direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hekendorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01

Toelichting

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0001.jpg"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De afgelopen periode is de planning en de inzet voor het opstellen van bestemmingsplannen vooral gericht geweest op de datum 1 juli 2013: de datum dat bestemmingsplannen op basis van de Wro niet ouder mogen zijn dan 10 jaar. Maar ook voor de periode na 1 juli 2013 blijft de termijn van 10 jaar gelden. Het geldende plan voor Hekendorp dient primair om die reden geactualiseerd te worden: het plan is vastgesteld in 2005. Daarnaast voldoet het huidige bestemmingsplan voor Hekendorp niet aan de landelijke richtlijnen voor digitaal toegankelijke bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012).Vanzelfsprekend is de juridische regeling ook afgestemd op de actuele situatie en de opgaven waar Hekendorp de komende 10 jaar voor staat. Met het voorliggende bestemmingsplan is een actueel juridisch-planologisch kader opgesteld dat voldoet aan de landelijke richtlijnen. Tot slot wordt met dit bestemmingsplan de conserverende beleidslijn voor Hekendorp opnieuw bevestigd.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit de bebouwde kom van Hekendorp in het westen van de gemeente Oudewater. Hekendorp ligt aan de Hollandsche IJssel en wordt omringd door open weidegebied. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Hollandsche IJssel, de Goejanverwelle, de Opweg, het water van de Dubbele Wiericke en het weidegebied van de polder Elf Viertel. De globale ligging van het plangebied is weergegeven op de onderstaande figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Bingmaps)

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Het voorliggende plan vervangt het bestemmingsplan 'Hekendorp' dat op 17 maart 2005 door de gemeenteraad is vastgesteld en op 19 december 2006 (gedeeltelijk) is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Aan het plandeel 'Horecadoeleinden' met de aanduiding 'zt' ter plaatse van het perceel Goejanverwelle 33 is goedkeuring onthouden. Zodoende geldt hier nog het bestemmingsplan 'Hekendorp 1981' dat op 20 juni 1983 is vastgesteld en op 21 augustus 1984 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.

Tot slot geldt ter plaatse van het perceel Goejanvewelle 60 het wijzigingsplan 'Goejanverwelle 60'. Dit wijzigingsplan is op 28 juli 2010 door burgemeester en wethouders vastgesteld.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'Hekendorp' bestaat uit een toelichting, de verbeelding en de regels. De toelichting vormt het niet-juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan en beoogt op heldere wijze uiteen te zetten welke afwegingen ten grondslag liggen aan de regeling en welke aspecten in de overweging zijn betrokken. Ten behoeve hiervan is de toelichting als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 bevat de gebiedsvisie. Hier wordt de huidige ruimtelijke structuur beschreven van het plangebied. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de functies (wonen, voorzieningen, detailhandel, bedrijven, etc.) in het plangebied. Vervolgens worden de uitgangspunten voor het bestemmingsplan beschreven.
  • Hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen;
  • hoofdstuk 4 toont de uitgevoerde onderzoeken op gebied van milieu, verkeer, bodem, externe veiligheid, water, archeologie, cultuurhistorie en ecologie;
  • Hoofdstuk 5 geeft een uitleg bij de regels die bij dit plan behoren;
  • Hoofdstuk 6 maakt de uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de huidige ruimtelijke structuur van het plangebied beschreven. Daarnaast wordt een beschrijving gegeven van de functies in het plangebied. Vervolgens worden uitgangspunten voor het bestemmingsplan beschreven.

2.2 Ruimtelijke analyse

De omgeving van Hekendorp

Hekendorp ligt op de grens van de huidige provincie Utrecht met Zuid-Holland te midden van het Groene Hart. De agrarische sector in de omgeving van het dorp staat onder druk als gevolg van mondiale schaalvergroting, verdergaande milieuvoorschriften en Europese regelgeving. Het beleid van de gemeente is er op gericht de economische dynamiek en veerkracht van het gebied - inclusief de kern Hekendorp - in stand te houden door ruimte te bieden aan neven- en vervolgfuncties zoals kamperen bij de boer, zuivelwinkels, huisverkooprondleidingen, kleine ambachtelijke werkplaatsen enz. In het verlengde van de Goejanverwelle, aan de Hekendorpse Buurt en de Steinsedijk, is dit goed te merken. Met name in de zomermaanden vormt Hekendorp een toeristisch recreatief knooppunt voor met name fietsers, met als belangrijke aders de Goejanverwelle en iets zuidelijker liggende Hollandse IJssel.

Aan de overkant van de Hollandse IJssel, net buiten het plangebied, is Hekendorp via een halte aan de N228 aangesloten op de buslijn tussen Gouda en Utrecht.

Ligging en oorsprong

De kern Hekendorp ligt langs de Hollandsche IJssel in de polder Elf Viertel tussen de Enkele Wiericke en de Dubbele Wiericke. Deze polder maakt deel uit van het West-Nederlandse veenweidegebied en behoort tot het slagenlandschap (cope verkaveling), een veel voorkomend landschapstype in het Hollands veenweidegebied.

Rond 1280 vestigden zich de eerste bewoners op de plaats van het huidige Hekendorp. In die eeuw heeft men de Hollandse IJssel afgedamd. Rond 1307 wordt het dorp genoemd als 'Hedickendorp'. Omstreeks 1350 werd opdracht gegeven om de Enkele en Dubbele Wiericke te graven door het voormalige Groot-Waterschap van Woerden.

Ruimtelijke structuur

De ruimtelijke structuur van Hekendorp wordt bepaald door het raamwerk dat gevormd wordt door de Hollandsche IJssel, de oude dijk Goejanverwelle, de Dubbele Wiericke en de Opweg (de verbindingsweg naar Driebruggen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Historisch kaartfragment uit 1898 (bron: www.watwaswaar.nl)

Het centrum van Hekendorp ligt rondom de (recent gerestaureerde) Goejanverwellesluis die de verbinding vormt tussen de Dubbele Wiericke en de Hollandsche IJssel. Rond deze kleine dorpskern heeft tot circa 1940 verdichting van het lint plaatsgevonden. Daarna is sprake geweest van een meer planmatige verkaveling van enkele achter het lint gelegen kavels. Hekendorp kan worden opgedeeld in vier ruimtelijk te onderscheiden gebieden (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0004.png"

Hoogteverschil Goejanverwelle (bron: Google maps)

Kenmerkend voor Hekendorp is het langgerekte bebouwingslint in oost-westelijke richting langs de Goejanverwelle. Bijzonderheid daarbij is de verbreding van het profiel binnen de kern. Met deze verbreding is het hoogteverschil tussen de bebouwing op de zuidelijk gelegen dijk en de lager gelegen bebouwing aan de noordzijde opgevangen. Verder is het contrast tussen de relatieve beslotenheid van de bebouwing en de openheid van het omliggend agrarisch gebied bepalend voor de ruimtelijke karakteristiek van de dorpskern.

Deelgebieden

Hekendorp valt qua typologie uiteen in de vier deelgebieden. Deze worden hieronder toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0005.png"

Figuur 2.2 Deelgebieden

1. Strook tussen Goejanverwelle en de Hollandsche IJssel

De relatief smalle en hoger gelegen dijk tussen Hollandsche IJssel en de Goejanverwelle wordt gekenmerkt door lintbebouwing met een heterogene opbouw. Deze bebouwing is gericht op de Goejanverwelle. Er komen zowel jonge als (zeer) oude vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en geschakelde woningen voor, met verschillende goothoogten en kap- en gevelvormen. De bebouwing vormt een vrij gesloten wand met slechts op enkele plaatsen doorzichten naar de achtergelegen Hollandsche IJssel.

2. Gebied Goejanverwelle en Westkade

Dit gebied wordt gekenmerkt door kleinschalige vrijstaande bebouwing rondom een ruim maar gesloten binnenterrein met erven. Hier bevindt zich ook een speelplaats. Ook in dit gebied is sprake van een grote variatie in bouwstijl en bouwjaar van de bebouwing. In dit deelgebied vallen ook vier percelen ten noorden van de Goejanverwelle. Deze maken deel uit van een langer bebouwingslint. De bebouwing op deze percelen ligt op de kop van de oorspronkelijk langgerekte kavels. In een aantal gevallen is achter de hoofdbebouwing nieuwe bebouwing gerealiseerd. De bebouwing staat vrij op het kavel dat verder groen ingericht is.

3. Oostkade

De gronden langs de Oostkade maakten vroeger deel uit van het agrarisch gebied. Nu is hier sprake van een beperkt bebouwingslint met twee-onder-een-kap- en vrijstaande woningen, georiënteerd op het water. Hoewel aan deze kade volgens de historische kaart al rond 1900 bebouwing stond, is de huidige bebouwing van recenter datum. Deze bebouwing bestaat uit woningen, gedifferentieerd in bouwstijl, goothoogte en bouwjaar.

4. Gebied tussen de Opweg en de Dubbele Wiericke

In het gebied tussen de Opweg en de Dubbele Wiericke heeft woningbouw van enige omvang plaatsgevonden. De planmatige uitbreidingen zijn gerealiseerd in verschillende fasen en dateren uit de jaren 60 tot eind jaren 80. Er zijn zowel geschakelde als twee-onder-een-kapwoningen gerealiseerd. In de afgelopen jaren zijn nog enkele woningen bijgebouwd.

Nokrichting

De Goejanverwelle, Oostkade en Westkade kenmerken zich door een gevarieerde, veelal kleinschalige bebouwing met een beperkte bouwhoogte. Deze bebouwing bestaat over het algemeen uit vrijstaande en halfvrijstaande woningen. Alle panden langs deze wegen zijn voorzien van een kap. De nokrichting van deze kappen is afwisselend haaks op de weg of parallel aan de weg. Om het huidige beeld van de Goejanverwelle, Oostkade en Westkade in stand te houden is het van belang deze afwisseling van nokrichtingen te behouden. Slechts op twee plekken langs deze wegen zijn panden gerealiseerd met een kap waarin twee nokrichtingen zijn gecombineerd. Aangezien dit type kap een uitzondering vormt, dienen kappen met gecombineerde nokrichtingen in geval van nieuwbouw te worden voorkomen.

2.3 Functionele analyse

De meest voorkomende functie is het wonen in het plangebied. Naast het wonen is sprake van enkele andere functies zoals bedrijven, voorzieningen, detailhandel en horeca. In deze paragraaf worden de verschillende functies kort beschreven.

Wonen

De meeste woningen in het plangebied zijn vrijstaande, (twee)-aaneengebouwde of geschakelde eengezinswoningen in één of twee lagen met een kap en een voor- en achtertuin. Op veel plaatsen zijn dakopbouwen aangebracht en dikwijls zijn de woningen aan de zij- en achterzijde uitgebouwd. De laatste uitbreiding van het woongebied heeft enkele jaren geleden plaatsgevonden langs de Kolonel Stamfordstraat en Freule van Wassenaarstraat in het noordelijk deel van het plangebied.

Maatschappelijke voorzieningen

Buurthuis 'De Boezem' bevindt zicht in het midden van het dorp. Daarnaast hebben de ongeveer 700 inwoners de beschikking over een openbare basisschool in het noorden van Hekendorp. De school is onderdeel van de openbare basisschool Oudewater en functioneert ook voor omliggende plaatsen als Haastrecht en Driebruggen. Verder kent Hekendorp twee speelterreinen en een Nederlands Hervormde Kerk.

Detailhandel en horeca

Nagenoeg alle detailhandelsvoorzieningen zijn in de loop der jaren door de afname van het draagvlak uit de kern Hekendorp verdwenen. Eventuele nieuwvestiging of hervestiging van detailhandel in het plangebied is niet waarschijnlijk.

Er is één horecagelegenheid in het plangebied aanwezig, nabij de bestaande aansluiting van de Westkade op de Goejanverwelle. Deze horecagelegenheid is ook van grote betekenis voor het recreatief gebruik van het Groene Hart en van de hierin voorkomende routestructuren (fietsen, wandelen, varen).

Bedrijven

In het plangebied bevindt zich één bedrijf. Het gaat om een ambachtelijke siersmederij. Het bedrijf is gelegen aan de Goejanverwelle. Daarnaast komen verspreid in het plangebied aan-huis-gebonden bedrijfjes en kantoren voor.

Recreatie

De groene strook in het verlengde van de Westkade langs de Dubbele Wiericke is in gebruik voor recreatieve activiteiten. Deze strook omvat verschillende individuele kavels. Op de kavels wordt getuinierd en anderszins gerecreëerd. Gemeente, hoogheemraadschap en belangenvereniging De Boezemkade zijn overeengekomen dat deze strook in de toekomst in gebruik blijft voor dagrecreatieve doeleinden. Uitgangspunt is om beperkt gebouwen en bijbehorende erfbebouwing toe te staan. Het betreft bebouwing in de vorm van tuinhuisjes, bergingen en hiermee vergelijkbare bouwwerken van beperkte omvang.

Verkeer en parkeren

Hekendorp wordt ontsloten door de Goejanverwelle, de Hekendorpse Buurt en de Opweg. De Goejanverwelle vormt via de Steinsedijk een verbinding met Haastrecht. De Opweg vormt via de kernen Driebruggen en Waarder de verbinding met de Rijksweg A12. De Hekendorpse Buurt ontsluit Hekendorp in de richting van Oudewater. Ten behoeve van de inwoners van Hekendorp is over de Hollandsche IJssel een ophaalbare fiets- en voetgangersbrug geplaatst, waardoor op eenvoudige wijze gebruik kan worden gemaakt van de busverbinding Gouda-Utrecht vice versa.

In de kern heeft de op de dijk gelegen Goejanverwelle een gelijknamige parallelweg. Deze parallelweg ligt circa 2,5 m lager aan de voet van de dijk en vormt de verbinding tussen de bovendijks gelegen Goejanverwelle en de Opweg.

De Opweg en de Goejanverwelle binnen de bebouwde kom van Hekendorp zijn aangewezen als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h.

In het noordelijke deel van Hekendorp zijn bij de bouw van woningen een tweetal parkeerterreinen van beperkte omvang aangelegd. Daarnaast zijn er in de woonstraten mogelijkheden voor langsparkeren gerealiseerd. In dit deel van het dorp is er veelal geen mogelijkheid om op eigen erf te parkeren. In de rest van de kern wordt overwegend op eigen erf geparkeerd. Langs de Goejanverwelle is het aantal parkeerplaatsen beperkt.

In het kader van een herinrichting is een aantal extra parkeerplaatsen aangelegd aan de noordzijde van de Goejanverwelle.

2.4 Uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Behoud van de functionele structuur

Voor hun voorzieningen zijn Hekendorpers in grote mate aangewezen op omliggende plaatsen als Oudewater, Gouda, Driebruggen, Haastrecht en Woerden. De aansluiting op de busverbinding tussen Gouda en Utrecht is in dit kader van groot belang. Maar de mogelijkheid van een bushalte wordt niet geregeld via een bestemmingsplan en de halte bevindt zich buiten het plangebied en buiten de gemeentegrens. Wel voorziet het bestemmingsplan in de brugverbinding naar de bushalte aan de overkant van de Hollandse IJssel.

Verder is behoud en versterking van de toeristisch- en recreatieve sector in de omgeving van belang voor Hekendorp. De gemeente kan hier onder andere op inzetten door ruimte te geven aan recreatieve neven- en vervolgfuncties bij (voormalig) agrarische bedrijven net buiten het plangebied.

Binnen het plangebied worden bij woningen aan-huis-gebonden bedrijfjes en kantoren toegestaan. Ter plaatse van de smederij wordt ruimte geboden aan een veelheid van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Behoud van de ruimtelijke structuur

De huidige wetgeving op het gebied van omgevingsrecht biedt een groeiend aantal mogelijkheden om vergunningvrij te bouwen zonder te voldoen aan de bepalingen uit het bestemmingsplan. Daarnaast blijft voor grotere ontwikkelingen altijd een 'buitenplans' afwegingskader bestaan om af te wijken van het bestemmingsplan.

Tegen deze achtergrond is het bestemmingsplan er vooral op gericht de bestaande fysieke woon- en leefomgeving te behouden en waar mogelijk te versterken. Het borgen van de bestaande kwaliteiten in het plangebied vindt plaats door middel van het gedetailleerd vastleggen van de bestaande ruimtelijke en functionele structuur.

Behoud van de planologische rechten

Bij de actualisatie vormen de bestaande bestemmingsplannen het vertrekpunt. Daarbij is ook gekeken naar het feitelijk gebruik van de gronden en naar de planologische mogelijkheden die op grond van vrijstellingen/ontheffingen en vergunningen zijn verleend.

Milieuzonering

Daarnaast biedt het bestemmingsplan het juridisch-planologisch kader waarin ook de mogelijke gevolgen voor het milieu worden meegewogen. Vanwege de geactualiseerde VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' die op deze vigerende bestemmingsplannen nog niet van toepassing was, is een aangepaste milieuzonering opgesteld binnen het plangebied. Uitgangspunt is dat de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk gemaakt wordt, afgestemd op de nu gevestigde bedrijven, de reeds toegestane categorieën en de kenmerken van het gebied. In dit verband wordt ook verwezen naar paragraaf 4.2 Bedrijven en milieuzonering. Verder geldt dat binnen de gehanteerde milieuzonering uitgegaan is van het huidige legale gebruik.

Bescherming van beeldbepalende wanden

De gemeente Oudewater heeft beeldbepalende wanden aangewezen. Dit heeft consequenties voor de bouwmogelijkheden ter plaatse. De beeldbepalende wanden zijn in het plan aangegeven met een specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek' op de verbeelding. Daarnaast is een regeling opgenomen waarin beperkingen ten aanzien van verandering aan de nokrichting, de goothoogte, de bouwhoogte en de plaatsing van dakkapellen worden aangegeven om de bestaande karakteristiek van de wanden te behouden. Ter plaatse van de beeldbepalende wanden zijn om deze reden geen maximum goothoogtes op de plankaart aangegeven. De regeling is gericht op conservering van de bestaande gebouwen. Dakkapellen mogen niet vanaf de openbare weg zichtbaar zijn.

Bij daken waar de nokrichting parallel aan de Goejanverwelle ligt, mogen geen dakopbouwen of dakkapellen aan de voorzijde van de woning worden gerealiseerd.

Om de groene oevers langs de Hollandsche IJssel te beschermen, is ingeval van de woonfunctie een deel van de aan het water grenzende achtertuinen als 'Tuin' bestemd in plaats van 'Wonen'. Bij andere bestemmingen liggen deze gronden buiten het bouwvlak.

Commerciële voorzieningen

In dit bestemmingsplan wordt gestreefd de bestaande commerciële voorzieningen te behouden. Aan het gebied met dergelijke voorzieningen is een gemengde bestemming toegekend. Horeca wordt uitsluitend toegestaan waar dit feitelijk aanwezig is.

Verkeer en parkeren

De categorie-indeling van de wegen binnen het plangebied blijft onveranderd. Verder zijn er geen grote nieuwe infrastructurele projecten voorzien die gevolgen hebben voor de verkeersstructuur. De wegen hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

De delen van het openbaar gebied die in gebruik zijn voor verkeer of parkeren, hebben ook een verkeersbestemming gekregen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig.

De provincies en gemeenten krijgen in het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische Hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.

Toetsing aan het rijksbeleid
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in het Barro en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Ook is het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, omdat het geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt.  

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening (2013)

Op 4 februari 2013 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Op 10 maart 2014 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht een eerste partiële herziening PRV 2013 vastgesteld. Op 3 november 2014 hebben Provinciale Staten de Tweede partiële Herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld.

De PRS gaat over het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht. Met het ruimtelijk beleid zorgt de provincie ervoor dat het aantrekkelijk blijft om hier te wonen, te werken en te recreëren. Zo is in de PRS opgenomen waar de provincie nieuwe woningbouw en nieuw bedrijventerrein aanvaardbaar vindt, welke landschapskwaliteiten de provincie wil beschermen, waar de provincie de landbouw en waar de natuur voorrang wil geven, en waar meer recreatievoorzieningen gewenst zijn. De PRS gaat over de hele provincie. De PRS is alleen bindend voor de provincie zelf.

Het plangebied ligt voor het grootste gedeelte binnen de bebouwingcontour voor het stedelijk gebied. Enkele percelen aan de westzijde van het plangebied vallen buiten de bebouwingscontour. Op deze percelen zijn in de huidige situatie burgerwoningen aanwezig. Op de onderstaande figuur is de bebouwingscontour voor Hekendorp weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0006.png"

Figuur 3.1 Bebouwingscontour Hekendorp (bron: provincie Utrecht)

Hieronder volgende de belangrijkste beleidslijnen voor het plangebied.

Beleidslijn verstedelijking

In het verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied: op die manier blijven onze steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims. Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wil de provincie verstedelijking zoveel mogelijk koppelen aan haltes en knopen van het openbaarvervoersnetwerk.

Bij de afweging van de verstedelijkingslocaties hanteert de provincie de 'lagenbenadering'. Dit beleid sluit aan bij de duurzame verstedelijkingsladder.

Beleidslijn detailhandel

De provincie wil voldoende ruimte bieden aan de veranderende wensen van consumenten en het bedrijfsleven en zet in op de binnenstedelijke vernieuwing. Bij ruimtelijke plannen voor nieuwe grootschalige detailhandelsontwikkelingen vraagt de provincie de gemeenten aandacht te hebben voor regionale afstemming en het overtuigend aantonen van de behoefte. De ontwikkeling van detailhandel buiten de rode contouren (anders dan de verkoop van eigen producten als nevenfunctie op een agrarisch bedrijf) staat de provincie niet toe.

Beleidslijn fiets- en wandelverkeer

De provincie vindt dat de infrastructuur fiets- en wandelverkeer een belangrijk onderdeel is van een doelmatig verkeer- en vervoersysteem. De provincie zet zich in voor het behoud van het bestaande provinciale en landelijke fietsroutenetwerk en de aanpak van knelpunten hierin. De provincie vraagt aandacht voor het realiseren van utilitaire en recreatieve fietsverbindingen vanuit de stad naar nabijgelegen kernen en (recreatieve) voorzieningen. Hiermee verbindt de provincie ook de ambities voor binnenstedelijke woningbouw met de recreatieve ambities voor het landelijk gebied. De provincie streeft ernaar om bij ingrepen in het auto- en spoornetwerk infrastructurele verbeteringen te realiseren en de bestaande langzaamverkeersverbindingen te ontzien.

Stedelijk programma Oudewater

Het woningprogramma voor de gemeente Oudewater is 300 woningen. Dit programma kan via binnenstedelijke woningbouw worden gerealiseerd, onder andere in de projecten Noort Syde II en Westerwal. De provincie voorziet in de planperiode geen uitbreidingen.

Toetsing aan het provinciaal beleid
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie.  

Provinciale Ruimtelijke Verordening (2013)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening bevat regels voor gemeenten. De gemeenten moeten deze regels in acht nemen bij het maken van ruimtelijke plannen. De regels zijn nodig om het provinciale ruimtelijke beleid te kunnen realiseren. De nieuwe regels gelden voor nieuwe ruimtelijke plannen van de gemeenten.

De meest relevante regels voor de bestaande kern Hekendorp zijn hieronder samengevat.

Bodem en water

Op kaart 1 van de verordening is het plangebied gedeeltelijk aangewezen als gebied met de aanduiding 'Veengebieden kwetsbaar voor oxidatie'. Daarnaast is een regionale waterkering opgenomen, zie figuur 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0008.png"

Figuur 3.2 Uitsnede kaart 1 Bodem en water (bron: provincie Utrecht)

De regels voor bovengenomende onderwerpen luiden als volgt:

Artikel 2.1 Veengebied kwetsbaar voor oxidatie

  • Als 'Veengebied kwetsbaar voor oxidatie' wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Bodem.
  • Een ruimtelijk plan bevat geen bestemmingen en regels die bodembewerkingen toestaan die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht, tenzij de bodembewerkingen plaatsvinden ten behoeve van graslandverbetering.

Artikel 2.5 Vrijwaringszone versterking regionale waterkering

  • Als 'Vrijwaringszone versterking regionale waterkering' wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Water.
  • Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen of regels die de waterkerende functie beschermen en voorzien in een vrijwaringszone aan weerszijden van de waterkering.

Toetsing aan artikel 2.1 en 2.5 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij bodembewerkingen worden toegestaan die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht.
Daarnaast is de regionale waterkering opgenomen met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan artikel 2.1 en 2.5.  

Wonen en werken

Op kaart 4 is het plangebied grotendeels aangewezen als stedelijk gebied, zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0010.png"

Figuur 3.3 Uitsnede kaart 4 Wonen en Werken (bron: provincie Utrecht)

Artikel 3.1 Stedelijk gebied

  • Als 'Stedelijk gebied' wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.
  • Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten voor verstedelijking.
  • De toelichting op het ruimtelijk plan bevat een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Indien het ruimtelijk plan betrekking heeft op grootschalige verstedelijking bevat de toelichting een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overstromingsgevaar.

Toetsing aan artikel 3.1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening
In paragraaf 4.5 Duurzaamheid is ingegaan op het aspect duurzaamheid. Het plan voorziet niet in grootschalige verstedelijking zodat een beschrijving over overstromingsgevaar niet noodzakelijk is.
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan artikel 3.1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.  

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening herijking 2016 (ontwerp, 2016)

De provincie heeft de Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (herijking 2016) met bijbehorende Verordening vrij gegeven voor inspraak. Rode draad van het beleid is: blijven zorgen voor de goede balans tussen wonen, werken en recreëren die de regio zo aantrekkelijk maakt.

In de structuurvisie ligt het provinciale ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. De verordening bevat de bijbehorende regels. Samen geven ze de kaders aan waarbinnen onder meer woningen gebouwd, natuur aangelegd, bedrijven gehuisvest of recreatievoorzieningen ontwikkeld kunnen worden. Deels zijn deze kaders met de herijking aangepast. Daarnaast worden beleidswijzigingen voorgesteld voor experimenteerruimte, duurzame energie, kernrandzones, detailhandel en landbouw.

Cultuurhistorische atlas provincie Utrecht (2005)

De Cultuurhistorische atlas van de provincie bevat de hoofdstructuur en het beleid op het gebied van cultuurhistorie. Het beschrijft de 'tastbare tijd', de fysieke neerslag van menselijk denken en handelen in de ruimte en door de tijd heen. Op basis van een analyse van de cultuurhistorische hoofdstructuur wordt de provinciale visie uitgelegd.

In paraaf 4.4 Cultuurhistorie is gebruikgemaakt van de informatie uit de cultuurhistorische atlas.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie gemeente Oudewater 2005-2025 (2006)

De gemeenteraad heeft op 8 juni 2006 een Structuurvisie vastgesteld voor het gehele grondgebied van Oudewater. Met de Structuurvisie geeft het gemeentebestuur de koers aan voor de ruimtelijke ontwikkeling op de korte en de middellange termijn (tot ongeveer 2015) en op de lange termijn (2015-2025) en vormt de basis voor het nemen van besluiten die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de gemeente.

De Structuurvisie geeft aan dat Hekendorp een aangenaam dorp is om te wonen. De bus brengt de bewoners van Hekendorp in 15 minuten naar Gouda en in 45 minuten naar Utrecht. Wel is de laatste winkel gesloten en kan de school alleen met extra geld worden behouden. Door het bouwen van

woningen voor gezinnen kan enerzijds de vergrijzing worden opgevangen en blijft er anderzijds draagvlak voor de school. De gemeente en de woningbouwvereniging zetten zich in voor het behoud van de school.

Daarnaast voorziet de Structuurvisie in een kleine uitbreiding van het aantal woningen, welke inmiddels is gerealiseerd aan de noordzijde van het dorp.

De verwachting is dat ook na afloop van de termijn van de Structuurvisie de geldende beleidslijn wordt voortgezet.

Welstandsnota (2004, actualisaties 2008 en 2010)

De Welstandsnota bevat de basisvoorwaarden (beoordelingskader) waaraan het uiterlijk van gebouwen wordt getoetst. In 2004 zijn de beleidsregels vastgelegd in de Welstandsnota voor Oudewater. In 2008 en 2010 werd de nota geactualiseerd. Welstandstoezicht is een beoordeling van de kwaliteit van het bouwwerk aan de hand van duidelijk benoembare criteria en een beoordeling van de bijdrage van dat bouwwerk aan de ruimtelijke kwaliteit op die specifieke locatie.

In Hekendorp zijn verschillende welstandsgebieden aanwezig, zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0014.png"

Figuur 3.4 Uitsnede kaart Welstandsnota

Toetsing aan de Welstandsnota vindt plaats bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Toetsing aan het gemeentelijk beleid
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. De doelstellingen uit de Structuurvisie voor woningbouw zijn in het verleden reeds gerealiseerd. Voor wat betreft het overige zijn er geen specifieke doelstellingen voor Hekendorp geformuleerd. Geconcludeerd wordt dat het plan zodoende in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.  

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Toetsing aan mer-wetgeving

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor zal de vaststelling van dit bestemmingsplan geen belangrijke negatieve milieueffecten tot gevolg hebben. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en de milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

In het plangebied zijn naast woningen nog andere functies (zoals bedrijven en horeca) aanwezig. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies naast elkaar voorkomen en naast elkaar gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'. In deze lijst wordt niet gewerkt met richtafstanden ten opzichte van gevoelige functies, maar wordt per bedrijfsactiviteit aangegeven in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar Bijlage 1.

Onderzoek

Milieuzonering in het plan

Bij de milieuzonering van aanwezige gebieden met functiemenging wordt geen rekening gehouden met richtafstanden, maar met de bouwkundige situatie ten opzichte van milieugevoelige functies in het plangebied en de directe omgeving. De huidige bedrijfsactiviteiten in het plangebied blijven gehandhaafd.

Het enige aanwezige bedrijf dat in het plangebied aanwezig is ligt in een gebied waar in enige mate sprake is van functiemenging (Goejanverwelle). Deze functiemenging is hier ook gewenst. Het betreft een locatie waar detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke voorzieningen toegestaan is tussen woningen. Ter plaatse worden bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toelaatbaar geacht.

Het aanwezige bedrijf op het perceel Goejanverwelle 62 betreft een siersmederij. Deze siersmederij is op grond van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ingeschaald in categorie B2. Dit bedrijf valt zodoende niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Deze is daarom voorzien van een maatbestemming. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen dan wel een ander bedrijf uit ten hoogste categorie B1.

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid zoals deze hierboven is beschreven betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf worden toegestaan. Dit kan alleen voor bedrijfsactiviteiten uit de milieucategorie die 1 stap hoger ligt dan de algemene toelaatbaarheid. Ingeval van het afwijken dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Conclusie

Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe hinderveroorzakende en gevoelige functies worden niet mogelijk gemaakt. Door het toepassen van een milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, wordt zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Gelet hierop is het voldoende te volstaan met een beknopt inzicht in de reeds bekende bodemkwaliteit volgens het landelijke bodemloket. Op het landelijke bodemloket zijn alleen de Wbb gevallen weergegeven. Voor informatie over verdachte activiteiten wordt verwezen naar het geoloket van de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU).

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0016.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede Bodemloket


Gezien het consoliderende karakter van het bestemmingsplan waarbinnen geen functiewijzigingen voorzien zijn staat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992, een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed, hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988. De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten. Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die in 2019 naar de Omgevingswet overgaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt. De vuistregel voor de verdeling tussen de Erfgoedwet en de nieuwe Omgevingswet is:

  • Roerend cultureel erfgoed en de aanwijzing van rijksmonumenten staat in de Erfgoedwet;
  • De aanwijzing van ruimtelijk cultureel erfgoed (stads- en dorpsgezichten en cultuurlandschappen) en omgang met het cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komt in de Omgevingswet.

Gemeentelijk archeologiebeleid

Om aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de archeologische monumentenzorg (AMZ) te kunnen voldoen, heeft de gemeente Oudewater in 2011 een beleidsnota archeologie en een gemeentedekkende archeologische beleidskaart vastgesteld. De beleidsnota (deel A) en de ruimtelijke uitwerking daarvan (deel B) bieden voor de gemeente de basis om in het ruimtelijke ordeningsbeleid inhoudelijk, effectief en transparant sturing te geven aan het proces van afweging van belangen bij de ruimtelijke inrichting.

De waarden- en verwachtingenkaart vormt de basis voor de archeologische maatregelenkaart. De daarop aangegeven vindplaatsen en verwachtingsgebieden zijn voor de maatregelenkaart vertaald in vijf beleidscategorieën, dat wil zeggen soorten zones/terreinen, waaraan een eigen planologisch beschermingsregime wordt gekoppeld.

Op 24 september 2015 is een geactualiseerde beleidskaart vastgesteld door de gemeenteraad, alsmede onderzoeksprotocollen voor archeologisch vooronderzoek en een Verordening subsidie excessieve onderzoekskosten archeologie.

Besluit ruimtelijke ordening

Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Onderzoek cultuurlandschap

De ontginningsgeschiedenis van de gemeente Oudewater is sterk bepaald door het water. Dit bestaat grotendeels uit veenweidegebied met een kenmerkend slagenlandschap (cope verkaveling).

In 1366 werden bij Hekendorp twee kanalen gegraven tussen de Oude Rijn en de Hollandse IJssel, om de verzanding van de Rijn te voorkomen: de Enkele en Dubbele Wiericke, beide met een sluis te Goejanverwelle.

Het gebied tussen de Enkele en Dubbele Wiericke werd in 1672 in gebruik genomen als 3e inundatiekom binnen het stelsel van de Oude Hollandse Waterlinie toen Lodewijk XIV het land binnen viel. Op de onderstaande figuur is de ligging van het gebied in het stelsel van de Oude Hollandse Waterlinie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0017.jpg"

Figuur 4.2 Locatie inundatiekom binnen de Hollandse Waterlinie

Binnen het plangebied zijn de groene oevers langs de Hollandsche IJssel beschermingswaardig.

Om de groene oevers langs de Hollandsche IJssel te beschermen, is ingeval van de woonfunctie een deel van de aan het water grenzende achtertuinen als 'Tuin' bestemd. Bij andere bestemmingen liggen deze gronden buiten het bouwvlak.

Onderzoek monumenten en beeldbepalende wanden

Rijksmonumenten

Hekendorp kent een zestal bouwwerken, die zijn aangewezen als Rijksmonument:

  • 1. vrijstaand 2-beukig dwarshuis met van oudsher een agrarische functie aan de Goejanverwelle 33, oudste elementen gebouwd tussen 1600-1700 (prinsessenboerderij);
  • 2. Nederlands Hervormde kerk aan de Goejanverwelle 48, oudste elementen gebouwd in 1845;
  • 3. justitiabeeld en gedenkteken op Goejanverwelle bij nr. 29, oudste elementen gebouwd tussen 1675-1700 (schandpaal);
  • 4. langhuisboerderij aan de Goejanverwelle 11, oudste elementen gebouwd tussen 1800-1825 (Dorpszicht);
  • 5. sluiswachtershuis aan de Goejanverwelle 74, oudste elementen gebouwd 1728;
  • 6. schutsluis tussen de Hollandsche IJssel en de Dubbele Wiericke, oudste elementen gebouwd tussen 1600-1700 (Goejanvewellesluis met brug).

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0018.png"

Figuur 4.3 Sluiswachtershuis en schutsluis (bron: google maps)

De bovengenoemde rijksmonumenten zijn in dit bestemmingsplan specifieke aangeduid met een bouwaanduiding.

Gemeentelijke monumenten

In de kern Hekendorp zijn geen bouwwerken aangewezen als gemeentelijk monument.

Beeldbepalende gevelwanden en elementen

De beeldkwaliteit van een gebied draagt in belangrijke mate bij aan de waardering van bewoners en bezoekers voor het woon- en leefklimaat. Het is dan ook van belang die kwaliteit zoveel mogelijk te handhaven, dan wel waar mogelijk te vergroten. Het bestemmingsplan kan daarbij als instrument worden ingezet om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan en gewenste ontwikkelingen te stimuleren. De cultuurhistorisch belangrijke structuur met typerende gevelwanden bepaalt in belangrijke mate de beeldkwaliteit in Hekendorp.

Hieronder worden de voor de beeldkwaliteit van Hekendorp van belang zijnde gevelwanden beschreven. Deze gevelwanden zijn belangrijk voor de herkenbaarheid van de kern en dienen dan ook extra bescherming te krijgen. Deze bescherming strekt niet zo ver dat er niets meer aan het uiterlijk van de gevelwand mag gebeuren of veranderen, maar wel dat er met terughoudendheid en voorzichtigheid gehandeld wordt.

In het plangebied zijn de volgende gevelwanden beeldbepalend (zie figuur 4.3):

  • 1. Goejanverwelle 11 en 11a;
  • 2. Goejanverwelle 40 tot en met 78;
  • 3. Goejanverwelle 13 tot en met 31, Westkade 1 en Opweg 2 en 4;
  • 4. Hollandsche IJssel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0020.jpg"

Figuur 4.4 Beelbepalende wanden, elementen en monumenten

1. Goejanverwelle 11, 11a en 33

Ter plaatse staan karakteristieke gevelwanden. Voormalige agrarische gebouwen van het type langshuisboerderij waarvan er één is aangemerkt als monument. Het hoofdgebouw heeft een symmetrische voorgevel en een afgewolfd zadeldak met een nok bijna haaks op de Goejanverwelle. De gebouwen geven uitdrukking aan een verdwenen functie en worden aangemerkt als een typerend onderdeel van een gegroeide ruimtelijk-functionele structuur.

2. Goejanverwelle 40 tot en met 78

Aan de zuidzijde van de Goejanverwelle is sprake van afwisselend vrijstaande en aaneengebouwde bebouwing. De voorgevels staan in één rooilijn direct langs de straat. Het uiterlijk van de panden is divers. Dit komt tot uitdrukking in de verschillende nokrichtingen, dakvormen en gevelbreedten. De diversiteit van gevel- en kapvormen in samenhang met de typerende bomen op de dijk maakt dat dit ensemble een karakteristiek en waardevol onderdeel vormt van de bebouwde kom van Hekendorp.

3. Goejanverwelle 13 tot en met 31 en Opweg 2 en 4 en Westkade 1

Aan het benedendijkse deel van de Goejanverwelle staan vrijstaande woningen die op enkele plekken aaneengebouwd zijn. De nokrichting is doorgaans schuin ten opzichte van de weg georiënteerd. De woningen staan niet in één rooilijn. Door de verschillen in architectuur en bouwstijl is sprake van een gevarieerd beeld met zadeldaken, zowel met als zonder wolfseinden, en schilddaken. In samenhang met de groene voortuinen, het met gras begroeide talud van de Goejanverwelle en de bomen op de dijk hebben deze woningen een intiem karakter dat typerend en waardevol is voor de kern Hekendorp.

4. De Hollandsche IJssel

De Hollandsche IJssel bepaalt in belangrijke mate mede de ruimtelijke kwaliteit en de beeldkwaliteit van Hekendorp. De beleving van deze rivier is echter beperkt, omdat het water grotendeels aan het zicht onttrokken is door bebouwing. De meest markante plek wordt gevormd door de omgeving van de sluis, waar de Dubbele Wiericke aansluit op de Hollandsche IJssel. Een relatief groot aantal woningen grenst – inclusief bijbehorende gronden – met de achterkant aan de rivier. Met het oog op de ruimtelijke kwaliteit van de rivierzone is het van belang voor de oeverzone nadere regels op te stellen inzake op te richten bebouwing.

5. Hooiberg Goejanverwelle 33

Achter de zogenoemde prinsessenboerderij op het perceel Goejanverwelle 33 is een karakteristieke hooiberg aanwezig.

De beeldbepalende wanden en objecten uit de MIP lijst zijn in het plan aangegeven met een specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek' op de verbeelding. De regeling is gericht op conservering van de bestaande gebouwen. Bij eventuele verbouwplannen, waaronder toevoegingen zoals dakkapellen, dient handhaving en versterking van de bestaande karakteristiek en beeldkwaliteit van de beeldbepalende wanden en objecten uitgangspunt te zijn.

Onderzoek archeologie

De gronden binnen het plangebied vallen op de gemeentelijke beleidskaart binnen de categorieën 'hoge archeologische verwachtingwaarde' en 'middelhoge archeologische verwachtingswaarde', zie figuur 4.4. Voor de gronden met een verwachtingswaarde geldt een planologisch beschermingsregime welke door middel van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3' in dit bestemmingsplan is verankerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0022.jpg"

Figuur 4.5 Uitsnede uit de gemeentelijke beleidskaart

Binnen de gebieden met de dubbelbestemmingen is het uitvoeren van bodemverstorende werkzaamheden waarbij bodemingrepen plaatsvinden in een gebied groter dan 200 m² én dieper dan 30 cm -mv (hoge archeologische verwachtingswaarde) dan wel in een gebied groter dan 2.500 m2 én dieper dan 1 m -mv (middelhoge archeologische verwachtingswaarde 2) gebonden aan een vergunningstelsel. Een omgevingsvergunning kan in beginsel slechts worden verleend indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat er geen verstoring van archeologische waarden plaatsvindt. De archeologische waarden worden binnen onderhavig bestemmingsplan voldoende beschermd.

Ondanks dat bepaalde (beperkte) bodemingrepen bij voorbaat worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek, blijft hier wel de algemene meldingsplicht bij het aantreffen van oudheden van toepassing. Op basis van de Erfgoedwet moet een persoon die, anders dan bij het doen van archeologisch onderzoek, iets vindt waarvan hij/zij weet of moet vermoeden dat het een (on)roerend monument betreft dit binnen drie dagen melden bij de minister van OCW (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap).

Conclusie

In het bestemmingsplan is voldoende rekening gehouden met het aspect 'Cultuurhistorie'.

4.5 Duurzaamheid

Toetsingskader

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2016 (PRV 2016)

In de PRV 2016 is de eis opgenomen dar bestemmingsplannen voor woningbouw, renovatie, (herstructurering) bedrijventerreinen, kantoorfuncties en glastuinbouw een beschrijving moet bevatten van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan energiebesparing en inzet van duurzame energie. Hieronder wordt mede verstaan het gebruik van restwarmte, Warmte Koude Opslag en aardwarmte, zonne-energie en biomassa. Nieuwe verstedelijking of uitbreiding van bestaande verstedelijking dient aan eisen van duurzaam bouwen te voldoen.

Onderzoek en conclusie

Gezien de conserverende aard van dit bestemmingsplan kan voldaan worden met een beschrijving van het geldend beleid en wettelijk kader Benadrukt wordt dat bij ontwikkelingen in afwijking van dit bestemmingsplan mede gezien deze eis altijd voldoende aandacht besteed dient te worden aan het aspect duurzaamheid.

Gemeentelijk beleid

De gemeente heeft een ambitie op het gebied van duurzaam bouwen. Het gemeentelijk beleid volgt uit het 'Duurzaamheidprogramma 2013-2014'. Hieruit blijkt dat de ambitie geldt om voor minimaal 80% van de nieuwbouwplannen te voldoen aan een gemiddelde GPR score van 7 met een minimale score van 7,5 op het thema energie. De GPR score betreft de score behaald met de tool GPR-gebouw:

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0023.jpg"

Voor de ontwerper ligt een uitdaging om hieraan te voldoen. De initiatiefnemer dient een GPR-berekening aan te leveren als leidraad bij de verdere planontwikkeling. Het gebruik van GPR wordt gratis door de gemeente beschikbaar gesteld. Hiermee kan initiatiefnemer inzicht krijgen in de kansen voor duurzaamheid. Voor een licentie kan contact opgenomen worden met de Omgevingsdienst regio Utrecht via www.odru.nl.

Met een licentie kan initiatiefnemer, architect of ontwikkelaar gebruik maken van het computerprogramma GPR gebouw (www.gprgebouw.nl) en hiermee kijken in hoeverre maatregelen voor het gebouw een invulling geven aan duurzaamheid. Dit programma is ook goed toepasbaar voor bestaande bouw.

Wettelijke eisen voor thermische isolatie bij verbouwingen

Het Bouwbesluit 2012 stelt bij verbouw eisen aan de thermische isolatie (Rc-waarde en u-waarde). De grenswaarden zijn afhankelijk van het soort verbouwing. Bij het plaatsen van een dakkapel of de realisatie van een aan- of uitbouw moet worden voldaan aan de nieuwbouweisen:

  • Rc> 4,5 m2 KW voor de gevel;
  • Rc> 6,0 m2 KW voor het dak;
  • Rc> 3,5 m2 KW voor de vloer;
  • Een gemiddelde U-waarden van maximaal 1,65 W/m2K voor ramen (glas en kozijn) en deuren. Daarnaast een maximale U-waarde van 2,2 W/m2K voor de verschillende onderdelen van ramen, deuren en kozijnen.

De nieuwbouweisen zijn ook van toepassing als meer dan 25% van de gebouwschil wordt gewijzigd. Wanneer bijvoorbeeld alleen de isolatie wordt vervangen, gelden lagere eisen (Bouwbesluit 2012, artikel 5.6).

4.6 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.


Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).


Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).


Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.


De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.


Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.


Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.


Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.


Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.


Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Utrecht

In de provincie Utrecht wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het in of op de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage II bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bunzing, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijgelegen Natura 2000-gebied betreft Uiterwaarden Lek en is op circa 10 km ten zuidoosten van het plangebied gelegen. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 700 m. Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door het consoliderende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0024.jpg"

Figuur 4.6. Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde natuurgebieden (bron: provincie Utrecht)

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon en www.waarneming.nl).

Vaatplanten

De laanbeplanting, de bermen en de groenstroken binnen het plangebied bieden groeiplaatsen aan de beschermde brede wespenorchis. In en langs de waterpartijen zijn naar verwachting groeiplaatsen van de beschermde zwanenbloem en dotterbloem aanwezig.

Vogels

In de plantsoenen en groenstroken komen tuin- en struweelvogels voor. Hier zijn soorten als koolmees, roodborst, winterkoning en merel aanwezig. Spreeuw, huismus, gierzwaluw en kauw kunnen broeden in (de omgeving van) de bebouwing. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de buizerd, kraai en grote bonte specht. De waterpartijen bieden leefgebied aan watervogels als meerkoet, wilde eend en waterhoen.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, egel, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis, bosmuis, rosse woelmuis, en konijn. De bomen en bebouwing kunnen plaats bieden aan vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Ze wonen in de spouwmuur, achter de betimmering, onder daklijsten en dakpannen en/of in spleten en gaten in bomen. De groenstroken en waterpartijen kunnen daarnaast fungeren als foerageergebied of onderdeel zijn van een vliegroute van vleermuizen.

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruikmaken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen, in kelders en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.

Vissen

De waterpartijen bieden waarschijnlijk leefgebied aan de matig beschermde kleine modderkruiper. In verband met de schone, minder vervuilde watergangen kan ook de bittervoorn aanwezig zijn.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Wnb staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden.

  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: website vogelbescherming).
  • Er is geen ontheffing nodig voor de benoemde overig beschermde soorten van de Wnb waarvoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen in de provincie Utrecht. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.

Conclusie

De vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.7 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het Bevt vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maken bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicorelevante inrichtingen

Volgens de risicokaart zijn in de omgeving van het plangebied geen risicorelevante inrichtingen aanwezig.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Voor de gemeentelijke en provinciale wegen die aansluiten op de rijksweg A12 is in de gemeente Oudewater een routering voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Over de vastgestelde route mag uitsluitend bestemmingsverkeer rijden. De route loopt niet langs het plangebied.

Voor noodzakelijk transport ten behoeve van laden en/of lossen van gevaarlijke stoffen buiten de vastgestelde routes is een ontheffing nodig. Aan deze ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden om een veiligere leefomgeving te realiseren.

Er kan langs het plangebied dus wel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden van de niet-routeplichtige stoffen (zoals benzine) en routeplichtige stoffen met ontheffing (zoals propaan), maar de frequentie daarvan is zo laag dat daardoor geen risico's ontstaan die ruimtelijk relevant zijn.

Buisleidingen

Volgens de provinciale risicokaart ligt er in of bij het plangebied geen buisleiding voor transport van gevaarlijke stoffen zoals aardgas of benzine waar rekening mee gehouden zou moeten worden. Het gasnet voor huishoudens en bedrijven valt niet binnen het kader van externe veiligheid.

Elektromagnetische straling

Er zijn in de omgeving geen hoogspanningslijnen aanwezig waarvan de indicatieve magneetveldzones tot het plangebied reiken.

Uit de gegevens op de website www.antenneregister.nl blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen zendmasten aanwezig zijn die overschrijdingen van de geldende blootstellinglimieten voor elektrische en magnetische veldsterkten veroorzaken.


Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.8 Horeca

Toetsingskader

Voor de toelaatbaarheid van horecabedrijven in het plangebied is de aanwezigheid van gevoelige bestemmingen van belang. In dit bestemmingsplan wordt daarom gebruikgemaakt van een zogeheten 'Staat van Horeca-activiteiten' (zie Bijlage 2 bij de regels). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende horecabedrijven, al naar gelang de te verwachten milieubelasting, zijn ingedeeld in categorieën. Afhankelijk van de gevoeligheid van een gebied, wordt in het bestemmingsplan aangegeven welke categorieën horecabedrijven ter plaatse algemeen toelaatbaar worden geacht.

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van het plangebied wordt categorie 1 algemeen toelaatbaar geacht. In het plangebied is slechts één horecabedrijf aanwezig dat niet valt binnen de toelaatbaarheid. Daarom is een specifieke aanduiding 'café' opgenomen.

Een toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten is opgenomen in Bijlage 2 bij de toelichting.

4.9 Planologisch relevante leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig. Ook liggen er geen hoogspanningslijnen in de directe omgeving van het plangebied.

4.10 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. Meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, en voorziet niet in ontwikkelingen. Ten gevolge van het bestemmingsplan zal er dan ook geen sprake zijn van een verkeerstoename. Daarom draagt het bestemmingsplan dan ook niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat zowel in 2015 als in 2020 ruimschoots voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.2. Met behulp van deze monitoringstool kunnen de rekenpunten worden geselecteerd voor de exacte rekenresultaten.

Het maximale gehalte stikstofdioxide in het jaar 2015 bedraagt 21,8 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 20,8 µg/m³ en voor de fijnere fractie 11,6. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt circa 8 dagen. Op figuur 4.7 zijn de rekenpunten voor het plangebied in 2015 weergegeven.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0025.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0026.jpg"

Figuur 4.8 Luchtkwaliteit 2015 op basis van NSL-monitoringstool 2016 (kaart NO2-concentratie)

Direct langs deze wegen wordt aan de grenswaarden voldaan. Dit zal ook ter plaatse van het overige deel van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.11 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Bodem- Water- en Milieuplan 2016-2021.

Waterschapsbeleid

Waterkoers 2016-2021

Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijnvisie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021 (http://www.waterschaponline.nl/hdsr/). De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. In de Waterkoers wordt op een niet]planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water. Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.

Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van ruimtelijke adaptatie (Deltabeslissing,

www.ruimtelijkeadaptatie.nl):

  • De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
  • Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.

Het minimale uitgangspunt voor planontwikkelingen is dat het plan hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel geen gevolgen voor de waterveiligheid, het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit en ecologie. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.

Ruimtelijke adaptatie

Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.

Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is in 2015 vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:

  • De bebouwde omgeving is in 2050 nog steeds aantrekkelijk om te leven;
  • Uiterlijk in 2020 zijn ruimtelijke ingrepen klimaatbestendig opgebouwd en getoetst.

Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg te krijgen.

Beleidsregels Keur 2009

Beleidsregel 13

Deze beleidsregel is van toepassing in het gehele beheersgebied van het Hoogheemraadschap en geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Doel van het beleid is om effecten van nieuwe stedelijke uitbreidingen te neutraliseren. Om te voorkomen dat individuele bewoners voor kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes of enkele woningen, moeten compenseren, is een ondergrens ingesteld. De minimale oppervlakte waarvoor deze beleidsregel geldt, bedraagt binnen de bebouwde kom 500 m² nieuw verhard oppervlak waarvan het hemelwater direct of indirect op het oppervlaktewater wordt geloosd en buiten de bebouwde kom 1.000 m² nieuw verhard oppervlak (zie Besluit algemene regels keur HDSR 2009, algemene regel 14).

Uitbreiding van verhard oppervlak moet, vanuit hydrologische optiek gezien, waterbalansneutraal plaatsvinden. Indien dit niet kan door infiltratie in de bodem, kan dat door nieuwe bergingscapaciteit aan te leggen die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert dan wel de piekafvoer opvangt. De aanvrager (veroorzakerprincipe) moet zelf bij de vergunningaanvraag aangeven hoe en welke voorzieningen getroffen zullen worden om de lozing terug te brengen tot de maatgevende afvoer. Daarvoor moet een beheerplan worden overgelegd. Indien dat niet mogelijk is zijn de volgende maatregelen (in volgorde van belangrijkheid) mogelijk:

  • a. compenseren direct bij het lozingspunt; indien niet mogelijk gemotiveerd uitwijken naar b;
  • b. compenseren in hetzelfde peilgebied; indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar c;
  • c. compenseren in aangrenzend benedenstrooms peilgebied (met lager peil dus); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar d;
  • d. compenseren in aangrenzend bovenstrooms peilgebied (met hoger peil); indien niet mogelijk, gemotiveerd uitwijken naar e;
  • e. compenseren in hetzelfde bemalingsgebied.

Het Hoogheemraadschap kan tijdens een watertoetsproces, of in het vooroverleg van de vergunningaanvraag, adviseren bij het maken van keuzes.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied betreft het dorp Hekendorp en is gelegen in de gemeente Oudewater. Het plangebied bestaat uit de volledige dorpskern. Aan de zuidzijde van de dorpskern is het oppervlaktewater Hollandse IJssel gelegen.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit klei met lichte homogene grond en kleidek op veen. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m onder maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert van 0,8 tot 1,2 m onder maaiveld.

Waterkwantiteit

In het plangebied is zowel primair als tertiair oppervlaktewater aanwezig. De beschermingszone van deze watergangen varieert van 5 m voor een primaire watergang tot 2 m voor een tertiaire watergang. Ook deze beschermingszones zijn gelegen in het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied liggen meerdere typen waterkeringen:

  • twee regionale waterkeringen aan beide zijden van de Dubbele Wiericke;
  • een (niet direct kerende) primaire waterkering in de Goejanverwelle;
  • een overige waterkering langs de Gekanaliseerde Hollandse IJssel.

Een overzicht van de waterkeringen is opgenomen in figuur 4.9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.Hekendorp-VA01_0027.jpg"

Figuur 4.9 Ligging waterkeringen (bron: Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden)

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is op één woning na aangesloten op een rioolstelsel. De woningen langs de Goejanverwelle, Oostkade en Westkade zijn aangesloten via drukriolering. De overige woningen zijn aangesloten via een gemengd vrij verval riool.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak; hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat - Waterkering in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen geldt een zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Daarbij zijn per type waterkering de volgende zones opgenomen:

  • Primaire waterking: de kernzone en beschermingszone;
  • Regionale waterkeringen: waterstaatswerkzone;
  • Overige waterkering: waterstaatswerkzone.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De waterbelangen zijn voldoende geborgd in het bestemmingsplan.

4.12 Geluid

Toetsingskader

Wegverkeer

Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging.

Railverkeer

In artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder (Bgh) is de omvang van de geluidzone van railverkeer geregeld. De spoorwegen met een geluidszone (het planologisch aandachtsgebied) langs een spoorweg staan op de geluidplafondkaart of de zonekaart.

Onderzoek en conclusie

Wegverkeer

De meeste wegen binnen de bebouwde kom van Hekendorp hebben een 30 km/uur regime. Het zuidelijke gedeelte van het plangebied ligt binnen de geluidszone van de provinciale weg Oost (N228). Echter vanwege de grote afstand van het plangebied tot deze weg is de invloed van de weg op de geluidsbelasting bij woningen binnen het plangebied beperkt.

Het voorliggende bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen, zoals woningen, mogelijk gemaakt. Tevens vinden er geen reconstructies van wegen plaats of worden nieuwe wegen aangelegd. Door het uitblijven van deze ontwikkelingen kan een toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege blijven. Het aspect wegverkeerslawaai staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

Railverkeer

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de spoorlijn Gouda-Utrecht. Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan staat dit aspect de uitvoering van het plan niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de bestaande situatie en vervult in het plangebied vooral een beheers- en gebruiksfunctie. Het bestemmingsplan is daarom consoliderend van aard. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. De juridisch-planologische regeling sluit aan op de actuele plannen voor het grondgebied van de gemeente Oudewater.

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. inleidende regels;
  • 2. bestemmingsregels;
  • 3. algemene regels;
  • 4. overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

5.3 Bestemmingsregels

Het hoofdstuk Bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan.

Algemeen

Bouwvlak

De (hoofd)gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gebouwd. De bouwvlakken mogen geheel worden bebouwd, tenzij een maximum bebouwingspercentage is aangegeven. Bij een aantal bestemmingen mogen buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden opgericht.

Bouw- en goothoogte

In de bouwregels van de verschillende bestemmingen of op de verbeelding is aangegeven wat de maximum goot- en bouwhoogte is. Soms is uitsluitend een maximum goothoogte of bouwhoogte opgenomen.

Voor de beeldbepalende panden langs de Goejanverwelle is een regeling opgenomen waarin beperkingen ten aanzien van verandering aan de nokrichting, goothoogte, bouwhoogte en de plaatsing van dakkapellen gelden om de bestaande karakteristiek van de wanden te behouden. Ter plaatse van de beeldbepalende panden zijn om deze reden geen maximumgoothoogten op de plankaart aangegeven. De regeling is gericht op conservering van de bestaande gebouwen. Dakkapellen mogen niet vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Bij daken waar de nokrichting parallel aan de Goejanverwelle ligt, mogen geen dakopbouwen of dakkapellen aan de voorzijde van de woning worden gerealiseerd.

Hieronder volgt per bestemming een korte toelichting.

Bedrijf (Artikel 3)

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan het enige bedrijf in het plangebied ter plaatse van het perceel Goejanverwelle 62. Binnen de bestemming 'Bedrijf' is het toegestaan om bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen. Bedrijfswoningen zijn niet zonder meer toegestaan; uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is dit toegestaan.

Binnen de bedrijfsbestemming zijn bedrijven uit categorie A en B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' algemeen toegestaan. Bij verhuizing of beëindiging van het ene bedrijf, kan een ander bedrijf uit deze 2 categorieën zich ter plaatse vestigen. Aangezien het bestaande bedrijf in het plangebied valt binnen milieucategorie B2 is deze met een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Bij beëindiging of verhuizing van dergelijke bedrijven, kan alleen eenzelfde type bedrijf terugkomen dan wel een bedrijf dat binnen categorie A of B1 past.

Specifieke gebruiksregels

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is in de specifieke gebruiksregels geïmplementeerd door middel van het uitsluiten van risicovolle inrichtingen. In de begrippen is het begrip 'Bevi-inrichting' verklaard. Daarnaast zijn geluidshinderlijke inrichtingen (Wgh-inrichtingen) eveneens niet toegestaan.

Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels om bedrijfsactiviteiten toe te staan die genoemd worden in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar is en voor bedrijven die niet genoemd worden in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', op voorwaarde dat deze bedrijfsactiviteiten (als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze) naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Groen (Artikel 4)

De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden die in gebruik zijn als plantsoenen, bermen en voet- en fietspaden.

Horeca (Artikel 5)

De in het plangebied aanwezige horeca is bestemd voor 'Horeca'.

Maatschappelijk (Artikel 6)

De basisschool, dorpshuis De Boezem en de kerk zijn bestemd tot 'Maatschappelijk'. De bestemming Maatschappelijk is een zogenoemde brede bestemming, die uiteenlopende functies op cultureel, educatief, medisch, sociaal en levensbeschouwelijk vlak toestaat, alsmede voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en verenigingsleven.

Recreatie - Dagrecreatie (Artikel 7)

In het plangebied komen enkele dagrecreatieve functies voor: een speelterrein en een recreatiezone (volkstuinen) langs de Dubbele Wiericke. Deze zijn bestemd voor 'Recreatie - Dagrecreatie'. Op de percelen is het beperkt toegestaan gebouwen en bijbehorende bouwwerken te bouwen. Het betreft bebouwing in de vorm van tuinhuisjes, bergingen en hiermee vergelijkbare bouwwerken van beperkte omvang.

Recreatie - Verblijfrecreatie (Artikel 8)

In het plangebied komt één recreatiewoning voor. Deze is bestemd voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'.

Tuin (Artikel 9)

De tuinbestemming is gelegd op de bij de woningen behorende gronden waarop in principe geen bebouwing is toegestaan. Dit betreffen de gronden gelegen aan de voorzijde van de woning en – bij hoeksituaties – ook delen van het zijerf. Om de groene oevers langs de Hollandsche IJssel te beschermen, is ingeval van de woonfunctie een deel van de aan het water grenzende achtertuinen eveneens als Tuin bestemd. Bij andere bestemmingen liggen deze gronden buiten het bouwvlak.

Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 10)

De wegen in het plangebied zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemmingen zijn de daarbij passende vormen van gebruik en gebouwen en bouwwerken toegestaan.

Water (Artikel 11)

Hoofdwatergangen en grootschalige waterpartijen zijn bestemd als Water.

Wonen (Artikel 12)

De woonfunctie is de belangrijkste functie in het plangebied. Het beleid is erop gericht de kwaliteit van de woonomgeving te behouden en waar mogelijk te versterken. Rekening houdend met dit uitgangspunt, is een regeling geformuleerd die het resultaat is van de afweging tussen enerzijds een maximaal woongenot voor de bewoners en anderzijds de opgave om de bestaande ruimtelijke kwaliteit te waarborgen.

Andere functies

Op enkele percelen aan de Goejanverwellesluis is de aanduiding 'detailhandel' opgenomen. Deze regeling is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Hoewel feitelijk geen detailhandel meer aanwezig is, is het wel wenselijk de mogelijkheid voor deze functie te behouden.

Hoofdgebouwen

Het hoofdgebouw van de woning mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gerealiseerd worden. De breedte en diepte van het bouwvlak wordt bepaald door de bestaande breedte en diepte van het hoofdgebouw.

Bijbehorende bouwwerken

Buiten het hoofdgebouw mogen op het perceel zowel binnen als buiten het bouwvlak bijbehorende bouwwerken worden opgericht. Dit betreft bijgebouwen, uit- of aanbouwen en overkappingen. Deze bouwwerken mogen, met uitzondering van erkers, alleen op het achtererfgebied worden gerealiseerd. Dit betreft het 'erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw'. De maximale maatvoering voor bijbehorende bouwwerken is gelimiteerd aan de hand van de oppervlakte van het bouwperceel en met een absoluut maximum oppervlakte. De gronden in het achtererfgebied dienen voor ten minste 60% en met een minimum van 35% onbebouwd te blijven.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, is een aparte maximale maatvoering opgenomen.

Beroep- en bedrijf-aan-huis

Daar waar de gronden zijn bestemd voor wonen is de uitoefening van een 'aan-huis-verbonden beroep of bedrijf' onder voorwaarden toegestaan.

Waarde - Archeologie 2 en 3 (Artikel 13 en Artikel 14)

In het plangebied zijn gebieden aanwezig waar op grond van de gemeentelijke maatregelenkaart een hoge dan wel middelhoge archeologische verwachting geldt (zie voor een toelichting paragraaf 4.4 Cultuurhistorie). Afhankelijk van de betreffende verwachtingswaarde is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2 of 3' opgenomen.

Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad.

Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan of niet groter zijn dan een bepaalde maat. Deze maat is per beleidszone anders, al naar gelang de verwachtingswaarde. Werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud zijn in ieder geval van deze verplichting gevrijwaard.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 15)

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Het oprichten van bouwwerken binnen deze bestemmingen is in principe niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van deze bepaling. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning wint het college advies in bij de waterbeheerder. Daarnaast moet er ontheffing op basis van de Keur aangevraagd worden bij de waterbeheerder.

5.4 Algemene regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk de antidubbeltelregel, algemene afwijkingsregels, wijzigingsregels en overige regels.

5.5 Overgangsrecht en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Aangezien er in beginsel geen wezenlijke veranderingen optreden ten opzichte van de bestaande situatie en de vigerende regelingen, wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.

6.1.1 Inspraak

Tijdens een inloopavond op 19 november 2015 in De Boezem in Hekendorp hebben bewoners en belangstellenden kennis kunnen nemen van het voorontwerpbestemmingsplan. Iedereen is in de gelegenheid gesteld tot 15 december 2015 schriftelijke reacties in te dienen. Op 26 januari 2016 is het voorontwerp besproken in het forum Ruimte. In de inspraaknotitie (zie Bijlage 3) wordt ingegaan op de ingekomen reacties en de inbreng van het forum.

6.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening

Het voorontwerpbestemmingsplan is aan de overlegpartners van de gemeente Oudewater toegestuurd. De ingekomen reacties zijn hieronder samengevat en van beantwoording voorzien. De reacties zijn integraal opgenomen in Bijlage 4. Tevens is het plan beoordeeld door de Omgevingsdienst regio Utrecht. Het advies van de omgevingsdienst is in dit plan verwerkt.

1. Provincie Utrecht

Samenvatting

Het voorliggende bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen in het kader van het provinciaal belang zoals dat is opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening, Provincie Utrecht 2013.

Reactie

De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

2. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Samenvatting

  • 1. In het plangebied liggen meerdere (typen) waterkeringen. Verzocht wordt de beschrijving aan te passen en een kaart van de ligging waterkeringen op te nemen in de toelichting. Het opnemen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' is van belang omdat op en langs de waterkeringen op basis van de Keur van het waterschap beperkingen gelden ten aanzien van het gebruik van de gronden. Hier mogen geen (bouw)activiteiten plaatsvinden die de veiligheid tegen overstroming in gevaar brengen.
  • 2. Op de verbeelding ontbreekt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' voor alle wateringen. Verzocht wordt deze alsnog op te nemen.

Reactie

De reactie leidt tot de gewenste aanpassingen van de waterparagraaf en de verbeelding.

6.1.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 23 november 2016 tot en met 3 januari 2017 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is één zienswijze ingediend. Deze is hierna samengevat en van een reactie voorzien.

Zienswijze

De zienswijze heeft betrekking op het perceel Oostkade 4. De plankaart van het bestemmingsplan geeft aan een gedeelte van het perceel van indiener de bestemming 'Groen'. Het betreft een strook grond met een oppervlakte van circa 25 m2. Per brief van 10 februari 2015 heeft indiener reeds gepleit voor aanpassing naar de bestemming 'Wonen'. Het college heeft in de brief van 22 november 2016 laten weten dat de bestemming niet wordt gewijzigd met als argument dat de bewuste strook grond tussen een bestemming Water en een bestemming Wonen zou liggen. Volgens indiener klopt dit argument niet, aangezien er helemaal geen water aanwezig is. Verzocht wordt dan ook de bestemming Groen aan te passen naar de bestemming Wonen, zodat er een aaneengesloten strook grond met een woonbestemming ontstaat.

Reactie

Naar aanleiding van de eerder ingediende inspraakreactie hebben wij de bestemming 'Groen' wel degelijk gewijzigd. Echter niet naar de bestemming 'Wonen' maar 'Tuin' vanwege de watergang. Voor de bestemming 'Water' ter plaatse van het perceel Oostkade 4 is de Legger Oppervlaktewater van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden gehanteerd. De bestemming 'Water' komt overeen met die Legger. De bewuste sloot is daarin aangewezen als als 'tertiaire watergang'. Wij hebben naar aanleiding van de zienswijze inderdaad geconstateerd dat de watergang ter plaatse niet meer aanwezig is. Daarom zullen wij het plan alsnog aanpassen.

Conclusie

De zienswijze leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. De bestemmingen 'Tuin' en 'Water' ter hoogte van het perceel Oostkade 4 wordt gewijzigd in 'Wonen'.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op basis van de Wro artikel 6.4 is de gemeente verplicht bij nieuwe ontwikkelingen het kostenverhaal te regelen. Hiertoe kan privaatrechtelijk een (anterieure) overeenkomst worden gesloten of dient via publiekrechtelijke weg een exploitatieplan opgesteld te worden. Uitzondering op deze verplichting betreft gevallen waarin geen nieuwe ontwikkelingen worden geregeld. In voorliggend bestemmingsplan Hekendorp worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven.