direct naar inhoud van 7.3 Water
Plan: Oude-Tonge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLOudeTonge10-BP40

7.3 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe het waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt. Voor nieuw stedelijk gebied (zoals de Molenpolder) geldt dat bij ontwikkeling een waterbergingsopgave van 10% van het bruto plangebied geldt.

Huidige situatie

Oppervlaktewatersysteem

Het waterbeheer in het plangebied is afgestemd op het binnendijks stedelijk gebied. De maaiveldhoogte ligt grofweg op circa NAP +0 m. De oorspronkelijke bodem bestaat uit kalkrijke zeekleigronden. Binnen het plangebied bevinden zich enkele (hoofd)watergangen die onderdeel zijn van polder Het Oudeland van Oude-Tonge. Het oppervlaktewater wordt gereguleerd op een zomerpeil van NAP -1,4 m en een winterpeil van NAP -1,7 m. De drooglegging, het verschil tussen de maaiveldhoogte en het oppervlaktewaterpeil, bedraagt derhalve 1,5 tot 2 m. Dit water wordt af- en aangevoerd via gemaal De Haas van Dorsser, dat uitkomt op de boezem De Spuikom. Langs de zuidoostzijde van het plangebied bevindt zich het boezem De Haven en De Spuikom. Het peil varieert hier tussen NAP +0 m en NAP +0,2 m. Het water stroomt hier afwisselend in zuidelijke of noordelijk richting, afhankelijk of water moet worden afgevoerd of aangevoerd. Deze boezem heeft zijn oorsprong in het zuiden, ter plaatse van het buiten het plangebied gelegen gemaal De Eendracht. Hier kan water worden ingelaten of uitgeslagen op het buitendijkse rijkswater de Krammer. Getoetst aan de verwachte klimaatsverandering zoals overeengekomen in het NBW was er een tekort aan waterberging voor de gezamenlijke polders rondom Oude-Tonge van circa 14 ha. Door onder meer het treffen van maatregelen, is er inmiddels geen waterbergingstekort meer.

Door de laag gelegen ligging van de stedelijke polder is sprake van geringe brakke tot zoute kwel. Deze bedraagt circa 0 tot 0,25 mm per dag en wordt afgevangen door het stelsel van sloten. Deze kwel heeft een chloridegehalte van circa 4.000 mg/l.

Tussen het lagergelegen stedelijk water en de boezem bevindt zich de boezemwaterkering. Deze bevindt zich aan weerszijden van de boezem. De dijk staat bekend onder verschillende namen; de westelijke boezemkering staat bekend als Suisdijk, Handelsterrein, De Kaai en de Oostdijk. De oostelijke kering staat bekend als Heerendijk en Oudelandsedijk.

Riolering en waterkwaliteit

De riolering bestaat voor een belangrijk deel uit een gemengd stelsel, dat wil zeggen dat zowel schoon hemelwater als (huishoudelijk)afvalwater wordt verzameld op het gemeentelijk riool. Dit is ongunstig voor de rioolwaterzuiveringsinstallatie Oude-Tonge (gelegen buiten het plangebied). Binnen het plangebied, de kern Oude-Tonge, bevonden zich aanvankelijk 10 tot 20 riooloverstorten die de waterkwaliteit negatief beïnvloedden. Hierop is de gemeente Oostflakkee begonnen met het opstellen van een afkoppelplan ten einde het aantal riooloverstorten terug te brengen en is binnen het plangebied een tweetal bergbezinkbassins (BBB) gerealiseerd. Deze bevinden zich in de groenzone langs de Mariniersweg, nabij de watergang, en in de groenstrook langs de Eisenhowerlaan.

De Haven en de Spuikom, behorende tot de boezem van Oude-Tonge, zijn aangewezen als KRW-waterlichaam (NL19_45, Stroomgebied Maas).

Uit het waterplan blijkt dat de Molenpolder slecht doorspoelbaar is. Het knelpunt is een te krap bemeten duiker.

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Hierdoor zijn de mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren beperkt.

Mogelijke ontwikkelingen

In het bestemmingsplan worden op een aantal locaties de mogelijkheden voor ontwikkelingen open gehouden. Ten behoeve van een nadere invulling van de ontwikkeling ter plaatse van deze locaties, wordt in de onderstaande tekst puntsgewijs kort ingegaan op specifieke aandachtspunten en randvoorwaarden met betrekking tot de waterhuishouding zodat deze geen negatieve gevolgen hebben.

  • Voor de ontwikkelingen dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen (dus geen onbehandeld zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen).
  • Afstromend hemelwater afkomstig van schone oppervlakken dient afgekoppeld en afgevoerd te worden naar het aangrenzende oppervlaktewater, indien aanwezig. Geadviseerd wordt om binnen de plangrenzen een gescheiden afvoerstelsel aan te leggen voor de afvoer van hemelwater versus (huishoudelijk)afvalwater. Mocht in de toekomst in de openbare ruimte een (verbeterd) gescheiden stelsel worden voorzien, dan kan daarop eenvoudig worden aangesloten.
  • Indien de ontwikkeling extra verharding met zich meebrengt, dient dit te worden gecompenseerd door het realiseren van extra open water (10% van de extra verharding), waarbij het de voorkeur geniet dit binnen het plangebied te realiseren.
  • Ontwikkelingen kunnen worden aangegrepen om de wateropgave zoals die geldt voor een bepaald peilvak deels te realiseren. In dat geval wordt dus meer water gerealiseerd dan strikt noodzakelijk is voor de ontwikkeling zelf.
  • Indien op de ontwikkelingslocaties gebouwd wordt, dient voldoende drooglegging (het verschil tussen de maaiveldhoogte en het openwaterpeil) te worden gerealiseerd om de nodige veiligheid tegen overstromingen vanuit het oppervlaktewater te waarborgen. Ook zal er voldoende ontwatering, het verschil tussen de maaiveldhoogte en de grondwaterstand, in acht moeten worden genomen. Dit zal bij de verdere uitwerking van het planvoornemen, bij de keuze van het bouwpeil en het inrichtingsplan, als belangrijke randvoorwaarde moeten worden meegenomen.

Suggesties voor consoliderende planelementen

Het bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard. Voor die gebieden geldt dat er weinig mogelijkheden zijn om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Wel is het van belang de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer in acht te nemen. Eventuele mogelijkheden om het watersysteem te verbeteren zijn het aanleggen van plasbermen langs bestaande waterlopen, dit komt de waterberging, het zelfreinigend vermogen, het ecologisch potentieel alsmede de belevingswaarde ten goede. De waterkwaliteit kan verder verbeterd worden door riooloverstorten en verontreinigde waterbodems te saneren. De genoemde zaken zijn suggesties en de relevantie dient in een ander kader nader onderzocht te worden alvorens deze op te nemen in een programma van gemeente en waterschap, wellicht gecombineerd met programma's van andere beleidsvelden als riolering, groenbeheer, recreatie en/of (water)bodemsanering.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van watergangen, het plaatsen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone geen werken mogen worden uitgevoerd of obstakels mogen worden aangebracht zonder ontheffing van het waterschap. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat onderhoud aan waterstaatswerken wordt gehinderd, waterberging of aan- en afvoer van water stagneert, of dat de stabiliteit van waterkeringen in gevaar komt. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en waterstaatsdoeleinden in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan worden de watergangen als zodanig bestemd. In het bestemmingsplan hebben de regionale waterkeringen (secundaire waterkering en boezemkade) een zogenaamde dubbelbestemming. De regionale waterkeringen kennen een Keurbegrenzing, bestaande uit een kernzone en aan beide zijden een beschermingszone, een zogenaamde dubbelbestemming. Dit geldt ook ter plaatse van het sluizencomplex. Op de bestemmingsplankaart krijgt deze zone de dubbelbestemming Waterstaat.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve invloed op het watersysteem heeft wanneer de opmerkingen met betrekking tot toekomstige ontwikkelingen in acht worden genomen.