Plan: | Oude-Tonge |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0580.OFLOudeTonge10-BP40 |
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Algemeen
Om in de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies de milieuaspecten in voldoende mate mee te nemen, wordt in het op te stellen bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Uitgaande van de afstand tot de bedrijfspercelen en het gebiedstype van de milieugevoelige functies (zoals woningen), wordt in de planregels bepaald welke bedrijfsactiviteiten worden toegelaten: er worden grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in de omgeving van gevoelige functies. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) die tevens in de planregels wordt opgenomen.
De SvB is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Deze Staat is gebaseerd op de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In deze VNG-lijst (en ook in de SvB) worden voor een groot aantal bedrijfstypen en -activiteiten richtafstanden ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. Zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd, kan voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk worden afgeweken van deze richtafstanden. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de SvB wordt verwezen naar bijlage 1.
Onderzoek
Algemene toelaatbaarheid
Vanwege het gemengde karakter van het plangebied worden hier bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de SvB algemeen toelaatbaar geacht ter plaatse van de bedrijfslocaties. Categorie 1- en 2-bedrijven kunnen, gelet op hun aard en invloed op de omgeving, worden toegelaten naast en tussen woningen.
Het bovenstaande betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In dat geval zal voor een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit moeten worden afgeweken van het bestemmingsplan. Er wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de algemene toelaatbaarheid.
Beoordeling gevestigde bedrijven
Ten behoeve van dit bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de SvB. Uit de bedrijveninventarisatie nagenoeg alle bedrijven binnen categorie 1 en 2 vallen, de categorieën bedrijfsactiviteiten die algemeen toelaatbaar worden geacht. Er is slechts één bedrijf dat niet binnen de algemene toelaatbaarheid past. Dit betreft aannemersbedrijf AVK BV aan de Capelleweg 70. Omdat er geen reden is om de bedrijfsactiviteiten te beeindigen of te verplaatsen wordt continuering van de bestaande bedrijfsactivieiten mogelijk gemaakt door middel van een specifieke bedrijfsbestemming (sb). De bestemmingsregeling is in onderstaande tabel toegelicht. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.
Tabel 7.1 Specifieke bedrijfsbestemmingen
straat | nr. | naam | omschrijving |
SBI -code/ cate- gorie |
alg. toelaat-baarheid |
Bestemmingsregeling |
Capelleweg | 70 | AVK BV | Aannemersbedrijf bedrijfsoppervlak > 2.000 m2 |
3.2 | 2 | B(b<2) (sb-1) |
Ontwikkelingen
Molenpolder
Ter plaatse van de locatie molenpolder wordt indirect de ontwikkeling van woningbouw mogelijk gemaakt. Voor de locatie geldt een wijzigingsbevoegdheid (fase 1 en fase 2). Voor de gehele locatie geldt dat het aspect bedrijven en milieuhinder in het kader van het voorliggende bestemmingsplan is beoordeeld. Voor de locatie Molenpolder moet rekening worden gehouden met de bedrijfsbestemmingen langs de Molenweg en enkele verspreid liggende bedrijfslocaties. Voor alle bedrijfslocaties geldt dat bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 algemeen toelaatbaar zijn. Ten opzichte van deze bedrijfsactiviteiten wordt geen richtafstand toegepast, deze actitiviteiten zijn direct naast woninen toelaatbaar.
Voor de agrarische bedrijfsactiviteiten, ten westen van den Molenweg geldt dat de afstand tot het ontwikkelingsgebied dermate groot is dat er geen sprake er geen sprake is van relevante milieuhinder ter plaatse van den beoogde woningen. Ook voor deze bedrijfsactiviteiten geldt dat reeds rekening moet worden gehouden met bestaande woningen op kortere afstand.
Inbreiding Capelleweg
Voor de beoogde ontwikkeling van woningen op de ontwikkelingslocatie aan de Capelleweg geldt dat er vanuit het oogpunt van mileuzonering geen beperkingen worden gesteld. De locatie grenst aan de westzijde aan een maatschappelijke bestemming waar het Albeda College is gevestigd. Ten noorden is een bedrijfsbestemming aanwezig waar bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 algemeen toelaatbaar zijn. Zoals hierboven aangegeven zijn bedrijfsactiviteiten uit deze categorie algemeen toelaatbaar naast woningen, gelet op de aard van het gebied. Wonen, maatschappelijke functies en bedrijfsactiviteiten komen namelijk op korte afstand van elkaar voor waardoor er sprake is van een zeker mate van functiemenging.
Oude locatie Ebbe en Vloed Washingtonstraat
Voor de ontwikkeling van appartementen en woningen op de locatie Ebbe en Vloed is van belang dat in de directe omgeving van de locatie geen milieuhinderlijke functies voorkomen. De locatie wordt omgeven door wonen, water en groen. Het aspect bedrijven en milieuhinder is niet relevant voor de beoogde ontwikkelingen op deze locatie.
Conclusie
Voor het gehele plangebied geldt aan algemene toelaatbaarheid voor bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2. In het plangebied komt een matige functiemenging voor waardoor dergelijke bedrijfsactiviteiten, met een beperkte milieuinvloed, direct naast woningen toelaatbaar worden geacht. Voor bestaande bedrijven die niet binnen de algemene toelaatbaarheid passen is een specifieke bedrijfsbestemming opgenomen. Geconcludeerd wordt dat aanwezige en toekomstige bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Ter plaatse van bestaande en beoogde woningen is tevens sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Normstelling en beleid
Binnen het plangebied zijn diverse horecabedrijven gelegen. Er wordt naar gestreefd de milieubelasting voor omliggende woningen zoveel mogelijk te beperken door eisen te stellen aan de toelaatbaarheid van de activiteiten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Horeca-activiteiten (SvH) (zie bijlage 3). De aanwezige horecagelegenheden worden volgens deze staat ingeschaald. In de SvH zijn verschillende categorieën horeca gerangschikt naar mate van hinderlijkheid. Daarbij is vooral gekeken naar het aspect geluidhinder en de verkeersaantrekkende werking. Per gebied kan vervolgens worden vastgesteld welke categorie van horeca-activiteiten algemeen toelaatbaar is. Daar waar binnen het plangebied sprake is van functiemenging, worden horecabedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de SvH algemeen toelaatbaar geacht (lichte en middelzware horeca). In de rest van het plangebied worden horecabedrijven uit categorie 1a en 1b toelaatbaar geacht (uitsluitend lichte horeca).
Onderzoek
In onderstaande tabel zijn de aanwezige horecabedrijven in het plangebied geïnventariseerd en ingeschaald volgens de SvH. Deze horecagelegenheden zijn allemaal gelegen in een gebied met functiemenging (toelaatbaarheid categorie 1 en 2). Uit de onderstaande tabel blijk, dat alle horecabedrijven in het plangebied binnen de algemene toelaatbaarheid vallen.
Tabel 7.2 Horecabedrijven binnen het plangebied
straat | nr. | naam | omschrijving | catego- rie |
algemene toelaatbaarheid |
Kaai | 1 | Café de Geit | café | 2 | 1 en 2 |
2 | Steakhouse De Buurman | restaurant | 1b | 1 en 2 | |
8 | Snackbar De Kaai | snackbar | 1a | 1 en 2 | |
10 | Ka-Ho, chinees-indisch restaurant | restaurant | 1b | 1 en 2 | |
16 | Hotel-restaurant Lely | hotel, restaurant | 1b | 1 en 2 | |
Kerkring | 66 | Eetcafé Fener - leegstaand | bistro, restaurant | 1b | 1 en 2 |
Molendijk | 87 | Pollies ijssalon | ijssalon | 1a | 1a |
Voorstraat | 1-3 | Cafetaria 't Vosje | cafetaria | 1a | 1 en 2 |
Conclusie
Voor bestaande horecabedrijven in het plangebied geldt dat deze passen binnen de algemeen toelaatbare categorieën bedrijfsactiviteiten die op basis van horecazonering is bepaald. Als gevolg van het opnemen van een algemene toelaatbaarheid wordt het ontstaan van nieuwe hinder voorkomen. Er worden geen nieuwe horeca-locaties mogelijk gemaakt. Geconcludeerd wordt dat het aspect horeca en milieuhinder de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Normstelling en beleid
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten . Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
Onderzoek
Inrichtingen
Binnen het plangebied zijn geen bedrijven gelegen die uit het oogpunt van externe veiligheid relevant zijn. De risicovolle bedrijven in de omgeving van het plangebied liggen op dermate grote afstand, dat deze geen gevolgen hebben voor de risicosituatie binnen het plangebied. In het plangebied en omgeving zijn geen buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Over de N59, die een belangrijke verkeersader vormt voor het eiland, vindt op beperkte schaal vervoer van gevaarlijke stoffen plaats Uit het Basisnet Weg blijkt dat voor de N59 ter hoogte van het plangebied sprake is van een veiligheidszone van 0 m. Er is geen sprake van een PR 10-6 buiten de weg. Uit het Basisnet Weg blijkt eveneens dat het GR minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt. Er is daarom geen sprake van een aandachtspunt voor externe veiligheid.
Voor Goeree-Overflakkee is een routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Hieruit blijkt dat binnen de gemeente Oostflakkee de N59 en de N215 zijn aangewezen. Ook de N498 (tot aan de rotonde bij Bedrijvenpark Oostflakkee) is aangewezen in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen van en naar het bedrijventerrein.
Ontwikkelingen
De afstand van de N59/N498 tot aan de locaties Ebbe en Vloed aan de Washingtonstraat en Molenpolder is dermate groot dat deze locaties buiten het invloedsgebied van de wegen zijn gelegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dat geldt ook voor de nieuwe woningbouwmogelijkheid aan de Jozefdreef, nabij de begraafplaats en de locatie van het gemeentehuis aan de Eisenhowerlaan. Voor de ontwikkelingslocatie aan de Capelleweg geldt dat de afstand tot de A59 circa 230 m bedraagt. Gelet op de afstand tot de weg en de minimale toename van de personendichtheid (maximaal 7 woningen) heeft de ontwikkeling geen meetbare invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het groepsrisico wordt niet nader beschouwd.
Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan. Afhankelijk van de omvang en de locatie van ontwikkelingen die indirect mogelijk worden gemaakt, dient in het plan inzicht te worden gegeven in de toename van het GR van de N59 en dient deze toename te worden verantwoord.
In het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig. Om de belangen van deze planologisch relevant leiding te beschermen, is een dubbelbestemming opgenomen (Leiding - Riool).
Normstelling en beleid
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. In de ruimtelijke ordeningspraktijk zijn langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang (zie bijlage). De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 7.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 7.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) 1) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Onderzoek en resultaten
Gelet op de woningbouwontwikkeling die direct en indirect worden mogelijk gemaakt met het voorliggende bestemmingsplan is er sprake van een mogelijk effect op de luchtkwaliteit als gevolg van de extra verkeersaantrekkende werking. In totaal worden 205 woningen mogelijk gemaakt op de drie onderscheiden ontwikkelingslocaties, waarbij er sprake is van de vervangen van 112 bestaande wooneenheden op de locatie Ebbe en Vloed aan de Washingtonstraat. Op het bestemmingsplan is het Besluit nibm van toepassing, er worden immers ruim minder dan 1500 woningen mogelijk gemaakt. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan voor diverse prognosejaren inzicht worden gegeven in de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 langs relevante wegen. Uit de monitoringstool blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties NO2 en Pm10 in de directe omgeving van de N59 en de N498, de maatgevende wegen voor luchtkwaliteit, ruimschoots beneden de grenswaarden zijn gelegen. Omdat in de directe omgeving van deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan zal dit ook in de rest van het plangebied het geval zijn, concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Uit de monitoringstool blijkt tevens dat de concentrties in prognosejaren 2015 en 2020 eveneens ruimschoots beneden de grenswaarden zijn gelegen.
Figuur 7.1 Jaargemiddelde NO2 concentratie 2011
Figuur 7.2 Jaargemiddelde PM10 concentratie 2011
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied werd in 2011 en wordt in de prognosejaren 2015 en 2020 ruimschoots aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit voldaan. Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Normstelling en beleid
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
In het ruimtelijk spoor dient aandacht te worden besteed aan het aspect bodemkwaliteit indien er sprake is van functiewijzigingen. Voor ontwikkelingen die plaatsvinden binnen bestaande bestemmingen geldt dat onderzoeksverplichtingen naar de bodemkwaliteit aan de orde zijn in het vergunningenspoor.
Voor de ontwikkelingslocatie Ebbe en Vloed aan de Washingtonstraat, de woningbouwmogleijkheid aan de Jozefdreef en de wijzigingsmogelijkheid voor woningbouw op de locatie van het gemeentehuis geldt dat er vanuit de bestemming 'wonen' geen andere eisen aan de bodemkwaliteit worden gesteld dan vanuit de vigerende bestemming 'maatschappelijk'. Ter plaatse hebben geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden die in het ruimtelijk spoor leiden tot een noodzaak voor het uitvoeren van een bodemonderzoek. Ten tijde van de omgevingsvergunningaanvraag voor de beoogde woningen dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Uit een bodemonderzoek dat is uitgevoerd in 1996 is gebeleken dat ter plaatse van de ontwikkelingslocatie Ebbe en Vloed licht verhoogde concentraties metalen zijn aangetroffen in de bodem en in het grondwater. De aangetroffen gehalten vormden echter geen bedreiging voor de volksgezondheid en stonden het voorgenomen gebruik van de locatie niet in de weg, er was geen aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek.
Voor de ontwikkelingslocaties Molenpolder en Capelleweg geldt dat de verplichting tot het uitvoeren van een bodemonderzoek is opgenomen in de wijzigingsregels . Op basis van de beschikbare informatie bestaat er geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van een kans op ernstige verontreinigingen waarmee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zou worden beinvloed. Bij het opstellen van het wijzigingsplan of het uitwerkingsplan dient ten minste een historisch bodemonderzoek te worden verricht. Als blijkt dat er sprake is van een kans op verontreinigingen dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Normstelling en beleid
Normstelling
Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. In tabel 7.4 is hiervan een overzicht opgenomen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd. De nieuwe woning aan de Jozefdreef wordt direct mogelijk gemaakt. De overige nieuwe ontwikkelingen zijn als uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheid in het plan opgenomen.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Tabel 7.4 Geluidszones
weg | aantal rijstroken | zonebreedte |
Binnenstedelijk (binnen de bebouwde kom met uitzondering van autowegen en autosnelwegen) | 1 of 2 3 of meer |
200 m 350 m |
Buitenstedelijk (buiten de bebouwde kom, autowegen en autosnelwegen) | 1 of 2 3 of 4 5 of meer |
250 m 400 m 600 m |
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. Het plangebied is binnenstedelijk gelegen. Hierdoor bedraagt de uiterste grenswaarde in principe 63 dB. Binnen de geluidszone van een auto(snel)weg geldt een uiterste grenswaarde van 53 dB ten gevolge van de auto(snel)weg. De N59 is op basis van het RVV 1990 een autoweg, waardoor de uiterste grenswaarde binnen de wettelijke geluidszone van deze weg 53 dB bedraagt.
De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB. Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder, mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Conform artikel 3.6 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 geldt voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB.
30 km/h-wegen
Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting, wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de uiterste grenswaarde van 63 dB uit de Wgh als referentiekader gehanteerd. Daarnaast is van belang dat zodanige gevelmaatregelen worden genomen, dat de maximaal aanvaarde binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.
Onderzoek
Gezoneerde binnen het plangebied zijn:
Ook moet rekening worden gehouden met de geluidszone van de buiten het plangebied gelegen gezoneerde wegen, waarvan de geluidszone (deels) binnen het plangebied ligt, zoals de Tramweg.
De overige wegen in en nabij het plangebied zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h en derhalve niet gezoneerd.
De locaties Ebbe en Vloed aan de Washingtonstraat, gemeentehuis en de locaties Capelleweg en Jozefdreef liggen binnen de wettelijke geluidszone van gezoneerde wegen. Deze locaties worden hieronder behandeld.
Locatie Ebbe en Vloed aan de Washingtonstraat
Op de locatie Ebbe en Vloed aan de Washingtonstraat worden 68 woningen mogelijk gemaakt. Deze woningen liggen binnen de wettelijke geluidszone van de Stationsweg (N498) en de Oostdijk/Oudelandseweg. De locatie ligt deels binnen de invloedsfeer van het 60 km/h-gedeelte van deze route en deels binnen de invloedsfeer van het 50 km/h-gedeelte. Beide gedeeltes worden afzonderlijk berekend en gecumuleerd. Tevens zijn berekeningen uitgevoerd voor de Mariniersweg en de Dabbestraat/Washingtonstraat. De berekeningen zijn uitgevoerd met de Standaard Rekenmethode I (SRM I) uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (RMG 2006). De uitvoer van het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. Verder is rekening gehouden met:
De afstand van de wegas van de Oostdijk/Oudelandsedijk en de woonbestemming bedraagt 10 m. De geluidsbelasting ten gevolge van de Oostdijk/Oudelandsedijk bedraagt maximaal 60 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (met 12 dB). De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Ten gevolge van de Stationsweg is de afstand tot de wegas circa 190 m en bedraagt de maximale geluidsbelasting 45 dB, waarbij uitgegaan is van een worstcasebenadering door te rekenen met een maximumsnelheid van 80 km/h. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt derhalve niet overschreden.
Locatie Jozefdreef
Deze locatie ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Capelleweg. De afstand tot de wegas bedraagt 95 m. Voor de Capelleweg is gerekend met een standaardvoertuigverdeling voor wijkverzamelwegen. De geluidsbelasting bedraagt op deze afstand maximaal 42 dB en ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor deze locatie zijn geen aanvullende procedures vereist op grond van de Wgh.
Locatie gemeentehuis
Deze locatie ligt binnen de wettelijke geluidszone van de Stationsweg (N498) en de Tramweg. De afstand tot de wegas van de Stationsweg bedraagt minimaal 20 m. De geluidsbelasting bedraagt op deze afstand maximaal 60 dB en overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. De Tramweg ligt op een groter afstand. Bovendien zijn de intensiteiten op de Tramweg lager dan op de Stationsweg, waardoor de uiterste grenswaarde ten gevolge van de Tramweg niet zal worden overschreden. Wanneer toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, dient nader akoestisch onderzoek naar de Stationsweg en Tramweg te worden uitgevoerd en dient een hogere waarde te worden vastgesteld.
Locatie Capelleweg
De locatie Capelleweg ligt binnen de wettelijke geluidszone van Capelleweg. De afstand tot de wegas bedraagt 8 m. De maximale geluidsbelasting bedraagt 58 dB. Wanneer toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, dient nader akoestisch onderzoek naar de Capelleweg te worden uitgevoerd en dient een hogere waarde te worden vastgesteld.
Locatie Molenpolder
De locatie Molenpolder ligt niet binnen de wettelijke geluidszone van gezoneerde wegen. Wel dient het akoestisch klimaat van 30 km/h-wegen inzichtelijk te worden gemaakt. Dit aspect dient meegenomen te worden in het wijzigingsplan.
Conclusie
Voor de locaties Ebbe en Vloed aan de Washingtonstraat, gemeentehuis en Capelleweg geldt dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De uiterste grenswaarde wordt niet overschreden. Wanneer toepassing wordt gegeven aan de wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheden is nader akoestisch onderzoek en een besluit hogere waarde noodzakelijk. Dit besluit mag alleen worden genomen indien maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting niet mogelijk of doelmatig zijn. Tevens dient onderzoek te worden verricht naar de relevante 30 km/h-wegen, waarbij ook aandacht moet zijn voor de wijzingsbevoegdheid Molenpolder.
De direct in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte woning aan de Jozefdreef ondervindt van gezoneerde wegen geen hogere geluidsbelasting dan de voorkeursgrenswaarde, waardoor in het kader van dit bestemmingsplan geen procedures inzake de Wgh noodzakelijk zijn. Ook ligt de woning niet in de nabijheid van akoestisch relevante 30 km/h-wegen.
Het aspect geluidhinder staat de uitvoering van onderhavig plan niet in de weg.