direct naar inhoud van 2.3 Provinciaal beleid
Plan: Landelijk gebied Oudewater & Willeskop
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0589.000006-0711

2.3 Provinciaal beleid

Met de nieuwe Wro heeft de provincie Utrecht er niet voor gekozen om nieuw beleid te formuleren en vast te leggen in een nieuwe structuurvisie. Het Streekplan Utrecht 2005–2015 is op 1 juli 2008 van rechtswege omgezet in een structuurvisie. Provinciale Staten hebben beleidsneutraal het provinciale belang benoemd aan de hand van de zogenaamde richtinggevende beleidsuitspraken van het Streekplan. Beleidsneutraal betekent dat het streekplanbeleid ongewijzigd blijft.

Inmiddels heeft de provincie ook een provinciale verordening opgesteld. Deze verordening is opgesteld ter borging en doorwerking van het provinciale belang. Dit omdat onder de nieuwe Wro de goedkeuring van Gedeputeerde Staten na vaststelling van het bestemmingsplan is komen te vervallen. In onderstaande wordt zowel op het Streekplan als op de provinciale ruimtelijke verordening ingegaan.

Streekplan Utrecht 2005 2015

In het Streekplan Utrecht 2005–2015 (vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht op 13 december 2004) staan de hoofdlijnen van het provinciale beleid aangaande de ruimtelijke kwaliteit in de provincie Utrecht verwoord. Met het omgevingsbeleid moet de kwaliteit van de leefomgeving in de provincie behouden blijven en waar mogelijk verbeterd worden. Voor het landelijke gebied in de provincie betekent dit dat de (cultuurhistorische) identiteit, landschappelijke diversiteit, vitaliteit, alsmede de kwaliteit van natuur en ecologische samenhang versterkt dient te worden.

Bij nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied worden kernkwaliteiten van het landschap centraal gesteld. Dit houdt in dat kwaliteit van de verschillende landschapstypen en ook het contrast tussen de landschappen belangrijk is bij de afweging van kwesties over deze kernkwaliteiten. Aansluitend dient hierbij een strategie te worden gevolgd die ontwikkelingsgericht is en de landschappelijke kernkwaliteiten kan versterken. Onder het motto "behoud door ontwikkeling", dient aan de vraag naar een divers en aantrekkelijk landschap met hoge gebruikswaarde te worden voldaan. De kracht van het landelijke gebied is voor de provincie van belangrijke waarde. De provincie stimuleert het toepassen van instrumenten als "ruimte voor ruimte", "rood voor groen" en plattelandsvernieuwing.

De invloed van de stad op het buitengebied is in de gehele provincie merkbaar, zo staat in het streekplan. Het buitengebied ontleent zijn waarde steeds meer aan de betekenis die het heeft voor het stedelijke gebied. Dit in combinatie met een afnemend economisch belang van de landbouw.

De provincie ziet verschillende mogelijkheden voor de versterking van de functionele relatie tussen stad en land. Dit kan door het vergroten van de bereikbaarheid en de financiële koppeling van stedelijke ontwikkeling met het omliggende groene gebied. Een sterkere relatie tussen stad en land betekent echter geen realisatie van stedelijke functies op verschillende plaatsen in het landschap. Daar waar nodig dient het contrast tussen beide juist versterkt te worden. Dit kan als voordeel hebben dat het landelijke gebied als tegenpool van het stedelijk gebied, "rust, ruimte, en recreatieve kansen" kan bieden. Vanwege dit belang waarbij het buitengebied als uitloopgebied wordt gezien, is natuur en landschap voor de mens essentieel. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in het landelijke gebied, staat volgens de visie van de provincie in belangrijke mate ten dienste van de recreërende mens. Daarnaast zijn uiteraard ook doelstellingen van de EHS het belang voor de kwaliteit van de natuur, voor de ecologische samenhang en voor de ecologische functie.

De EHS, inclusief de gebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet, en de vogel- en habitatrichtlijngebieden zijn op basis van het Streekplan begrensd met de "groene contour". Binnen de groene contour geldt het "nee, tenzij"-regime en kan op gebiedsniveau de saldobenadering worden toegepast. Het "nee, tenzij"-regime houdt in dat ruimtelijke ingrepen, zoals uitbreidingen en nieuwe ontwikkelingen, binnen en in de nabijheid van deze gebieden niet zijn toegestaan indien deze de wezenlijke kenmerken of waarden daarvan significant aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of sprake is van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS, moet onderzoek plaatsvinden. Alleen uitbreidingen van bestaande bebouwing van beperkte omvang (in absolute zin) in de EHS heeft geen significante gevolgen. Indien een ruimtelijke ingreep na afweging van belangen toch wordt toegestaan, moet een besluit worden genomen over mitigerende en compenserende maatregelen (compensatiebeginsel).

Bij het "nee, tenzij"-regime worden ruimtelijke ingrepen afzonderlijk beoordeeld. Om een meer gebiedsgerichte aanpak te bevorderen kan – onder voorwaarden – op gebiedsniveau een "nee, tenzij"-afweging worden gemaakt (saldobenadering). Dit kan wanneer een combinatie van plannen, projecten of handelingen wordt ingediend die tevens tot doel heeft de kwaliteit en/of kwantiteit van de EHS op gebiedsniveau per saldo te verbeteren.

Bij onderzoek naar de (mogelijke) significante gevolgen wordt specifiek gelet op gevolgen voor de te behouden natuurwaarden op de locatie, waarop de nieuwe ontwikkeling betrekking heeft en het functioneren van de EHS in breder verband.

Binnen en in de nabijheid van de groene contour is in beginsel geen nieuwvestiging van agrarische bedrijven toegestaan. Normaal agrarisch gebruik van agrarische gronden binnen de EHS is geen activiteit met significante gevolgen. Indien wordt voldaan aan de generieke milieuwetgeving, zijn hervestiging (vestiging van een agrarisch bedrijf op een bestaande agrarische bedrijfslocatie) en uitbreiding van grondgebonden en intensieve veehouderij binnen de bestaande bouwrechten en bouwpercelen mogelijk.

In het plangebied is tot de EHS behorende nieuwe natuur aanwezig langs de Hollandsche IJssel, nabij de Maaltocht, tussen de Nieuwe Blokwetering en de Landscheidingssloot en langs de Engherkade. De Hollandsche IJssel, de Benschopper molenvliet, de Landscheidingssloot en een deel van de Nauwe Blokwetering zijn aangewezen als ecologische verbindingszone. Een zone langs de Engherkade is een ecologische verbindingszone aanvullend op het Streekplan.

In het Streekplan is de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) opgenomen. De CHS bestaat uit samenhangende, historisch waardevolle structuren van bovenlokaal belang. Het zijn ruimtelijk herkenbare of in de ondergrond aanwezige structuren die kenmerkend zijn voor een bepaalde periode of ontwikkeling.

Van de Oude Hollandse Waterlinie getuigen alleen de vestingsteden Woerden, Oudewater, Nieuwersluis en een enkel aardwerk. In het gebied tussen de Hollandsche IJssel en de Oude Rijn ligt een uniek deel van het Groene Hart: de driehoek Woerden-Montfoort-Oudewater. Net ten noordoosten van het plangebied liggen het Landgoed Linschoten en de Linie van Linschoten. De linie is één van de weinige overgebleven onderdelen van de Oude Hollandse Waterlinie. In het plangebied ligt een deel van de Lange Linschoten. Het gave dubbele boerderijlint langs de meanderende Lange Linschoten als structuur tussen Linschoten en Oudewater heeft bijzondere cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten. De landschappelijke en cultuurhistorische identiteit van deze driehoek kan worden benadrukt door het vergroten van het contrast tussen enerzijds de open gebieden en anderzijds de oeverwallen en ontginningsbases.

Ten zuiden van het plangebied ligt de Lopikerwaard. Hiervoor wordt ingezet op het behoud van de kenmerken van het ontginningssysteem. Gekozen wordt voor versterking van de cultuurhistorische identiteit. Hierbij gaat het om het samenhangend geheel van bebouwingslinten, copeverkavelingen et cetera. Zeer kenmerkend voor de Lopikerwaard is het contrast tussen de bebouwingslinten en achterliggende open gebieden. Het is belangrijk dat de openheid vanuit de bebouwingslinten kan worden beleefd.

Provinciale ruimtelijke verordening

Op 28 april 2009 heeft Gedeputeerde Staten van Utrecht het Ontwerp van de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. Op 21 september 2009 is de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld door Provinciale Staten. Uit de behandeling door Provinciale Staten zijn enkele wijzigingen gekomen.

Doel van de verordening is om de provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. De verordeningen bevat bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen in acht moeten worden genomen. In de verordening zijn regels gesteld voor woningen in het landelijk gebied, bestaande niet-agrarische bedrijvigheid, nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, ruimte voor ruimte en functieverandering. De planregels uit dit bestemmingsplan zijn hiermee niet in strijd.

Voor het bestemmingsplan "Landelijk gebied Oudewater & Willeskop" zijn met name de volgende zaken uit de verordening relevant:

  • veilig stellen cultuurhistorische hoofdstructuur;
  • zonering landelijk gebied;
  • stiltegebied.

Hieronder wordt ingegaan op deze onderwerpen.

Veilig stellen cultuurhistorische hoofdstructuur

Het plangebied is in de verordening aangewezen als een gebied waarin de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) moet worden veiliggesteld. In het bestemmingsplan moeten bestemmingen en regels worden opgenomen die het behoud van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waardevolle structuren waarborgen. Op de afbeelding "Cultuurhistorische Hoofdstructuur" is de ligging van de CHS aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.000006-0711_0002.jpg"

Afbeelding: Cultuurhistorische Hoofdstructuur

Zonering landelijk gebied

In de provinciale ruimtelijke verordening zijn verschillende "typen" landelijke gebieden onderscheiden.

  • Landelijk gebied 1: heeft als hoofdfunctie stedelijk uitloopgebied.
  • Landelijk gebied 2: hierbij ligt het accent op het agrarisch grondgebruik.
  • Landelijk gebied 3: wordt gekarakteriseerd door verweving van natuur, recreatie, militair gebruik, extensieve woningbouw en instellingen.
  • Landelijk gebied 4: heeft als hoofdfunctie natuur.

In het plangebied komen alle typen landelijke gebieden voor. Volgens de verordening bevat een bestemmingsplan "Landelijk gebied" bestemmingen en regels ter bescherming en versterking van de in het plangebied voorkomende landschappelijke waarden en landschapstypen. Tot deze regels behoren in ieder geval op de aanwezige waarden afgestemde aanlegbepalingen en voor zover nodig bebouwingsregels.

Een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als "Landelijk gebied" bevat geen bestemmingen en regels die verstedelijking toestaan. Dit is niet van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen die betrekking hebben op en in overeenstemming zijn met de volgende regelingen: ruimte voor ruimte, rood voor groen, groene werklandschappen, nieuwe landgoederen of EHS-saldobenadering of passen binnen de kaders voor de bebouwingsenclaves, bebouwingslinten en het stedelijke uitloopgebied.

Stiltegebieden

In het zuiden van het plangebied liggen twee "stiltegebieden". De geluidsbelasting neemt toe, terwijl de behoefte groeit aan gebieden waar het stil is en waar de aanwezige geluidsbronnen in harmonie zijn met de omgeving. Het beleid van de provincie is erop gericht dat mensen stilte kunnen ervaren. Het instellen van stiltegebieden is hierbij een belangrijk hulpmiddel. Deze gebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de natuur. Activiteiten die de geluidsbelasting negatief beïnvloeden, zijn niet meer mogelijk in een gebied dat als stiltegebied is aangewezen. Gebiedseigen geluiden, zoals die van de landbouw, zijn hiervan uitgesloten.

In de stiltegebieden is de Provinciale Milieuverordening Utrecht van toepassing. De Wet milieubeheer vormt de basis voor de provinciale milieuverordening. De Provinciale Milieuverordening Utrecht is een verzameling van provinciale regels om het milieu in de provincie Utrecht te beschermen. Op de afbeelding "Ligging Stiltegebieden in buitengebied Oudewater" is de ligging van de stiltegebieden aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0589.000006-0711_0003.jpg"

Afbeelding: Ligging Stiltegebieden in buitengebied Oudewater

Agenda Vitaal Platteland 2007 2013 Kaderdocument provincie Utrecht (2006)

In de provinciale Agenda Vitaal Platteland zijn de Europese en nationale doelen voor een vitaal platteland nader uitgewerkt en is aangegeven hoeveel geld beschikbaar is gesteld per doel. Het doel van de provinciale Agenda is "een richtinggevend en kaderstellend meerjarenprogramma te geven voor de ontwikkeling van het landelijk gebied in de provincie Utrecht voor de periode 2007–2013". In dit programma zijn de uitvoeringsambities vastgesteld voor een beperkt aantal thema's en zijn de daaraan gerelateerde doelen en middelen op elkaar afgestemd. De prestaties voor deze periode zijn op het niveau van thema's en doelen in een beperkt aantal gebiedsprogramma's aangegeven. De doelen hebben met name betrekking op natuur, landschap en cultuurhistorie, sociaal economische vitaliteit en reconstructie.

De provincie Utrecht heeft gekozen om meerjarige uitvoeringsafspraken te maken met gebiedscommissies over de inzet van middelen en het behalen van prestaties die moeten leiden tot het bereiken van de beoogde doelen, waarbij de inzet vanuit Europa, rijk en provincie is gebundeld. De gebiedscommissie Utrechtse Waarden geeft voor het gebied van Oudewater, Montfoort, Lopik en IJsselstein invulling aan de uitvoering van de Agenda Vitaal Platteland.

Provinciaal Waterplan 2010 2015

Het Waterplan 2010–2015 van de provincie Utrecht omvat het beleid voor waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water in de provincie Utrecht voor de periode 2010–2015.

De provincie Utrecht heeft taken op het gebied van waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van het water. In het Waterplan is het beleid vastgelegd. Bij het Waterplan hoort het Deelplan Kaderrichtlijn Water (KRW), met daarin de provinciale kaders voor de kwaliteit van oppervlaktewater en de maatregelen die door de provincie worden genomen ten aanzien van het grondwater.

Doordat het economische en huisvestingsklimaat van de provincie erg in trek zijn, zal de provincie in de toekomst steeds drukker worden en intensiever worden gebruikt, met als gevolg het stellen van hogere eisen aan de watersystemen. Tevens dient rekening te worden gehouden met klimaatverandering.

Vanuit de kernwaarden duurzaamheid, kwaliteit en samenwerking wordt gestreefd naar de ontwikkeling van duurzame, robuuste watersystemen en het borgen van bestaande kwaliteiten, waarbij de provincie partners zoveel mogelijk toegevoegde waarde wil bieden.

In het beleid staat een tweesporenaanpak centraal. Er is een ontwikkeling voor de lange termijn, die nu moet worden ingezet. Daarnaast is het belangrijk bestaande kwaliteiten te waarborgen en urgente problemen op te lossen: doen wat nu moet worden gedaan.

De Hollandsche IJssel is in het beheer van het rijk. Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is waterkwaliteitsbeheerder. De provincie coördineert de toetsing van de indirect primaire waterkering.