Plan: | Poortwijk fase III |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0584.BPWONEN2010009-VG99 |
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in het kader van de watertoets in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze paragraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's. Vanwege het hoge abstractieniveau van deze nota's wordt alleen het beleid van het waterschap nader behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Regionaal
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2008) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.
Huidige situatie
Het plangebied is ten zuiden van de kern Oud-Beijerland gelegen. In het noorden wordt het plangebied begrensd door de bestaande woonwijk Poortwijk II. In het oosten vormt de bestaande bebouwing aan de Stougjesdijk de grens, in het zuiden wordt deze gevormd door de Kwakscheweg. De Oud-Beijerlandsche Kreek vormt de grens aan de westzijde.
Bodem en grondwater
In het 'verkennend bodemonderzoek Poortwijk III te Oud-Beijerland' van MWH B.V. d.d. 29-05-2008 zijn 17 boringen beschreven van 2 à 2,5 m-mv. Voor het overgrote deel tonen deze een bodemopbouw van zwak zandige, zwak ziltige, zwak humeuse klei in de eerste 60 cm gevolgd door zeer matig fijne, zwak ziltige zandlaag. Hetzelfde beeld blijkt uit de 20 boorbeschrijvingen van het 'verkennend bodemonderzoek Poortwijk III' van BK bodem d.d. 24-11-2009. Voor informatie over de diepere bodemopbouw is gebruik gemaakt van 'Beknopt funderingsadvies en beschouwing zettingsgedrag nieuwbouw school aan de Kwakscheweg te Oud-Beijerland' van Van Dijk d.d. 28 03-2007. Hieruit blijkt dat rond de 15,0 m-mv het Pleistocene zand begint. De deklaag (0 tot 15,0 m-mv) bestaat uit een afwisseling van fijn zand met dunne kleilagen.
Tijdens veldwerk uitgevoerd op 15 mei 2008 voor het verkennend bodemonderzoek MWH B.V. is de grondwaterspiegel waargenomen op een diepte van circa 1,2 m beneden maaiveld. Gezien de periode van het kalenderjaar mag worden verwacht dat deze waarde een redelijk gemiddelde geeft voor een heel jaar. In de winter zal de grondwaterstand iets hoger zijn en in de zomer juist iets lager. Deze aanname wordt ondersteund door informatie van de Bodemkaart van Nederland. Deze geeft grondwatertrap VI aan. Dit betekend dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen de 0,4 m en 0,8 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. Het huidige maaiveld in het plangebied is circa NAP +0,05 meter tot NAP -0,94 meter. Dit is bepaald op waarden die vermeld zijn in het 'verkennend bodemonderzoek locatie Poortwijk III te Oud-Beijerland' van BK Bodem B.V. d.d. 24-09-2009.
Waterkwantiteit
De westelijke begrenzing van Poortwijk III vormt tevens het grootste oppervlaktewaterlichaam. De boezemwatergang Oud-Beijerlandsche Kreek staat in verbinding met De Vliet. Deze watergang heeft een beschermingszone van 6 m.
Aan de zuidzijde van het plangebied, direct ten noorden van de Kwakscheweg, ligt een sloot. Deze heeft een gering oppervlak. Volgens 'waterbodem- en verkennend bodemonderzoek locatie Poortwijk III te Oud-Beijerland' van UDM midden B.V. d.d. 12-12-2006, is de breedte van de waterbodem niet meer dan 0,4 m.
Het te handhaven waterpeil van de Oud-Beijerlandsche Kreek ligt maximaal op NAP -1,40 m zomerpeil en NAP -1,80 m winterpeil.
Waterkwaliteit
De Oud-Beijerlandsche Kreek is onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Dit betekent dat natuurvriendelijke oevers en –onderhoud gerealiseerd dienen te worden. In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen (waterlichamen waarvoor als gevolg van de Kaderrichtlijn Water striktere ecologische- of kwaliteitsdoelen gelden dan voor andere waterlichamen). Het plangebied ligt niet in een grondwaterbeschermingsgebied.
In 2006 is door UDM midden B.V. de kwaliteit van de waterbodem en onderliggende grond onderzocht van de zuidelijke sloot. Hoewel er een beperkte hoeveelheid slib aanwezig is op de slootbodem is deze voldoende van kwaliteit om binnen 20 m van de waterkant verspreid te worden. Omdat ook het grondwater geen overschrijding vertoont van de gemeten parameters mag verwacht worden dat de waterkwaliteit voldoende is.
Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied is geen waterkering aanwezig.
Afvalwater en riolering
Momenteel is in het plangebied slechts een tijdelijk rioolsysteem met rioolgemaal en persleiding ter plaatse van de school aanwezig.
Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van circa 260 woningen, waarvan circa 200 grondgebonden woningen en circa 60 appartementen, een brede school, een school/kenniscentrum voor speciaal onderwijs en een wijkwinkelcentrum. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van circa 17,5 ha, hiervan wordt een oppervlak van 8,64 ha verhard. Dit is als volgt onderverdeeld:
Het vloerpeil van de woningen bedraagt NAP +0,7 m. De woningen worden naar waarschijnlijkheid met kruipruimte gebouwd. De wegen krijgen een peil van NAP +0,4 m. Door het hoogteverschil van 1,1 m tussen het vloerpeil van de woningen en de gemiddeld hoogste grondwaterstand zijn grondwaterproblemen uitgesloten.
Waterkwantiteit
De realisatie van woningen en wegen zal bijdragen aan een toename aan verharding van het plangebied. Conform beleid van het waterschap moet hiervoor compensatie plaats vinden in de vorm van open water. Binnen het plangebied zal 19.400 m2oppervlaktewater gerealiseerd worden. Dit is 12,1% van het bruto oppervlak. Hiermee is aan de compensatie-eis voldaan.
Voor de singels in het plangebied geldt een streefpeil van NAP -0,80 m. Door het toepassen van deze streefpeilen wordt verdroging en grondwaterdaling binnen het plangebied voorkomen waardoor bodemdaling wordt tegengegaan. Tussen het bestaande singelsysteem en de Oud-Beijerlandse Kreek zal een peilscheiding middels een automatisch bedienbare stuw in het watersysteem worden aangebracht.
Waterkwaliteit
Het bestaande doorspoelplan voor Poortwijk II en III (RPS BKH Adviesbureau, d.d. 09-04-2003) is niet meer geldig voor de nieuwe situatie zoals die nu gepland is voor het plangebied. De wijzigingen in het oppervlaktewatersysteem zijn dusdanig groot dat de berekeningen niet bruikbaar zijn. Om de waterkwaliteit te waarborgen, wordt het doorspoelplan geactualiseerd voor de voorziene uitbreiding. Voor de ontwikkeling wordt een watersysteemberekening uitgevoerd. Op basis van deze berekening worden maatregelen geformuleerd en uitgevoerd om doorspoeling binnen het plangebied te optimaliseren. De gemaalcapaciteiten en doorlaten kunnen hierop worden afgestemd.
Om te voorkomen dat afstromend hemelwater bijdraagt aan diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van ongecoate zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen, zowel tijdens de bouw als tijdens de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling van het plan levert geen bezwaren op met betrekking tot de waterveiligheid.
Afvalwater en riolering
Bij de aanleg van Poortwijk III zal een gescheiden stelsel worden aangelegd zonder filterende voorzieningen voor de hemelwaterafvoer (HWA). Het hemelwater stroomt via uitstroomvoorzieningen naar het oppervlaktewater. Om stilstaand water in het regenwaterriool te voorkomen wordt een voorziening aangebracht dat het regenwaterriool leeg pompt. Voor de droogweerafvoer (DWA) riolering van Poortwijk III wordt pvc gebruikt en deze wordt onder vrijverval aangesloten op het bestaande stelsel van Poortwijk II. Het bestaande rioolgemaal van de gemeente Binnenmaas aan de Kwakscheweg, met een nooduitlaat op de bermsloot in het plangebied, wordt verplaatst en de bergingscapaciteit wordt vergroot.
Beheer en onderhoud
Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het waterschap op basis van de Keur een watervergunning te worden aangevraagd. Deze vergunning geldt bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder toestemming van het waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. De waterkwaliteit en de doorstroming van het water zullen na uitvoering van de werkzaamheden verbeteren.