Plan: | Oostendam |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0597.BPODAM2010KERN-OH01 |
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties een grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en een streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS gewijzigd. Met deze wijzigingen zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg, het Basisnet Water en het Basisnet Spoor opgenomen in de circulaire.
Leidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is aangesloten bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): een normering voor het PR en een oriëntatiewaarde voor het GR. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord (in bestaande en nieuwe situaties). In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situaties:
Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:
Gemeentelijk beleid
De gemeente Ridderkerk beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. Deze beleidsvisie bevat het samenhangend beleid ten aanzien van externe veiligheid. In de visie is een bijlage opgenomen met een overzicht van alle risicobronnen met bijbehorende risico's. In de bijlagen is tevens een scenario-analyse opgenomen van de meest waarschijnlijke en worstcase-ongevalscenario's. De beleidsvisie is kaderstellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten en het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is.
Onderzoek
Inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied is één risicovolle inrichting gelegen (bron: www.risicokaart.nl). Het betreft het LPG tankstation Shell A15 Ridderkerk dat is gelegen aan de zuidzijde van de A15. Het tankstation is een Bevi-inrichting met een vergunde LPG doorzet van 1.000 m3 per jaar. Voor deze inrichting geldt in nieuwe situaties een maatgevende PR 10-6-contour van 45 m rond het vulpunt. Verder geldt een PR 10-6-contour van 25 m vanaf het ondergrondse reservoir en 15 m vanaf de afleverzuil. Onder nieuwe situaties wordt tevens het vaststellen van een bestemmingsplan verstaan. Het invloedsgebied voor het GR bedraagt 150 m vanaf het vulpunt.
Omdat binnen de PR 10-6 contouren en het invloedsgebied geen objecten aanwezig zijn is er geen sprake van strijdigheid met de normstelling voor het PR en is er tevens geen sprake van een groepsrisico.
Op grotere afstand van het plangebied, in de gemeente Zwijndrecht, is het rangeerterrein Kijfhoek gelegen. Dit rangeerterrein, waar wagons met gevaarlijke stoffen worden gerangeerd, valt sinds 1 juli 2007 onder het Bevi. De PR 10-6 contour ligt op korte afstand van het spoor. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is omvangrijk en beslaat een zone van 2.500 m vanaf het rangeerterrein. Aangezien de afstand tot het plangebied circa 2.900 m bedraagt is er geen sprake van invloed van externe veiligheidsrisico's van Kijfhoek op het plangebied.
Verkeerswegen A15 en N915 Rotterdamseweg
De A15 vormt een internationale verbinding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ter hoogte van het plangebied is in de A15 de Noordtunnel aanwezig. In verband met de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen door tunnels gelden op grond van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen (WVGS), voor de Noordtunnel beperkingen ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen. De Noordtunnel is aangewezen als categorie I tunnel. Dat betekent dat er geen LPG tankwagens door de tunnel mogen rijden, deze worden geleid via de omleidingsroute over de N915 Rotterdamseweg.
Voor tunnels van categorie I gelden minder beperkingen dan voor tunnels van categorie II. Zo mogen door categorie I-tunnels geen LPG-tankwagens, maar wel benzinetankwagens worden vervoerd, terwijl door categorie II-tunnels geen LPG-tankwagens en ook geen benzinetankwagens mogen worden vervoerd, maar wel tankwagens met dieselolie. In het reglement betreffende het Vervoer over Land van Gevaarlijke stoffen (VLG) is per categorie een tabel opgenomen met een opsomming van de tunnels die onder de betreffende categorie vallen. Voor tunnels die niet onder categorie I of categorie II vallen - ook wel categorie 0-tunnels genoemd - gelden geen beperkingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het VLG zijn ook complete lijsten opgenomen van beperkingen per categorie. |
Voor de A15 ter hoogte van het plangebied geldt als gevolg van de omleidingsroute geen veiligheidszone en geen plasbrandaandachtsgebied (PAG). Dit betekent dat er geen PR 10-6-contour buiten de weg ligt. In het Basisnet en de circulaire wordt het wegvak tevens niet als aandachtspunt voor het groepsrisico benoemd (het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde).
Op de Rotterdamseweg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, onder andere omdat deze weg een omleidingsroute voor de Noordtunnel vormt. In het Basisnet weg en in de bijlage bij de Circulaire RVGS is bepaald dat voor de Rotterdamseweg ter hoogte van het plangebied een veiligheidszone van 93 m geldt. Binnen deze zone is de ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare objecten niet mogelijk. Overigens wordt in het basisnet aangegeven dat de veiligheidszone kleiner wordt nadat er maatregelen aan de weg zijn getroffen.
Voor het wegvak ter hoogte van het plangebied volgt uit het Basisnet tevens dat er, in de situatie met huidige bebouwing en toekomstige vervoersaantallen, geen aandachtspunt is voor het GR aangezien het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde.
Door DCMR milieudienst Rijnmond is een risicoanalyse1 uitgevoerd (zie Bijlage 4). Uit de berekening blijkt dat afstand tot de PR10-6 contour 93 m bedraagt. Deze afstand komt overeen met de veiligheidsafstand uit het basisnet. Omdat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico kan een nadere beschouwing van het groepsrisico achterwege blijven.
Dit wordt bevestigd in het advies2 van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) dat is opgenomen in Bijlage 5.
Consoliderend bestemmingsplan
Hierbij dient te worden opgemerkt dat in de risicoanalyse van het DCMR en het advies van de VRR (zie bijlagen) nog uitgegaan wordt van de realisatie van woningbouw aan de Waal. Deze ontwikkeling wordt met het ontwerpbestemmingsplan Oostendam niet meer mogelijk gemaakt. Desondanks zijn deze adviezen nog wel bruikbaar voor dit (consoliderende) bestemmingsplan.
Voor de vaarwegen in de omgeving geldt dat de afstand tot het plangebied dermate groot is dat er geen sprake is van invloed van externe veiligheidsrisico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over water.
Buisleidingen
Ten noorden van de A15 is de hogedrukaardgasleiding W-530-01 gelegen met een diameter van 12” en een druk van 40 bar. Voor deze leiding wordt rekening gehouden met een invloedsgebied van 140 m. Binnen dit gebied worden met het voorliggende bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uit de beleidsvisie externe veiligheid blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie 0,01 maal de oriënterende waarde bedraagt.
Conclusie
Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van het plan niet in de weg staat.