direct naar inhoud van 4.9 Externe veiligheid
Plan: Rembrandt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2012016-VG99

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het GR bestaat uit een oriënterende waarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire. Voor spoorwegen worden in de gewijzigde circulaire nog geen veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden vermeld, in het concept eindrapport Basisnet Spoor (mei 2011) zijn ook nog geen afstanden opgenomen.

Leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied vinden geen risicorelevante bedrijfsactiviteiten plaats. Ook zijn er in de nabije omgeving geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Ten zuiden van het plangebied is een leidingstraat aanwezig waarin vijf buisleidingen zijn gelegen. Het betreft twee hogedruk aardgasleidingen van de Gasunie en een drietal buisleidingen voor het vervoer van brandbare vloeistoffen (K1). De afstand tot de leidingenstraat ten zuiden van het plangebied bedraagt circa 650 m zodat er geen sprake is van externe veiligheidsrisico's ter hoogte van het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

De N217 vormt de enige relevante risicobron voor het bestemmingsplan. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De weg gaat deel uitmaken van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in een risicoberekening uitgevoerd door AVIV. Uit het rapport, dat is opgenomen in Bijlage 9, blijkt het volgende:

  • buiten de weg sprake is sprake van een PR van minder dan 10-6; ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het PR;
  • als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan is sprake van een toename van de personendichtheid in het plangebied. Dit resulteert is een zeer lichte toename van het GR. Het GR is zowel in de huidige als in de toekomstige situatie ruimschoots beneden de oriënterende waarde gelegen.

Het plan voldoet ruimschoots aan de normstelling voor het PR en aan de oriënterende waarde voor het GR.

In het onderzoek van AVIV is gerekend met een bepaalde aanwezigheid van personen die grotendeels is gebaseerd op populatiebestanden. Het aantal aanwezige personen in het plangebied, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie, is berekend met behulp van een kental voor verpleeghuizen. Het aantal aanwezige personen is als gevolg van de gehanteerde rekenmethode ruim overschat. De aantallen aanwezige personen komen daarom niet overeen met de aantallen die bij de beschrijving van overige sectorale aspecten zijn gehanteerd. Dit vormt geen belemmering voor de onderbouwing van het aspect externe veiligheid. Het onderzoek laat zien dat ook bij een overschatting van het aantal aanwezige personen sprake is van een zeer laag groepsrisico en dat een toename van het aantal aanwezige personen een zeer geringe invloed heeft op de hoogte van het groepsrisico.

Verantwoording groepsrisico

Naast de risicoberekeningen zijn de effectafstanden die behoren bij het meest waarschijnlijke of maatgevende ongevalscenario van belang. Uit het rapport van AVIV blijkt dat het maatgevende scenario bestaat uit een BLEVE als gevolg van een ongeval met een tankauto met brandbaar gas (GF3). De bijbehorende effectafstanden reiken tot in het plangebied. Een deel van het woongebouw van het woon-zorgcomplex en een deel van de beoogde grondebonden woningen bevindt zich binnen de 100% letaliteiteffectafstand van de N217.

Gelet op de toename van de personendichtheid in het plangebied en de mogelijke aanwezigheid van verminderd zelfredzamen personen binnen het plangebied is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. In deze verantwoording, die is opgenomen in Bijlage 10, is het BLEVE-scenario toegelicht en is nader ingegaan op de mogelijkheden om de zelfredzaamheid te vergroten en de bestrijdbaarheid te verbeteren teneinde de omvang van een ramp te beperken. Deze verantwoording van het GR is mede opgesteld aan de hand van het advies van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid dat is uitgebracht in het kader van het wettelijk vooroverleg over het bestemmingsplan. Het advies van de Veiligheidsregio is opgenomen in Bijlage 11.

In relatie tot de bestemmingen in het plangebied is van belang dat de ontwikkeling van zeer kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteiteffectafstand van de weg ongewenst is. Functies waarbij sprake is van verpleging  en verzorging van ouderen en minder validen zijn niet toegestaan. Daarom zijn in het zuidelijke deel van het plangebied alleen zelfstandige woningen en woningen met lichte zorg mogelijk. De bedoeling is dat de bewoners van de woningen met lichte zorg gebruik kunnen maken van zorg die wordt geboden vanuit het zorggebouw van het zorgcomplex. Dit betreft een andere doelgroep dan de niet-zelfredzame personen die in het zorggebouw verblijven.

Voor het woongebouw geldt dat door toepassing van maatregelen de zelfredzaamheid kan worden verhoogd en de bestrijdbaarheid kan worden verbeterd. Hiervoor worden extra bouwkundige voorzieningen getroffen. Over deze toepassing van maatregelen is een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen gemeente en ontwikkelaar.

Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Geconcludeerd wordt dat na uitvoering van het bestemmingsplan sprake is van een aanvaardbare risicosituatie. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.