direct naar inhoud van Bijlage 10 Verantwoording groepsrisico
Plan: Rembrandt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2012016-VG99

Bijlage 10 Verantwoording groepsrisico

10.1 Inleiding

Beleidskader

Op grond het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit extern veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) dient de toename van het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijk besluit te worden verantwoord. Bij de verantwoording komen aan bod:

  • de verwachte dichtheid van personen in het invloedsgebied als gevolg van het besluit;
  • de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde;
  • indien mogelijk, maatregelen ter beperking van het groepsrisico van degene die de inrichting drijft, die in het ruimtelijk besluit zijn opgenomen of die mogelijk in de nabije toekomst worden genomen;
  • de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
  • de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval;
  • de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.

In relatie tot de laatste twee aspecten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, dient de regionale brandweer of veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. Dit volgt uit artikel lid 3 Bevi, artikel 12 lid van het Bevb en artikel 4.3 van de Circulaire RNVGS. In het kader van het vooroverleg over het ontwerpbestemmingsplan Rembrandt is advies uitgebracht door de veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Dit advies is in de voorliggende verantwoording verwerkt. In het advies wordt ingegaan op de aspecten plaatsgebonden risico, groepsrisico, zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffect.

Leeswijzer

In deze verantwoording wordt achtereenvolgens ingegaan op:

  • 1. Berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico
  • 2. Beschrijving van het maatgevende scenario voor ongevallen met gevaarlijke stoffen
  • 3. Beschrijving van de effecten van het scenario
  • 4. Maatregelen voor beperken van de risico's en effecten
  • 5. Bestrijdbaarheid van rampen
  • 6. Zelfredzaamheid van personen in invloedsgebied
  • 7. Beschrijving van restrisico

10.2 Situatie en relevante risicobronnen
  • 1. Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Door Adviesgroep AVIV is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor het transport van gevaarlijke stoffen over de N217 Kwakscheweg ten zuiden van het plangebied. Dit transport bestaat uit brandbare vloeistoffen en gassen waaronder LPG. Uit de risicoanalyse1 blijkt dat het plaatsgebonden risico buiten de weg niet groter is dan de grenswaarde 10-6. Als gevolg van de ontwikkelingen die met het plan mogelijk worden gemaakt neemt het groepsrisico toe van 0,034 maal de oriëntatiewaarde in de huidige situatie tot 0,037 maal de oriëntatiewaarde na uitvoering van het bestemmingsplan. Het groepsrisico ligt daarmee ver beneden de oriënterende waarde.

  • 2. Beschrijving van maatgevende scenario's

Met betrekking tot het vervoer van brandbare gassen zoals LPG of propaan is een incident mogelijk met een tankwagen geladen met een van deze stoffen met als gevolg het voltrekken van een BLEVE. In het meest geloofwaardige scenario scheurt de tankwagen waardoor het tot vloeistof verdichte gas (LPG) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario. Het BLEVE scenario vormt het maatgevend ongevalscenario voor de verantwoording van het groepsrisico, dit scenario wordt onderstaand toegelicht.

  • 3. Beschrijving van de effecten

Bij het ontstaan van een BLEVE2 is er sprake de effecten overdruk en hittestraling. Bij een BLEVE als gevolg externe impact (koude BLEVE) is er nauwelijks tot geen tijd voor ontvluchting van het gebied, bij een BLEVE als gevolg van aanstraling van een externe hittebron (warme BLEVE) is meer tijd om het gebied te ontvluchten. De mate van zelfredding is afhankelijk van de situatie ter plaatse en van de gebouwen. Op het moment dat de hulpverlening ter plaatse komt kan er worden begonnen met het redden van slachtoffers. In de onderstaande tabel staan de effectafstanden van het BLEVE scenario weergegeven. Dit scenario wordt gezien als het maatgevend scenario voor een ongeval met een LPG- tankwagen.

Tabel 1 Effectafstanden BLEVE scenario

Koude BLEVE scenario met een tankwagen  
Effect   Schadebeeld   Effectafstand (m)  
100% letaal (0,3 bar)   verwoestende schade   80 m  
1% letaal ( 0,1 bar)
(= invloedsgebied)  
middelmatige schade   130 m  
Glasbreuk (0,03 bar)   lichte schade   180 m  

De 100% letaliteiteffectafstand reikt tot bebouwing in het plangebied. Het betreft de beoogde woningen aan de zuidzijde van het plangebied en een deel van het woongebouw van het beoogde woon-/zorgcomplex. In de huidige situatie is een deel van het verpleeghuis binnen de zone van 80 m van de weg gelegen evenals de bestaande woonbebouwing ten oosten en ten westen van het plangebied.

  • 4. Maatregelen ter beperking van risico's en effecten

De maatregelen die genomen kunnen worden om de risico's te beperken en de hulpverlening te ondersteunen bij het bestrijden van de gevolgen van een incident, kunnen worden onderverdeeld in bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen ten behoeve van de zelfredzaamheid. Maatregelen voor een effectieve zelfredzaamheid worden besproken onder punt 6.

Bronmaatregelen

Met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is het verminderen van het transport van gevaarlijke stoffen een te overwegen maatregel. Concreet gaat het om:

  • het beëindigen van het transport van LPG over de Kwakscheweg gedurende de dagperiode (07:00 – 19:00). Over de N217 vindt in ieder geval transport van LPG plaats in verband met de bevoorrading van een drietal LPG-tankstations. Hiervoor moet de milieuvergunning van een LPG tankstation worden aangepast. Deze maatregel heeft effect indien in de dagperiode sprake is van de aanwezigheid van groepen personen binnen het invloedsgebied van de weg. Tevens neemt de kans op een verkeersongeval af indien het vervoer van LPG buiten de spitsperiode plaatsvindt.
  • het omleiden van het vervoer van LPG over wegen ten zuiden van Oud Beijerland. Deze wegen zijn buiten de gemeente Oud-Beijerland gelegen. Voor de uitvoering van deze maatregel is de gemeente Oud-Beijerland afhankelijk is van de medewerking van de gemeente Korendijk.

Voor het BP tankstation aan de Beneden Oostdijk geldt dat de gemeente reeds venstertijden voor toelevering van LPG heeft opgenomen. Deze maatregel is getroffen in verband met recente ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het tankstation. Het gevolg van het instellen van venstertijden is dat het vervoer van LPG over de N217 in de dagperiode afneemt. Het instellen van venstertijden voor het LPG- tankstation dat is gelegen aan de Randweg wordt door de gemeente onderzocht. Voor het bestemmingsplan Rembrandt is van belang dat het verminderen van transporten van LPG tijdens dagperiode geen effect heeft ter plaatse van het plangebied. Voor woningen geldt namelijk dat in de avond- en nachtperiode niet minder personen aanwezig zijn dan overdag. Het instellen van venstertijden is vooral effectief voor functies waarbij grote aantallen personen in de dagperiode aanwezig zijn, zoals scholen.

Voor de vaststelling van de routering vervoer gevaarlijke stoffen geldt dat de gemeente een routering in voorbereiding heeft. Daarbij wordt voorlopig nog niet uitgegaan van omleiding van het vervoer van gevaarlijke stoffen over andere wegen dan de N217.

Effectmaatregelen

Een theoretische effectbeperkende maatregel zou bestaan uit een reductie van het aantal blootgestelde personen binnen het invloedsgebied van de weg. Dit zou betekenen dat een zone langs de N217 niet zou kunnen worden benut voor ontwikkeling van stedelijke functies. Er zijn echter redenen van stedenbouwkundige en planologische aard die hebben geleid tot herontwikkeling van het woon-/zorgcomplex op de voorgenomen locatie en tot de ontwikkeling van de beoogde grondgebonden woningen. Van belang hierbij is dat het gedeelte van het woon-/zorgcomplex waar niet-zelfredzame personen verblijven, namelijk het zorgcomplex waar intramurale zorg wordt geboden, buiten de 100% letaliteiteffectafstand is geprojecteerd en grotendeels ook buiten de 1% letaliteiteffectafstand is gelegen. De beoogde buitenschoolse opvang is buiten de 100% letaliteiteffectafstand mogelijk gemaakt door middel van een functieaanduiding.

  • 5. Bestrijdbaarheid

De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De mate waarin zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren is bepalend om escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer Zuid-Holland Zuid de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”. Voor de bluswatervoorziening geldt dat reeds afstemming heeft plaatsgevonden met de lokale brandweer.

Bereikbaarheid

Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied bereikbaar is. Uit het advies van de Veiligheidsregio blijkt dat het plangebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten.

Bluswatervoorziening

Voor het voorkomen van een warme BLEVE dient een aangestraalde tankwagen tijdig (afhankelijk van vullingsgraad en omgevingstemperatuur binnen circa 15 minuten) te worden gekoeld en de brandhaard te worden geblust. Hiervoor is bluswater nodig. Nabij de Groeneweg is voldoende bluswater aanwezig om een tankwagen bij een dreigende BLEVE te kunnen koelen. Het bluswater moet echter wel bereikbaar zijn voor de brandweer. In overleg met de brandweer Oud-Beijerland moeten de voorzieningen hiervoor worden geregeld.

In het plangebied moeten tevens primaire bluswatervoorzieningen worden gerealiseerd die aan de norm voldoen. Door dit in overleg met brandweer Oud-Beijerland te ontwikkelen wordt de optimale situatie bereikt.

Zorgnorm

De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden. De streefwaarde voor een beroepskorps is 1,0 minuut en voor een vrijwillige organisatie ca 3,5 minuten. De aanrijdtijd betreft de zuivere rijtijd. De brandweer kan in de meeste gevallen binnen de zorgnorm in het plangebied aanwezig zijn, er zijn geen omstandigheden die ertoe leiden dat de brandweer niet aan de zorgnorm zou kunnen voldoen.

  • 6. Zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied

De bevolking binnen het plangebied bestaat gedeeltelijk uit verminderd zelfredzame personen en niet zelfredzame personen. De niet zelfredzame personen bevinden zich in het zorgcomplex dat buiten de 100% letaliteiteffectafstand is gelegen, hierop wordt niet nader ingegaan. De verminderd zelfredzame personen bevinden zich in op enkele bouwlagen van het zuidelijk gelegen woongebouw. Op de begane grond (eerste bouwlaag), de tweede en de derde bouwlaag zijn namelijk woningen voorzien voor bewoners met een zorgvraag, waarbij sprake is van zelfstandig wonen in combinatie met zorg die wordt verleend vanuit het nabijgelegen zorgcomplex. De woningen op de vierde en vijfde bouwlaag zijn niet specifiek bestemd voor verhuur aan deze doelgroep, hier is op voorhand geen sprake van de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen.

Voor het beoogde woongebouw geldt dat maatregelen kunnen worden getroffen teneinde de zelfredzaamheid te verhogen. Dit is vooral van belang voor de bewoners op de eerste drie bouwlagen vanwege de verminderde zelfredzaamheid. In het kader van een effectieve zelfredzaamheid kunnen de volgende maatregelen worden getroffen welke door de Veiligheidsregio worden aanbevolen:

  • De beoogde objecten binnen het invloedsgebied van 130 m vanuit de N217 zodanig construeren dat aanwezigen bij een dreigende BLEVE tijd en gelegenheid hebben te vluchten. Hierbij dienen de gebouwen en de omgeving zodanig te worden ingericht dat (nood)uitgangen van de bron af zijn gericht. De vluchtwegen moeten in voldoende mate aansluiten op bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied.
  • het toepassen van zo min mogelijk glas aan de risicozijde
  • de gebouwen zodanig ontwerpen dat niet-verblijfsruimten als bergingen, keukens, wc's en trappenhuizen aan de risicozijde zijn geplaatst
  • de gebouwen loodrecht projecteren ten opzichte van de risicobron
  • de gebruikers van de objecten dienen door middel van risicocommunicatie geïnformeerd en geïnstrueerd te worden over de risico's en de mogelijke maatregelen die ze zelf kunnen nemen. Een BHV organisatie kan daarbij zeer nuttig zijn.

De uitvoering van bovengenoemde, bouwkundige, maatregelen kan niet zeker worden gesteld in het bestemmingsplan. Deze maatregelen komen aan de orde ten tijde van de bouwvergunning en worden in overleg tussen gemeente en initiatiefnemer verwerkt in het ontwerp van de gebouwen en de vergunningaanvraag. Met de gekozen stedenbouwkundige opzet wordt de mogelijkheid geboden om het gebied van de bron af te ontvluchten. Voor de risicocommunicatie geldt dat de gemeente samen met de beheerder van het woon-/zorgcomplex maatregelen beschouwd om aanwezige personen in het zorggebouw en het woongebouw in geval van een calamiteit tijdig te waarschuwen. Hierbij worden tevens de taken van een op te richten BHV organisatie onderzocht.

  • 7. Restrisico

Na het treffen van maatregelen resteert een resteffect. Dit betreft een inschatting van het aantal doden, gewonden en materiële schade bij de representatieve scenario's, ondanks de getroffen maatregelen. Het maatgevend scenario voor beschrijving van het restrisico is het zwaarst mogelijke incident: het BLEVE scenario. Het resteffect van een BLEVE is moeilijk concreet in te schatten. Bij de maatregelen in het kader van de zelfredzaamheid is beschreven dat de kans op dodelijke slachtoffers in het plangebied verminderd kan worden. Voor het aantal gewonden kan geen concrete voorspelling gedaan worden. De genoemde maatregelen zullen zorgen voor een daling van het aantal gewonden en van de schade in de zorgzone. De mate van daling is afhankelijk van meerdere factoren (bijvoorbeeld de vorm van gebouwen, de vullingsgraad van de tank, de hoeveelheid vrijgekomen gevaarlijke stoffen, weersinvloeden e.d.). De schade die resteert, zal bestaan uit brand veroorzaakt door de hitte van de BLEVE (secundaire branden) en materiële schade aan gebouwen en inventaris door de drukeffecten.

10.3 Conclusie

Het plan voldoet aan de normstelling ten aanzien van externe veiligheid (PR en GR). In geval van een calamiteit is van belang dat binnen het invloedsgebied van de weg sprake is van personen met een verminderde zelfredzaamheid. Het betreft senioren in het woongebouw van het woon-/zorgcomplex. Bij uitvoering van het bestemmingsplan wordt toegezien op de toepassing van maatregelen ter verhoging van de zelfredzaamheid die in de voorliggende verantwoording zijn onderscheiden. Met deze maatregelen wordt de kans op dodelijke slachtoffers verminderd en daalt het aantal gewonden en de schade in de zone langs de N217. Ondanks de getroffen maatregelen is er na uitvoering van het bestemmingsplan sprake van een restrisico of resteffect, net zoals dat in andere delen van Oud-Beijerland langs een transportroute voor LPG het geval is. De gemeente heeft kennis genomen van dit restrisico en acht dit risico aanvaardbaar.