direct naar inhoud van 7.4 Ecologie
Plan: Oude-Tonge
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLOudeTonge10-BP40

7.4 Ecologie

Inleiding

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen de ruimtelijke onderbouwing mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.

Voor zover de beoogde ontwikkelingen en het toetsingskader ecologisch onderzoek noodzakelijk maken, zijn de uitkomsten en de conclusies in dit hoofdstuk weergegeven.

Normstelling en beleid

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Onderzoek

Het plangebied beslaat het bestaande dorpsgebied met gebouwen, verhardingen, watergangen en groenvoorzieningen.

Het bestemmingsplan is gedeeltelijk consoliderend van aard, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt voor de regeling is genomen. Daarnaast biedt het bestemmingsplan ook voldoende flexibiliteit ten behoeve van initiatieven en verschillende ontwikkelingen.

De volgende werkzaamheden worden beoogd:

  • verwijderen van opgaand groen (bomen en struiken);
  • grondwerkzaamheden;
  • bouwwerkzaamheden (woonhuizen).

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied (Natura 2000-gebied en Natuurbeschermingswetgebied), 'Krammer-Volkerak', is op 500 m afstand van de dichtstbijzijnde zuidelijke punt van het plangebied gelegen. Omdat het hier echter een consoliderend plan betreft zullen er geen negatieve effecten plaatsvinden op het Natura 2000-gebied 'Krammer-Volkerak' vanuit het plangebied. De twee ontwikkelingslocaties zijn op 1,5 km gelegen van het Natura 2000-gebied 'Krammer-Volkerak'. Het plangebied vormt geen onderdeel van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), maar is wel tegen de PEHS 'Kreken Goeree-Overflakkee' aangelegen.

Soortenbescherming

Het plangebied bestaat op dit moment uit grasland, opgaand groen (bomen en struiken), sloten, wegen en bebouwing. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens. Bovendien is er gebruikgemaakt van verschillende verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997 en www.ravon.nl).

Flora

Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Er zijn 3 licht beschermde soorten aangetroffen en 9 Rode Lijstsoorten. Naar verwachting gaat het hier om de beschermde soorten als grasklokje, zwanenbloem en dotterbloem. Binnen het plangebied komen ook algemene soorten als scherpe kamille, varkensgras en straatgras voor. Het betreft soorten die kenmerkend zijn voor ruderale omstandigheden. Gezien de voorkomende biotopen (hoofdzakelijk verharding en intensief beheerd groen) zijn hier geen zwaar beschermde soorten te verwachten. Ook de sloot- en oevervegetaties zijn weinig soortenrijk als gevolg van een intensief beheer.

Vogels

Het opgaand groen aan de randen kan als broedplaats dienen voor algemene vogels als houtduif, merel, zanglijster en ekster. In de sloten zijn algemene watervogels als wilde eend, knobbelzwaan, meerkoet, waterhoen en blauwe reiger aanwezig. Mogelijk maken soorten als huismus, gierzwaluw en zwarte roodstaart gebruik van dakpannen of andere holtes aanwezig in de bebouwing (onder dakranden) en komen hier tot broeden.

Andere (kwetsbare) soorten worden gezien de voorkomende biotopen (overwegend bebouwing en intensief beheerd groen) niet verwacht in het plangebied.

Zoogdieren

De verwachting is dat zwaar beschermde zoogdieren als vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis) mogelijk gebruikmaken van de opgaande begroeiing als foerageergebied en vliegroute (lijnvormige elementen). Vaste verblijfplaatsen in gebouwen en bomen zijn niet uit te sluiten. Het plangebied biedt naar verwachting ruimte aan egel, mol, konijn, veldmuis, huisspitsmuis en woelrat.

Amfibieën

Mogelijk maken algemene soorten als bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad gebruik van de betreffende locatie als onderdeel van hun leefgebied (als schuilgelegenheid en winterverblijfplaats). De sloten aanwezig binnen het plangebied kunnen tevens als voortplantingsplaats dienen voor algemene soorten amfibieën, de groene kikker kan hier jaarrond aanwezig zijn.

Vissen

Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied is de kans dat de licht beschermde soort kleine modderkruiper voorkomt niet geheel uit te sluiten. Deze soort kan in de betreffende sloten worden aangetroffen. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.

Overige soorten

Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen, insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In de onderstaande tabel staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 7.5 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw   tabel 1     grasklokje, zwanenbloem en dotterbloem

egel, mol, konijn, veldmuis, huisspitsmuis en woelrat.

bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad  
ontheffingsregeling Ffw   tabel 2     kleine modderkruiper  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   geen  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  vogels   cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus  
    cat. 5   ekster en zwarte roodstaart  

Toetsing en conclusie

Gebiedsbescherming

Het plan is grotendeels consoliderend van aard. De ontwikkelingslocaties zijn gelegen op 1,5 km of meer van het Natura 2000-gebied 'Krammer-Volkerak'. Omdat er een relatief grote afstand tussen de ontwikkelingsgebieden en het Natura 2000-gebied 'Krammer-Volkerak' is en tussengelegen barrières als de dijk, wegen en bebouwing verstorende effecten dempen, zijn ook hier geen negatieve effecten te verwachten op het Natura 2000-gebied.

Het plangebied vormt deels onderdeel van de PEHS 'Kreken Goeree-Overflakkee'. Voor het gedeelte van de PEHS dat binnen het plangebied is gelegen zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor de overige ontwikkelingen geldt dat tussengelegen barrières als wegen en bebouwing verstorende effecten dempen en daarmee zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de PEHS 'Kreken Goeree-Overflakkee'.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan is gedeeltelijk consoliderend van aard, waarbij de bestaande situatie als uitgangspunt voor de regeling is genomen. Daarnaast biedt het bestemmingsplan ook voldoende flexibiliteit ten behoeve van initiatieven en verschillende ontwikkelingen.

De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Na afloop van de werkzaamheden kunnen de vogels wederom gebruikmaken van de omgeving van het plangebied.

Tevens zal er geen ontheffing nodig zijn indien er geen vaste verblijfplaatsen van licht of zwaar beschermde soorten aanwezig zijn (categorie 2 en 3) hetgeen aan de hand van voorafgaande inventarisatie moet worden vastgesteld.

Mogelijk zijn zwaar beschermde vleermuizen (tabel 3, bijlage IV HR), dan wel vogels met een vaste nestplaats binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek in het voorjaar, zomer en najaar moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.

In watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens het dempen van de watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode voor de kleine modderkruiper. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.