direct naar inhoud van 4.4 Bodemkwaliteit
Plan: Rembrandt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2012016-VG99

4.4 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Dat geldt voor oude gevallen van bodemverontreiniging die voor 1987 zijn ontstaan. Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geld dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

In verband met de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied is door bureau IDDS een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5740. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt het volgende:

  • in de bovengrond en ondergrond zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemde materialen (puin en dergelijke) waargenomen. Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • de bovengrond is licht verontreinigd met kwik, lood, zink, PAK en PCB's en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen en minerale olie;
  • de ondergrond is licht verontreinigd met kwik en lood en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, PCB's, PAK en minerale olie;
  • het grondwater is licht verontreinigd met barium en is niet verontreinigd met de overige onderzochte zware metalen, vluchtige aromaten, VOCl en minerale olie.

Uit het onderzoek volgt dat voor enkele stoffen in de grond en het grondwater respectievelijk de achtergrondwaarde en de streefwaarde word overschreden. De concentraties zijn echter dermate gering dat aanvullend onderzoek, op grond van de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.

Op grond van de aanwezigheid van een tweetal vulpunten en een ontluchtingspunt moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van een tweetal ondergrondse brandstoftanks die waarschijnlijk nog niet zijn gesaneerd. In de omgeving van de locatie waar de tanks vermoedelijk aanwezig zijn, zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen, zodat er geen aanleiding is om dit in het kader van dit bestemmingsplan nader te onderzoeken.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem geen belemmering vormt voor de voortzetting van het gebruik en het beoogde gebruik. De Wet bodembescherming staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het rapport kan tevens worden gebruikt bij het indienen van de omgevingsvergunningaanvragen (onderdeel bouwen).