direct naar inhoud van 4.5 Flora en fauna
Plan: Cornelisland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0597.CORN2012-VG01

4.5 Flora en fauna

Op basis van een bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1 zijn een quick scan en een ecologisch veldonderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf zijn de conclusies van deze onderzoeken opgenomen. De volledige rapportages van deze onderzoeken zijn opgenomen in Bijlage 2 respectievelijk Bijlage 3.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een bedrijventerrein in aanleg, dat voor een deel al is gerealiseerd en waar voor een deel nog de oude (agrarische) functie aanwezig is. Door het gebied lopen enkele watergangen en zijn al deels de nieuwe water- en groenstructuren aangelegd.

Beoogde ontwikkelingen

De ontwikkeling van het bedrijventerrein is al mogelijk gemaakt door middel van een uitwerkingsplan. Voor de realisatie moeten nog diverse werkzaamheden worden uitgevoerd (rooien bomen en struiken, bouwrijp maken, graven etc.). In dit bestemmingsplan wordt nog een aantal andere ontwikkelingen/bestemmingen mogelijk gemaakt, zoals bedrijven en woningen ter plaatse van het reeds gesloopte tuincentrum en verandering van de pensionstal en realisatie van een extra woning daarbij.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de ontwikkelingen in het bestemmingsplan. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Uit de onderzoeken blijkt dat er geen tabel 2 en 3 soorten, zoals vissen, rugstreeppad, vleermuizen en vogels met vaste nesten, zoals ransuil, voorkomen.

Voor alle ontwikkelingen geldt dat:

  • er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw (mol, muizen, egel, bruine kikker e.d.) omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving;
  • tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).

Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.