35.1 Bestaand gebruik
In die gevallen dat bestaand gebruik, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet, Wro of Wabo tot stand is gekomen, afwijkt ten opzichte van wat op basis van de gebruiksregels in hoofdstuk 2 is toegestaan, is dat gebruik toegestaan.
35.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met gronden wordt , tenzij in de regels anders is bepaald, wordt in ieder geval begrepen:
-
a. het (laten) gebruik(en) van onbebouwde gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
b. het (laten) gebruik(en) van onbebouwde gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
-
c. het (laten) gebruik(en) van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
-
d. het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor inrichtingen als bedoeld in artikel 2, lid 3 van het Besluit Omgevingsrecht;
-
e. het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken voor reclame-uitingen;
-
f. het (laten) gebruik(en) van onbebouwde gronden ten behoeve van het opslaan van goederen, zoals kisten, vaten, bouwmaterialen, caravans, werktuigen, machines of onderdelen hiervan
-
g. het in sub f vervatte verbod is niet van toepassing, voor zover het betreft:
-
1. opslag van goederen en materialen ten behoeve van de krachtens het plan toegestane bedrijfsvoering/bestemming binnen een bouwvlak
-
2. tijdelijke opslag van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
-
3. het osplaan of storten van afval- of meststoffen voor zover zulks verband houdt met, of noodzakelijk is voor het normale onderhoud van de gronden waaronder begrepen het agrarisch gebruik daarvan;
-
4. het storten van baggerspecie in het kader van het normale onderhoud van de in het plan gelegen watergangen;
-
5. het plaatsen van maximaal één kampeermiddel op een bij een woning behorend erf.