012 kan met de NSL monitoringstool (nog) geen inzicht worden gegeven in de concentraties. Omdat in 2011 reeds werd voldaan aan de grenswaarden, net als in het prognosejaar 2015, is dat ook in 2012 het geval.
Figuur 4.6 Jaargemiddelde concentratie NO2 in 2015 (www.nsl-monitoring.nl)
Figuur 4.7 Jaargemiddelde concentratie PM10 in 2015 (www.nsl-monitoring.nl)
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden voor luchtkwaliteit. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat. De Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteit, staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.