direct naar inhoud van Artikel 23 Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties
Plan: Landelijk Gebied Binnenmaas
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0585.BPLGBINNENMAAS-VG01

Artikel 23 Wonen - Linten en bebouwingsconcentraties

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Linten' en bebouwingsconcentraties aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal één woning per bestemmingsvlak;
  • b. mantelzorg in de woning;
  • c. aan huis verbonden beroepen, uitsluitend in de bestaande gebouwen met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per woning;
  • d. aan huis verbonden bedrijven, uitsluitend in de bestaande gebouwen met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per woning;
  • e. bed & breakfast in de woningen;
  • f. een kapsalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - kapsalon';
  • g. verkoop van antiek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop antiek' en uitsluitend in de bestaande bebouwing;
  • h. een zwemschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - zwemschool' en uitsluitend in de bestaande bebouwing;
  • i. de bescherming van karakteristieke bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek';
  • j. de bescherming van een monument, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument';

een en ander met bijhorende bouwwerken en voorzieningen.

23.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:

  • a. ter plaatse van bestemmingsvlakken zonder bouwvlak
    één woning met bijgebouwen per bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. herbouw van een woning uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. de inhoud van een woning met bijgebouwen gezamenlijk maximaal 650 m3 bedraagt;
    • 3. de goothoogte van woningen maximaal 6 m bedraagt;
    • 4. de bouwhoogte van woningen maximaal 9 m bedraagt;
    • 5. bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn van woningen mogen worden gebouwd;
    • 6. de goothoogte van bijgebouwen bij woningen maximaal 3 m bedraagt;
    • 7. de bouwhoogte van bijgebouwen bij woningen maximaal 6 m bedraagt;
  • b. ter plaatse van bestemmingsvlakken met bouwvlak
    één woning met bijgebouwen per bestemmingsvlak, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend het bestaande woningtype is toegestaan (vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd);
    • 2. hoofdgebouwen moeten worden gebouw binnen het bouwvlak;
    • 3. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
      a. minimaal 3 m bedraagt aan twee zijden bij een vrijstaande woning;
      b. minimaal 3 m bedraagt aan de niet aangebouwde zijde van twee-aaneen gebouwde woningen;
      c. minimaal 3 m bedraagt aan de niet aangebouwde zijde van de eindwoningen in geval van aaneengebouwde woningen;
    • 4. de goothoogte van hoofdgebouwen maximaal 3 m bedraagt;
    • 5. de dakhelling van hoofdgebouwen minimaal 0º en maximaal 60º bedraagt;
    • 6. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten worden gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 7. vrijstaande bijgebouwen alleen op het achtererf mogen worden gebouwd;
    • 8. de diepte van aan- en uitbouwen of aangebouwde overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw, gemeten uit de oorspronkelijke achtergevel, maximaal 4 m bedraagt;
    • 9. de breedte van een aan- of uitbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw, gemeten uit de oorspronkelijke zijgevel, maximaal 3 m bedraagt;
    • 10. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 3 m bedraagt;
    • 11. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen maximaal 6 m bedraagt;
    • 12. het gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per vrijstaande woning maximaal:
      a. 40 m2 bedraagt op een zij- en achtererf kleiner dan 400 m2;
      b. 50 m2 bedraagt op een zij- en achtererf groter dan 400 m2 en kleiner dan 500 m2;
      c. 70 m2 bedraagt op een zij- en achtererf groter dan 500 m2 en kleiner dan 700 m2;
      d. 80 m2 bedraagt op een zij- en achtererf groter dan 700 m2;
    • 13. het gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per twee-aaneen gebouwde woning maximaal 40 m2 bedraag;
    • 14. het gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen per aaneengebouwde woning:
      a. 30 m2 bedraagt bij tussen woningen;
      b. 40 m2 bedraagt bij eindwoningen;
    • 15. het zij- en achtererf voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen het zij- en achtererf voor niet meer dan:
      a. 40% mag worden bebouwd bij een zij- en achtererf kleiner dan 400 m2;
      b. 35% mag worden bebouwd bij een zij- en achtererf groter dan 400 m2;
    • 16. het overblijvende onbebouwde en onoverdekte gedeelte op het achtererf niet minder mag bedragen dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;
    • 17. de afstand van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel de achterbouwperceelsgrens 0 m dan wel minimaal 1 m dient te bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing uitgesloten' is geen bebouwing toegestaan;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat indien binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven de erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 m mag bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bijgebouwen in verband met de bescherming van karakteristieke bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek'.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Herbouw woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2 sub a onder 1 voor de herbouw van een woning op een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:

  • a. de nieuwe locatie moet in stedenbouwkundig, ruimtelijk, milieuhygiënisch en/of verkeerstechnisch opzicht een verbetering ten opzichte van de oude locatie vormen;
  • b. er moet zekerheid bestaan omtrent het afbreken van de bestaande woning;
  • c. de herbouw dient qua verschijningsvorm aan te sluiten op de bouwvorm van de streekeigen bebouwing en op het landelijk karakter van het gebied;
  • d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • e. deze afwijkingsbevoegdheid kan niet worden toegepast ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek' en 'specifieke vorm van waarde - monument';
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
23.4.2 Vergroten woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.2 , sub a, onder 2 voor een vergroting van de gezamenlijke inhoud van een woning en bijgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud mag na vergroting niet meer bedragen dan 775 m3;
  • b. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1 Mantelzorg

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond;
  • b. de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75 m2 en de bouwhoogte maximaal 3,5 m;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
23.5.2 Bed & breakfast in bijgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1 voor het toestaan van bed & breakfast in bestaande karakteristieke, historisch waardevolle bijgebouwen of vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de betreffende gebouwen vertonen een duidelijke ruimtelijke samenhang met het hoofdgebouw;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
23.5.3 Paardenbakken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1 voor het toestaan van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de afstand tot woningen van derden bedraagt minimaal 30 m;
  • b. het realiseren van een paardenbak leidt niet tot een doorbreking van de hoofdstructuur in de verkaveling;
  • c. de oppervlakte bedraagt maximaal 800 m2;
  • d. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,75 m;
  • f. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • h. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
23.5.4 Kleinschalig kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 23.1 voor het toestaan van een kleinschalige kampeerterrein, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte van een kleinschalig kampeerterrein bedraagt maximaal 0,5 ha;
  • b. het aantal standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein bedraagt maximaal 25;
  • c. aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat het kleinschalig kampeerterrein buiten de periode van 15 maart tot 1 november is ontruimd;
  • d. er dient sprake te zijn van een goede streekeigen landschappelijke inpassing;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
23.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.6.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning te slopen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek'.

23.6.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 23.6.1 is vereist voor:

  • a. het slopen ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. sloopwerkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.