direct naar inhoud van 4.3 Cultuurhistorie en archeologie
Plan: Poortwijk fase III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0584.BPWONEN2010009-VG99

4.3 Cultuurhistorie en archeologie

Regelgeving en beleid

Verdrag van Valletta

Als gevolg van het Verdrag van Valletta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de nieuwe Monumentenwet, stellen Rijk en Provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Vijfde Nota Ruimtelijke ordening 2000/2002, het Structuurschema Groene Ruimte 2, een brief van de Staatssecretaris van OC&W aan de Tweede Kamer van 17 april 2000, de herziene Monumentenwet 2006 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.

Doelstelling van het Verdrag van Valletta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Archeologienota Hoeksche Waard

De gemeente Oud-Beijerland stelt samen met de Hoeksche Waard gemeenten archeologiebeleid op. Op dit moment is alleen een conceptwaardenkaart beschikbaar (zie figuur 4.2). Het gebied dat rood is aangeduid, heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0584.BPWONEN2010009-VG99_0008.png"

Figuur 4.2 Archeologische verwachtingswaarde (bron: concept-archeologische waardenkaart Hoeksche Waard)

Onderzoek

Bureauonderzoek

In januari 2010 heeft Becker & Van de Graaf bv een Archeologisch bureauonderzoekuitgevoerd in het kader van dit bestemmingsplan (Becker & Van de Graaf bv, Archeologisch bureauonderzoek Poortwijk III, Oud-Beijerland, Gemeente Oud-Beijerland, B&G rapport 871 Noordwijk, januari 2010). De toekomstige bodemingrepen zullen onder meer door de aanleg van halfverdiepte parkeergarages reiken tot een diepte van ongeveer 2,0 m beneden het maaiveld. Hierdoor zullen vanwege de archeologische verwachtingswaarde mogelijk archeologische resten worden aangetast, waardoor het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek noodzakelijk was.

Het plangebied is gelegen in de Hoeksche Waard. Het gebied heeft tot voor kort altijd onder invloed van water gestaan: eerst van de Rijn en de Maas en later van de zee. Door het water werd zand en klei afgezet en in rustige periodes ontstond veen. Het plangebied ligt deels op een geul van de Maas die open heeft gelegen van de prehistorie tot in de 15e eeuw en deels op een oeverwal van de geul. De polder waar het plangebied in ligt is bedijkt in 1557.

De oudst bekende bewoningsresten uit de Hoeksche Waard stammen uit het Neolithicum. Oudere resten zijn waarschijnlijk wel aanwezig, maar liggen dusdanig diep dat deze nog niet zijn aangetroffen. De vindplaatsen vanaf het Neolithicum liggen met name op de oevers van de Binnenbedijkte Maas. In de omgeving van het plangebied zijn slechts enkele waarnemingen bekend. Deze waarnemingen bevinden zich met name op kunstmatig opgehoogde woonheuvels en stammen uit de Late Middeleeuwen en/of Nieuwe tijd. Uit het plangebied zelf zijn geen vondsten of waarnemingen bekend. Op historische kaarten is te zien dat het plangebied vanaf de 19e eeuw in gebruik is geweest als akker en niet bebouwd is geweest.

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerd verwachtingsmodel opgesteld. Het westelijke deel van het plangebied heeft een hoge archeologische verwachting vanwege de ligging op de oever van een voormalige Maasgeul. Hier kunnen archeologische resten vanaf het Neolithicum worden aangetroffen. Oudere resten liggen naar verwachting dusdanig diep dat deze niet zullen worden aangetroffen. Het oostelijke deel van het plangebied heeft een lage archeologische verwachting vanwege de ligging in een voormalige Maasgeul die actief is geweest vanaf de prehistorie tot in de 15e eeuw. Uit deze periodes kunnen alleen verspoelde vondsten worden aangetroffen. Uit latere periodes worden geen vondsten verwacht omdat het plangebied op de historische kaarten als onbebouwd staat aangegeven.

Verkennend booronderzoek

Vanwege de archeologische verwachtingswaarden voor het westelijk deel van het plangebied is een Archeologisch inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van boringen (Becker & Van de Graaf bv, Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, Oud-Beijerland, Poortwijk III, Gemeente Oud-Beijerland, B&G rapport 990, Noordwijk, juli 2010). Het doel van het verkennende onderzoek is de toetsing van de gespecificeerde archeologische verwachting uit het bureauonderzoek.

Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek is gebleken dat in de ondergrond van het plangebied mariene zanden aanwezig zijn, die vermoedelijk zijn afgezet tijdens de laatmiddeleeuwse overstromingen. Afzettingen van voor de Late Middeleeuwen en eventueel daarin aanwezige archeologische resten, zijn omgewerkt en verdwenen ten gevolge van erosie. Derhalve geldt voor het gebied een lage verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de periode Neolithicum tot en met Late Middeleeuwen. Nadat het gebied weer bedijkt en ingepolderd werd, was het wederom bewoonbaar. Vanwege het aantreffen van botmateriaal en houtskool in de zuidwestelijke punt van het plangebied bestaat de mogelijkheid op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied. Dit hangt mogelijk samen met de 16e- tot 17e-eeuwse boerderij direct ten zuidwesten van het plangebied. Derhalve wordt aan deze hoek van het terrein een middelhoge tot hoge archeologische verwachting gekoppeld op het aantreffen van een vindplaats uit de Nieuwe Tijd. Aanwijzingen voor andere vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd zijn binnen de grenzen van het plangebied niet aangetroffen.

Voor het gebied met een lage archeologische verwachting worden op basis van het archeologisch onderzoek geen beperkende voorwaarden voorgesteld. Ten aanzien van het gebied met een middelhoge archeologische verwachting worden wel aanvullende maatregelen in het kader van behoud van de eventuele waarden voorgesteld. Deze resten bevinden zich op een diepte van ongeveer 150 cm onder het maaiveld.

Conclusie

Op basis van het inventariserend booronderzoek is gebleken dat in de zuidwest hoek een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde geldt. Er bevinden zich archeologische resten op een diepte van ongeveer 150 cm beneden het maaiveld. Om de (eventuele) archeologische resten te beschermen, wordt voorgesteld niet zonder meer grondroerende werkzaamheden uit te voeren die dieper reiken dan 1 m beneden maaiveld. De gronden waarom het gaat krijgen in dit bestemmingsplan echter de bestemming Groen. Grondroerende werkzaamheden met een diepte van 1 m worden niet voorzien voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Om de resten de beschermen, wordt een dubbelbestemming opgenomen, waarmee de archeologisch waarden worden beschermd. Indien er werken of werkzaamheden uitgevoerd worden die dieper reiken dan 1 m, kan dit alleen nadat is aangetoond dat er geen archeologische resten aanwezig zijn of nadat is gebleken dat de archeologische resten door de werken of werkzaamheden niet worden aangetast.