Plan: | De Zilk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0576.BP201500035-0003 |
Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisatie van het bestemmingsplan De Zilk, welke is vastgesteld op 27 juni 2013. Binnen de gemeente is door de eenheden vergunningverlening en handhaving aangegeven dat zij bij het toetsen van omgevingsvergunningen en de handhaving tegen zaken aanlopen die niet (optimaal) geregeld zijn in het
bestemmingsplan De Zilk. Daarnaast is er sprake van een gewenste ontwikkeling die meegenomen moet worden in de herziening van dit bestemmingsplan.
Het geactualiseerde plan zal het planologisch-juridisch kader vormen voor bouw- en/of gebruiksmogelijkheden en een (her-)ontwikkelingsproject.
Globale ligging van De Zilk, bron Globespotter 2015
Het plangebied betreft het bestemmingsplan De Zilk uit 2013 met uitsluiting van de locaties De Egelantier en het Zoutdepot. Het plangebied ligt in het noorden van de gemeente Noordwijkerhout aan de rand van de Bollenstreek en heeft een oppervlakte van circa 45 ha. Het plangebied wordt begrensd door;
In de afbeelding is de begrenzing van het plangebied weergegeven. Een beschrijving van de actuele situatie van het plangebied wordt gegeven in hoofdstuk 2.
Plangrens De Zilk
Bestemmingsplan De Zilk
Het vigerende bestemmingsplan 'De Zilk' is vastgesteld op 27 juni 2013 door de gemeenteraad van de gemeente Noordwijkerhout. Het bestemmingsplan is digitaal vastgesteld en te vinden op ruimtelijkeplannen.nl. Voor Hoekgat II is destijds een apart bestemmingsplan vastgesteld (8 november 2012) en deze maakte derhalve geen deel uit van het bestemmingsplan 'De Zilk'. Hoekgat II bestaat uit voormalige landbouwgrond tussen de achterzijde van de woningen aan de Zilkerduinweg en tegenover de woningen aan het Helmpad. Het bestemmingsplan was opgesteld om woningen te realiseren. Nu alle woningen zijn gerealiseerd, kan Hoekgat II worden opgenomen in de voorliggende actualisatie.
In de afbeelding is het plangebied van het vigerende bestemmingsplan 'De Zilk' opgenomen.
Plangebied vigerende bestemmingsplan 'De Zilk'
In dit plan komen meerdere bestemmingen voor. Hieronder volgt een beknopte toelichting van de regels van de meest voorkomende bestemmingen.
Bestemming Bedrijf
De gronden binnen de bestemming Bedrijf (artikel 4) zijn bestemd voor bedrijven met in acht neming van artikel 4.3 (specifieke gebruiksregels). In artikel 4.2 zijn de bouwregels opgenomen. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
In artikel 4.3 is door middel van aanduidingen vastgelegd welke milieucategorie bedrijf is toegestaan.
Bestemming Gemengd
De gronden binnen de bestemming Gemengd (artikel 5) zijn bestemd voor;
Bestemmingen Groen en Recreatie
De gronden binnen de bestemming Groen (artikel 6) zijn bestemd voor;
Bestemming Maatschappelijk
De gronden binnen de bestemming Maatschappelijk (artikel 8) zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen. Ter plaatse van een specifieke aanduiding is een bepaalde functie toegestaan, bijvoorbeeld ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' is een nutsvoorziening toegestaan.
Bestemming Wonen
De bestaande woningen zijn bestemd als 'Wonen' (artikel 14), met de volgende specifieke regels:
Dubbelbestemming Waarde
In de artikelen 18 tot en met 20 zijn de archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Voor de bescherming en het behoud van archeologische waarden gelden er in het plangebied drie archeologische dubbelbestemmingen.
Binnen de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' (artikel 21) aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en het behoud van cultuurhistorische waarden in de vorm van de drie gemeentelijke monumenten:
Wijzigingsgebieden
Binnen het plangebied van het vigerende plan zijn meerdere wijzigingsgebieden opgenomen. In het westen van het plangebied, grenzend aan de Zilkerduinweg en de Sportlaan, mag de bestemming gewijzigd worden in Water ten behoeve van een hydrologische bufferzone.
Op de locatie aan de Beeklaan is het mogelijk is om een rioolpersleiding aan te leggen na wijziging van de bestemming.
Na overleg met de gemeente is besloten om in het voorliggende bestemmingsplan de wijzigingsgebieden, welke een wijziging ten behoeve van een hydrologische bufferzone en de aanleg van een rioolpersleiding mogelijk maken, over te nemen. Uitgezonderd hierop is het wijzigingsgebied gelegen in het Zoutdepot omdat deze locatie geen deel uit maakt van het voorliggende plan.
Het dorp De Zilk ligt op ca 5,5 km ten noordoosten van de hoofdkern Noordwijkerhout en op 2,5 km ten oosten van de dorpskern ligt het centrum van Hillegom. De Zilk wordt aan de westzijde begrensd door het duingebied. Het duingebied wordt gescheiden van De Zilk door de provinciale weg N206. De begrenzing van het overige gebied wordt voornamelijk gevormd door agrarische percelen in het landelijk gebied.
Functioneel kan het plangebied worden onderverdeeld in drie zones;
Dorpskern
Het merendeel van de bebouwing van de dorpskern dateert van na 1945. In die periode stonden er 120 woningen binnen de plangrenzen. In de jaren '60 werden er veel woningen toegevoegd, deze toename stagneerde in de jaren '70 wanneer er niet meer dan 50 woningen zijn gebouwd. In de tweede helft van de jaren '80 en begin jaren '90 zijn er nog eens 60 woningen gebouwd. In 2016 wonen er circa 2190 inwoners.
Ruimtelijke opbouw
De ruimtelijke opbouw van De Zilk is in sterke mate bepaald door de ligging van de wegen Zilkerduinweg en de Hoogduinweg / Beeklaan. Tot 1966 vond de uitbreiding van de dorpskern uitsluitend plaats langs en tussen deze wegen. Nadat deze ruimte volledig was benut, werd er gebouwd ten noorden van De Zilkerduinweg.
In de afbeelding zijn deze Zilkerduinweg, Hoogduinweg / Beeklaan en de aangrenzende provinciale weg N206 aangegeven. De Hoogduinweg / Beeklaan zijn gelegen als ventweg naast de provinciale weg N442.
Wegenstructuur De Zilk
Stedenbouwkundige opbouw
De stedenbouwkundige opbouw wordt gekenmerkt door ruim opgezette straatprofielen waar binnen het openbaar groen is gelegen. De bebouwing langs De Zilkerduinweg en de Hoogduinweg / Beeklaan bestaat uit een groot aantal vrijstaande en twee-onder-een-kap woningen, wat zorgt voor een open karakter. Aan de Regenvlietweg bevindt zich eveneens vrijstaande bebouwing, maar het bebouwingsbeeld is hier wel compacter. De bebouwing in de overige straten bestaat voor het merendeel uit aaneengebouwde woningen, de meeste van deze woningen bestaan uit één à twee bouwlagen met een kap. Ter plaatse van het Breeland bevind zich een appartementengebouw, welke bestaat uit drie tot vier bouwlagen en hier staan eveneens acht veranda woningen.
Aan de noordelijke rand van het dorp ligt 'Trefcentrum de Duinpan' welke ruimte biedt aan verscheidene maatschappelijke, sociale en commerciële functies. Verspreid over het plangebied zijn er verschillende voorzieningen zoals winkels, horeca, en kantoren. Langs de Beeklaan bevinden zich volkstuinen en een kerk met bijbehorend parochiehuis en een begraafplaats. Op het volkstuinen terrein staan diverse schuurtjes en kassen. De Heilig-Hartkerk met parochiehuis zijn gemeentelijke monumenten.
Gemeentelijk monument Heilig-Hartkerk met het parochiehuis
Bedrijventerrein
In het oostelijk deel van het plangebied bevindt zich een bedrijventerrein welke plaats biedt aan twee bedrijven; een groothandel voor kampeerbenodigheden (Kampeercentrum de Jong) en een groothandel/ transportbedrijf in bloembollen (Bakker). De groothandel in kampeerbenodigheden heeft het voornemen om uit te breiden. Aangezien het hier een ontwikkeling gericht onderwerp betreft wordt hier verder op ingegaan in hoofdstuk 3.
Bedrijventerrein
Sportvoorziening
In het noordwesten van het plangebied bevindt zich een sportpark waar 5 tennisbanen, 2 voetbalvelden en een trainingsveld met bijbehorende functionele bebouwing als kantines, kleedruimte, tribunes etc. zijn gelegen.
Sportpark
De hoofdontsluitingswegen van De Zilk worden gevormd door de provinciale wegen N206 (Leiden-Haarlem) en N442 (Hillegom-De Zilk).
Na de verlenging van de N206 in noordelijke richting, eind jaren '80, is de verkeersfunctie van De Zilkerduinweg grotendeels komen te vervallen. De Zilkerduinweg vormt de scheiding tussen de twee woongebieden van De Zilk. En vormt de verbinding tussen De Zilk en Vogelenzang, Ruighoek en Noordwijkerhout. Alle wegen, met uitzondering van de twee provinciale wegen N206 en N442, hebben een snelheidslimiet van 30km/uur.
Binnen het openbaar gebied zijn er ruimschoots parkeervoorzieningen aanwezig. Dit betreft overwegend parkeren langs de straat en/of in daartoe aangewezen parkeervakken of parkeerterreinen. Verspreid over het plangebied zijn er eveneens ruimschoots parkeervoorzieningen op eigen terrein aanwezig in de vorm van garages of opstelplaatsen op het eigen erf voor of naast de woning.
Voor het parkeren van vrachtwagens heeft de gemeente Noordwijkerhout een apart terrein aangewezen. Dit terrein is gelegen aan de Zilkerduinweg nabij De Zilk en biedt plaats aan 15 vrachtwagens.
Op 30 juni 2011 heeft de gemeenteraad van Noordwijkerhout een besluit genomen over herontwikkelingsplannen in De Zilk. Relevant voor het plangebied is het besluit ten aanzien van Trefcentrum De Duinpan.
Dit project is inmiddels afgerond.
Trefcentrum De Duinpan
Het 'Trefcentrum De Duinpan' is gerenoveerd en het bestaande gebouw is uitgebreid. Aan de zijde van de Sportlaan is een nieuwe entree gerealiseerd. Naast de bouwkundige aanpassingen is er sprake van een verruiming van de gebruiksmogelijkheden voor het 'Trefcentrum'.
Derhalve gaat het bestemmingsplan uit van een gemengde bestemming waarin de volgende functies passen;
In de afbeelding is het resultaat van de renovatie weergegeven
Renovatie 'Trefcentrum de Duinpan', bron; Globespotter 2015
Het geldende bestemmingsplan De Zilk is vastgesteld op 27 juni 2013. De eenheden vergunningverlening en handhaving lopen bij het toetsen van omgevingsvergunning en de handhaving tegen bepaalde zaken aan die niet (optimaal) geregeld zijn in het bestemmingsplan De Zilk. Hierbij kan worden gedacht aan onder andere:
- het ontbreken van de definitie huishouden;
- het is op grond van de voorschriften zonder meer mogelijk dat woningen worden gesplitst omdat er geen
maximaal aantal woningen is gedefinieerd of omdat sub-bestemmingen met gestapelde bouw ontbreken, daar waar sprake is van gestapelde bebouwing;
- ten aanzien van uitbouwen is er geen maximale diepte aangegeven;
- het dak van een aanbouw in het voorerfgebied kan in gebruik worden genomen als balkon/terras. Hiervan is onder meer sprake wanneer een woning verticaal is gesplitst en de nieuwe 'bovenwoning' op deze manier van een buitenruimte wordt voorzien.
Het splitsen van woningen gebeurd onder andere ten behoeve van het al dan niet tijdelijk huisvesten van onder andere arbeidsmigranten. In regionaal verband bestaan er evenwel afspraken over de huisvesting van arbeidsmigranten en seizoenarbeiders, en vanuit regionaal perspectief worden inspanningen gepleegd voor een adequate huisvesting. Vanwege deze inspanning en het feit dat woningsplitsing in beginsel ongewenst is, en tot een ongewenste verdichting van de dorpse omgeving leidt, wil de gemeente voorkomen dat er in de toekomst ongewenste woningsplitsing plaatsvindt in De Zilk. In dit bestemmingsplan worden derhalve regels opgenomen die woningsplitsing tegengaan.
Kampeercentrum De Jong is gevestigd aan de Beeklaan 24A in De Zilk, Beeklaan 18 in De Zilk (deel van het bedrijfspand is gehuurd van Bakker) en Beeklaan 106 Hillegom.
Het bedrijf bevindt zich al geruime tijd op deze locatie, maar is in de loop van de jaren uitgebreid. Zowel door nieuwbouw en als door renovatie van bestaande panden is de bedrijfsvoering uitgebreid en gemoderniseerd. Het kampeercentrum heeft het voornemen om het bedrijf te voorzien van een bebouwde overkapping van de huidige bedrijfsactiviteiten. Ten behoeve van de uitbreiding heeft het college reeds een positieve grondhouding ingenomen op 24 maart 2014. Hiervoor zou in eerste instantie een postzegelbestemmingsplan worden opgesteld, maar deze ontwikkeling wordt nu meegenomen in de herziening van dit bestemmingsplan.
Beoogde ontwikkeling Kampeercentrum de Jong
In het kader van dit bestemmingsplan is het relevante ruimtelijk beleid geanalyseerd. In dit hoofdstuk wordt het relevante beleid op Europees-, Rijks-, Provinciaal-, en gemeentelijk niveau toegelicht.
In deze paragraaf wordt er ingegaan op het voor het plangebied relevante Europese beleid; de Europese Kaderrichtlijn Water.
Europese Kaderrichtlijn Water
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Op grond hiervan moet in 2015 een goede (grond)waterstand zijn gerealiseerd. De kaderrichtlijn is op nationaal niveau vertaald in wetgeving, met name de Wet op de waterhuishouding.
Het doel van de Kaderrichtlijn is het bereiken van een goede chemische en ecologische toestand van oppervlaktewater en een goede chemische en kwantitatieve toestand van het grondwater. Op nationaal niveau worden waterdoelstellingen vastgesteld. Binnen deze doelstellingen worden de milieukwaliteitseisen en kaders vastgesteld. Het doel hiervan is kaders formuleren voor de provinciale waterdoelstellingen. Deze normen moeten in acht worden genomen bij het vaststellen van plannen op grond van de Wet op de waterhuishouding (Wwh-plannen) door het Rijk, de provincie en de waterbeheerder. Deze plannen vormen gezamenlijk de stroomgebied beheersplannen zoals bedoeld in de Kaderrichtlijn. Bij ruimtelijke besluiten moet in het kader van de goede ruimtelijke ordening worden beoordeeld of de gewenste watertoestand uit de Wwh-plannen in gevaar wordt gebracht. Als blijkt dat nieuwe bestemmingen negatieve gevolgen kunnen hebben voor de watertoestand zijn er maatregelen nodig. Om dit te kunnen toetsen, voordat ruimtelijke besluiten worden genomen, moet er een watertoets worden uitgevoerd. Het doel hiervan is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een zo evenwichtig mogelijke wijze in beschouwing worden genomen bij het te nemen ruimtelijk besluit.
De Europese Kaderrichtlijn Water is relevant voor het plangebied omdat dit Europese beleid heeft geresulteerd in de verplichting dat er eerst een watertoets moeten worden uitgevoerd voordat een ruimtelijk besluit wordt genomen. De watertoets is door onderzoeksbureau IDDS uitgevoerd, de resultaten van deze toets zijn opgenomen in Hoofdstuk 5. De waterbeheerder in het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het voor het plangebied relevante Rijksbeleid. In deze paragraaf komen achtereenvolgens aan bod; Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Nationaal Waterplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen vastgesteld;
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro)
Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In het Barro zijn onder meer Rijksvaarwegen, grote rivieren en ecologische hoofdstructuur opgenomen. In het besluit is aangeven op welke wijze ruimtelijke plannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien het bestemmingsplan niet voldoet aan het Barro dan moet het bestemmingsplan drie jaar na inwerkingtreding van het besluit worden aangepast.
Besluit ruimtelijke ordening
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen Op grond van art. 3.1.6 Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenoemde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt
Art. 1.1.1. Bro definieert stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art. 3.1.6 Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.
De ladder voor duurzame verstedelijking bestaat uit de navolgende treden;
Op 1 juli 2017 is een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden waarbij een nieuwe Laddersystematiek gaat gelden.
De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:
'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving
van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het
bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de
mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Trede 1 en trede 2 van de bestaande Ladder zijn samengevoegd in de nieuwe Ladder en trede 3 is komen te vervallen. Er is alleen een uitgebreide motivering van de Ladder benodigd als er sprake is van een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand bebouwd gebied.
De onderbouwing van de ladder is opgenomen in paragraaf 4.5.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan is op 22 december 2009 in de Ministerraad vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van Structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebied beheerplannen op grond van de KRW.
Bij de ontwikkeling van locaties in de stad wordt ernaar gestreefd dat de hoeveelheid groen en water per saldo toeneemt. Dit moet stedelijk gebied aantrekkelijk en leefbaar maken en houden. Bij de aanpak van de stedelijke wateropgave wordt rekening gehouden met verdergaande verstedelijking en klimaatverandering en zoveel mogelijk aangesloten bij de dynamiek van de stad. De combinatie van water en groen biedt volop kansen om het stedelijk watersysteem robuuster en klimaatbestendiger te maken.
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is het besluit algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) opgenomen. Deze regels vormen de juridische borging van de nationale belangen die geformuleerd zijn in de SVIR. Het plangebied De Zilk ligt niet in een door het Barro aangegeven gebied en hierdoor is er geen sprake van strijdigheid met het Barro.
De toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt behandeld in paragraaf 4.5.
Het nationaal waterplan heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland, de waterbeheerder in het plangebied, vertaald naar eigen beleid. Dit beleid wordt nader toegelicht in paragraaf 4.6.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het voor het plangebied relevante Provinciale beleid. In deze paragraaf komen achtereenvolgens aan bod; Visie Ruime en Mobiliteit en de bijbehorende Verordening ruimte.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Deze wet voorziet in een stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten. Voor het streekplan is de provinciale structuurvisie in de plaats gekomen. Hierin legt de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vast en moet zij tevens aangeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. De structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeentes toe, heeft de provincie diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals een provinciale Verordening ruimte.
Op 9 juli 2014 is de visie Ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op hoofdlijnen richting geeft aan de ruimtelijke ordening en bijbehorende maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Deze visie bevat vier 'rode draden';
In het programma Ruimte en het Programma Mobiliteit zijn de instrumenten opgenomen waarmee de doelen en ambities uit de VRM uit gevoerd gaan worden.
Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt de rode draad 'beter benutten en opwaarderen van wat er is' kort toegelicht. Zowel de ruimte als het publieke investeringskapitaal is schaars. Daarnaast is de maatschappelijke en economische vraag naar woon- en werkmilieus veranderd. In zo’n situatie ligt het voor de hand om niet meteen de toevlucht te nemen tot nieuwe stedelijke uitbreidingen of nieuwe natuur- en recreatiegebieden, als zich in vervolg op bestaande investeringsprogramma's nieuwe opgaven aandienen. Beter is om eerst te kijken naar wat er al is, en of dat beter benut of opgewaardeerd kan worden.
Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik. Een effect daarvan is dat functies en activiteiten beter met elkaar in verband worden gebracht. Bestaande netwerken, gebieden of complexen kunnen door gerichte investeringen hun waarde houden of verhogen zonder in oppervlakte uit te breiden. Een goede milieukwaliteit (lucht, geluid, externe veiligheid) en voldoende groen en water in de stad blijven belangrijk om de leefomgevingskwaliteit en het vestigingsklimaat op niveau te houden of te brengen.
In de afbeelding is een uitsnede van de kaart afkomstig uit de visie Ruimte en Mobiliteit opgenomen. Uit deze kaart is op te maken dat het plangebied is aangewezen als zijnde bebouwde ruimte.
Het beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het BSD.
Uitsnede kaart Visie Ruimte en Mobiliteit
De geactualiseerde versie van de provinciale Verordening ruimte is vastgesteld door de Provinciale Staten op 12 maart 2014. De Verordening is op 4 februari 2016 geconsolideerd. In de Verordening zijn regels opgenomen voor bestemmingsplannen. In deze Verordening is ook de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 2.1.1). Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
Onder bestaand stads- en dorpsgebied als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstaan: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
De visie Ruimte en Mobiliteit levert geen belemmeringen op voor het voorliggende plan. De ontwikkeling ter plaatse van Kampeercentrum De Jong bestaat feitelijk uit een overkapping van een nu nog open gedeelte van het bestaande bedrijfsterrein. Er vindt geen uitbreiding plaats van het areaal bedrijfsterrein. De voorgenomen ontwikkeling wordt binnen de contouren van het bestaande bestemmingsplan en zelfs binnen de contouren van de bestaande bebouwing gerealiseerd. Voor dit initiatief behoeft dus geen nieuwe bedrijfsgrond tot ontwikkeling te worden gebracht omdat de bestaande bebouwde ruimte wordt benut.
Wat betreft een goede milieukwaliteit, voor het geactualiseerde bestemmingsplan zijn een aantal omgevingsaspecten onderzocht welke nader worden toegelicht in Hoofdstuk 5.
Het bestemmingsplan in overeenstemming met de Verordening ruimte omdat nieuwe ontwikkelingen binnen de bestaande dorpskern worden gefaciliteerd.
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde:
In het plangebied is het Kampeercentrum De Jong voornemens uit te breiden. Deze uitbreiding betreft geen stedelijke ontwikkeling omdat er sprake is een uitbreiding op eigen terrein. De ontwikkeling wordt ingegeven door de wens tot een efficiëntere en gemoderniseerde bedrijfsvoering. De ruimte op het eigen terrein wordt intensiever benut en er behoeft geen nieuw areaal bedrijfsterrein te worden aangewend. Het betreft een overkapping binnen een bestaand bedrijf. Tot slot, gezien het reeds lange bestaan van het kampeercentrum, voorziet het bedrijf in een regionale behoefte.
Omdat het voornemen geen stedelijke ontwikkeling betreft hoeft deze niet getoetst te worden aan de Ladder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is toegelicht waarom er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Concluderend, het bestemmingsplan met de daarin opgenomen mogelijkheid om de bebouwing van Kampeercentrum De Jong te intensiveren, is in overeenstemming met de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van Hoogheemraadschap van Rijnland.
Elke zes jaar leggen waterschappen de aanpak en het beleid die noodzakelijk zijn voor uitvoeren van de werktaken vast in een waterbeheerplan. Voor de planperiode 2016-2021 zal het Waterbeheerplan Waardevol Water van toepassing zijn. Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het Waterbeheerplan Waardevol Water vastgesteld.
Dit waterbeheerplan is in lijn en in aanvulling op het coalitieakkoord (2015) waarin het nieuwe bestuur van Rijnland de koers voor de komende jaren heeft uitgezet.
Keur en Beleidsregels
Op 1 juli 2015 is de Keur van het Hoogheemraadschap Rijnland vastgesteld. De Keur is een juridisch document (verordening). Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels.
Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.
Het hoogheemraadschap van Rijnland zorgt voor een veilig en gezond watersysteem. Om het watersysteem zo optimaal mogelijk te laten functioneren, heeft een waterschap de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen die het nodig acht voor de behartiging van de opgedragen taken. De taken die aan een waterschap worden opgedragen betreffen;
Het Hoogheemraadschap van Rijnland zet zich in voor waterveiligheid, voldoende water, schoon- en gezond water en de waterketen. Het bestemmingsplan levert geen belemmeringen op voor het uitvoeren van de taken van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Ook zijn, naast de uitbreiding van het Kampeercentrum De Jong, geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Voor het kampeercentrum wordt in Hoofdstuk 5 de eventuele watercompensatie onderbouwd.
In deze paragraaf wordt ingegaan op het relevante gemeentelijk beleid, waaronder de gemeentelijke structuurvisie, het gemeentelijk verkeers- en vervoersbeleid, het ontheffeningenbeleid, de aanwezigheid van gemeentelijke monumenten en de woonvisie 2015.
De gemeenteraad van Noordwijkerhout heeft op 25 februari 2010 de 'Structuurvisie kernen Noordwijkerhout en De Zilk 2020' vastgesteld. In deze structuurvisie is opgenomen dat er sprake is van krapte op de woningmarkt en een eenzijdige samenstelling van de woningvoorraad. Er is een beperkt aanbod van geschikte seniorenwoningen voor de vergrijzende bevolking waardoor de doorstroming op de woningmarkt stagneert. Nieuwe ontwikkelingen zullen moeten zorgen voor meer geschikte en betaalbare woningen, vooral voor de doelgroepen senioren en jongeren.
In het oostelijke deel van De Zilk is met name bedrijvigheid gesitueerd. Op het gebied van bedrijvigheid zijn in de structuurvisie in De Zilk geen specifieke ontwikkelingen voorzien.
Zorg, welzijn en maatschappelijke voorzieningen
De ambitie van de gemeente is het zorgen voor voldoende goede huisvestings- en zorgmogelijkheden voor inwoners die dit behoeven. Verder richt deze visie zich op de groenstructuur binnen de kernen. Voor De Zilk is geconcludeerd dat er reeds een groenstructuur aanwezig is die past bij het dorp.
Op 4 juni 2012 heeft de gemeente Noordwijkerhout het gemeentelijk verkeers- en vervoerplan (GVVP) vastgesteld voor de periode 2012-2022. Doelstelling van dit plan is voorzien in samenhangend beleid ten aanzien van verkeer en vervoer in de gemeente Noordwijkerhout voor alle vervoerswijzen voor de periode tot 2022. In het onderstaande wordt nader ingegaan op de huidige verkeerssituatie en toekomstige ontwikkelingen ter plaatse van De Zilk.
Huidige verkeerssituatie
In de huidige situatie wordt de verkeerssituatie op De Zilkerduinweg als grootste probleem genoemd, gevolgd door de verkeers- en parkeersituatie op de Regenvlietweg en Beukenlaan en de oversteekbaarheid van de N442. De Zilk is één verblijfsgebied. Op alle wegen in De Zilk geldt een snelheid van 30 km/uur.
De Zilkerduinweg heeft een breed profiel waardoor er vaak te hard wordt gereden. Het brede profiel in combinatie met de hoge snelheid maakt het oversteken van de weg ook lastiger. Op de Regenvlietweg rijdt relatief veel (vracht)verkeer tussen de N442 en De Zilkerduinweg aangezien dit een kortere route is dan om te rijden via De Zilkerduinweg. Daarbij komt dat het niet mogelijk is om via de N206 in de richting van Vogelenzang te rijden. Op de N442 ter hoogte van De Zilk geldt een snelheid van 60 km/uur. De relatief hoge intensiteit in combinatie met de hoge snelheid van het gemotoriseerde verkeer zorgt in de huidige verkeerssituatie voor oversteek problemen op de N442.
In het GVVP is beschreven hoe de toekomstige verkeersstructuur eruit kan gaan zien. Bijvoorbeeld door het verlagen van snelheden op bepaalde wegen of het invoeren van een vrachtwagenverbod.
In het kader van de Oost-Westverbinding N206 - A4 wordt de unaniem aangenomen motie van de gemeenteraad d.d. 29 september 2011 uitgevoerd. Strekking van de motie is om de verkeersintensiteit van De Zilkerduinweg niet verder te laten stijgen ten opzichte van de referentie situatie in 2020 zonder wegverbinding.
In 2016 is een concept Nota Parkeernormen Noordwijkerhout opgesteld. De aanleiding voor het opstellen van deze Nota is tweeledig;
Deze Nota heeft als doel om de toepassing van de parkeernormen inzichtelijker te maken. Bij burgers, bedrijven en ontwikkelaars moet helder zijn hoe zij invulling kunnen geven aan parkeren. Ook juridisch dient de invulling van de parkeernormen gewaarborgd te zijn. Deze eenduidigheid dient ook een hoger doel, namelijk een leefbare en bereikbare gemeente. Essentieel zijn daarbij de volgende uitgangspunten:
Voor de parkeernormen is aansluiting gezocht bij CROW-publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie (oktober 2012).
Toepassing parkeernormen
Het proces van toepassing van de parkeernormen start met een ruimtelijk initiatief, plan of project. Kenmerk van doorwerking van parkeernormen via de Nota parkeernormen is, dat toetsing alleen kan plaatsvinden op het moment dat sprake is van vergunningplichtige activiteiten. Niet-vergunningplichtige verbouwingen kunnen dus zonder toetsing aan de parkeernormen plaatsvinden.
Bij de vergunningplichtige activiteiten wordt voor toepassing van de Nota parkeernormen onderscheid gemaakt naar de volgende situaties:
De parkeernorm wordt vastgesteld op basis van de parkeerbehoefte per functie en het eventueel gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen door verschillende functies. De parkeernorm geeft het totaal aantal parkeerplaatsen aan dat voor een ruimtelijk initiatief, plan of project aangelegd moet worden. In het geval van de bouw van tien of meer woningen wordt de parkeereis uitgesplitst naar bewoners- en bezoekersparkeerplaatsen.
Parkeren op eigen terrein
Een bouwinitiatief moet op eigen terrein kunnen voldoen aan de parkeervraag. In theorie is het mogelijk om meer parkeerplaatsen toe te kennen bij woningen in onderstaande tabel. De praktijk wijst echter uit dat niet alle beschikbare parkeerplaatsen op eigen terrein ook daadwerkelijk worden gebruikt. Daarom worden bij de onderstaande situaties minder parkeerplaatsen berekend.
Parkeervoorziening | Theoretisch aantal |
Berekeningsaantal |
Enkele oprit (minimaal 5 ,0 meter diep) zonder garage | 1,0 | 0,8 |
Lange oprit zonder garage of carport (minimaal 10 meter) | 2,0 | 1,0 |
Dubbele oprit zonder garage (minimaal 4,5 meter breed) | 2,0 | 1,7 |
Garage zonder oprit (bij woning) | 1,0 | 0,4 |
Garagebox niet bij woning | 1,0 | 0,5 |
Garage met enkele oprit (minimaal 5,0 meter diep) | 2.0 | 1,0 |
Garage met lange oprit (minimaal 10 meter) | 3,0 | 1,8 |
Garage met dubbele oprit (minimaal 4,5 meter breed) | 3,0 | 1,8 |
Berekeningsaantallen parkeervoorzieningen op eigen terrein bij woningen
Parkeren bij de functie 'wonen'
In de onderstaande tabel zijn de parkeernormen opgenomen behorende bij de functie 'wonen'. Welke parkeernorm gehanteerd moet worden is afhankelijk van het type woning. Voor de functie 'wonen' bestaat de parkeernorm uit een bewoners- en bezoekersgedeelte. Het aandeel bezoekersparkeerplaatsen per appartement/woning is altijd 0,3 parkeerplaats per woning.
'Wonen' | |||
Functie |
Minimum norm |
Eenheid |
Opmerkingen |
Woning goedkoop: = € `200.000 bijvoorbeeld huurwoningen, appartementen en rijwoningen koop |
1,6 | woning | 0.3 pp openbaar toegankelijk |
Koopwoning en koopappartementen midden: = € 200.000 en = € 350.000 |
1,9 | woning | 0.3 pp openbaar toegankelijk |
Koopwoning duur: (= € 350.000 (rijwon. koop en 2 onder 1 kap koop) |
2,1 | woning | 0.3 pp openbaar toegankelijk |
Woning (vrijstaande woningen) | 2,2 | woning | 0.3 pp openbaar toegankelijk |
Serviceflat/aanleunwoning | 0,6 | Woning | Zelfstandige woning met beperkte zorgvoorzieningen |
Kamer verhuur | 0,6 | Woning | |
Migrantenhuisvesting | 0,7 | Per bewoner |
Parkeernormen 'wonen'
Naast de functie 'wonen' zijn er nog meer functies waarvoor een bepaalde parkeernorm geldt, bijvoorbeeld 'werken' of 'winkelen' of 'sport en recreatie'. In Bijlage 1 bij de regels zijn alle parkeernormen van de gemeente Noordwijkerhout opgenomen.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Met deze wet zijn 25 vergunningen samengevoegd in één vergunningstelsel: de omgevingsvergunning. Nieuwe ontwikkelingen en verzoeken om een omgevingsvergunning worden getoetst aan het bestemmingsplan. De besluiten om van het bestemmingsplan af te wijken, zoals de ontheffingen en het projectbesluit, worden met de Wabo in de omgevingsvergunning opgenomen. Om goed in te kunnen spelen op de nieuwe wet is het noodzakelijk vast te leggen hoe om te gaan met de bevoegdheid om in zogenaamde "kruimelgevallen" van beperkte planologische betekenis af te wijken van de bestemmingsplannen. Dit om te voorkomen dat ad hoc op bepaalde verzoeken wordt gereageerd. Doelstelling het ontheffingenbeleid is een inzichtelijk, uniform en gemeentebreed beleid. Hiermee wordt duidelijkheid geboden aan zowel de aanvrager als de vergunningverlener over de situaties waarin medewerking wordt verleend aan verzoeken om af te wijken. Tevens leiden de vastgestelde beleidsregels tot een meer effectieve en efficiënte afdoening van de aanvragen.
Binnen het vigerende bestemmingsplan 'De Zilk' zijn vanaf juli 2013 de volgende ontheffingen verleend;
Deze ontheffingen worden opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
In het voorliggende bestemmingsplangebied bevinden zich drie gemeentelijke monumenten. Het betreft de volgende gemeentelijke monumenten:
Transformatorhuisje naast de woning aan de Regenvlietweg 47
Het transformatorhuisje is van cultuurhistorische waarde als typologisch voorbeeld van een trafohuisje uit circa 1925, de eerste generatie trafohuisjes. Het is daarnaast van belang als herinnering aan de elektrificatie van De Zilk. Het transformatorhuisje is van architectuurhistorische waarde vanwege de goed behouden expressionistische hoofdvorm, het materiaalgebruik en de detaillering.
Transformatorhuisje aan de Regenvlietweg 4
De Heilig-Hartkerk ter plaatse van de Beeklaan 13
De kerk dateert uit 1920 en is gelegen aan de rand De Zilk, aan de oude dwarsverbindingsweg naar Hillegom. De kerk en naastgelegen pastorie liggen aan een plein, aan de achterzijde ervan is de begraafplaats gelegen.
Heilig Hartkerk aan de Beeklaan 13
De Pastorie ter plaatse van de Beeklaan 14
De pastorie is middels een tussenlid verbonden met de Heilig-Hartkerk. In de gemeentelijke monumenten beschrijving is aangegeven dat de pastorie waardevol is vanwege de verbinding met de Heilig-Hartkerk.
Pastorie aan de Beeklaan 14
Beeldbepalend object.
De gemeente Noordwijkerhout is voornemens om de woning aan de Regenvlietweg nr. 3 aan te wijzen als gemeentelijk monument. De woning is op dit moment aangewezen als zijnde beeldbepalend object.
Beeldbepalend object Regenvlietweg nr. 3
In mei 2015 heeft de gemeente Noordwijkerhout de woonvisie 'Noordwijkerhout, gewoon bijzonder' vastgesteld. In de visie schets de gemeente de visie op wonen in Noordwijkerhout tot 2025. De woonvisie vormt de basis voor strategische afwegingen die de gemeente maakt op het gebied van wonen.
De Zilk is een kleine kern met een hechte gemeenschap. De fysieke aantrekkingskracht kan verbeterd worden, en de bebouwing heeft een eenzijdig karakter. In deze dorpskern wonen relatief veel ouderen, er zijn wat basisvoorzieningen en de locatie Duinpan fungeert als ontmoetingsfunctie. Er is een sterke sociale cohesie waar zorgvragers op kunnen terugvallen. Daarnaast is er het reguliere aanbod thuiszorg. Wanneer intensievere zorg nodig is, wordt het lastig om in deze kern te blijven wonen. Dat wordt versterkt door de mindere bereikbaarheid van de kern met het openbaar vervoer.
Het Wensbeeld 2025
De kernen Noordwijkerhout en De Zilk zijn in 2025 nog altijd groen, vrijliggend van andere kernen en goed bereikbaar. "Dorps" betekent niet dat de gemeenschap gesloten is, iedereen is welkom. De gemeente is in de periode 2015-2025 organisch gegroeid, met aandacht voor haar eigen inwoners en mensen die terug willen keren naar Noordwijkerhout. Daarnaast zijn diverse aantrekkelijke woonmilieus gerealiseerd, waarmee Noordwijkerhout heeft bijgedragen aan de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek. Locaties rondom Noordwijkerhout en vanuit de Greenport zijn onderscheidend gebleken voor de bovenregionale vraag van gezinnen.
Gemeentelijke structuurvisie
In het bestemmingplan 'De Zilk' zijn geen woningbouwlocaties opgenomen. Van belang is dat de bestaande woonomgeving ook in de toekomst aantrekkelijk en bereikbaar blijft. In het bestemmingsplan zijn geen plannen opgenomen om extra huisvestings- en zorgmogelijkheden te realiseren. In de gemeentelijke structuurvisie zijn er geen specifieke ontwikkelingen op het gebied van bedrijvigheid voorzien, maar in het voorliggende bestemmingsplan is wel beschreven dat Kampeercentrum de Jong mag uitbreiden. Tot slot overeenkomstig met de structuurvisie hoeven er in het
bestemmingsplan 'De Zilk' geen plannen voor de uitbreiding van de groenstructuur opgenomen te worden.
Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan
Uit het dit beleidsstuk zijn een aantal knelpunten, ten aanzien van het verkeer in De Zilk, naar voren gekomen. In het voorliggende bestemmingsplan wordt niet nader uitgewerkt hoe deze knelpunten kunnen worden opgelost.
Parkeerbeleid
Bij het realiseren van een ruimtelijk initiatief, plan of project is van belang dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. De parkeernorm wordt vastgesteld op basis van de parkeerbehoefte per functie en het eventueel gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen door verschillende functies.
Ontheffingenbeleid
In het voorliggende bestemmingsplan is het ontheffingenbeleid vertaald in de planregels.
Gemeentelijke monumenten
De gemeentelijke monumenten zijn van grote waarde. In artikel 20.1 van het voorliggende bestemmingsplan is beschreven dat deze gemeentelijke monumenten onder de 'Waarde-Cultuurhistorie vallen en dat de monumenten beschermd en behouden moeten worden.
Gemeentelijke woonvisie
De renovatie van 'Trefcentrum de Duinpan' heeft ervoor gezorgd de ontmoetingsfunctie behouden blijft, dit is overeenkomend met de woonvisie 2015.
In dit hoofdstuk worden planologische en milieukundige aspecten nader toegelicht. Er zijn in 2013 in het kader van het vigerende bestemmingsplan reeds onderzoeken uitgevoerd die gedeeltelijk gebruikt zijn voor deze actualisatie. Als eerste stap in het opstellen van dit hoofdstuk is de 'planologische houdbaarheid' van de reeds uitgevoerde onderzoeken in beeld gebracht. Tevens heeft IDDS voor de actualisatie van het bestemmingsplan 'De Zilk' een aantal omgevingsaspecten onderzocht. De resultaten hiervan zijn in maart 2016 gedocumenteerd (projectnummer 1510H640). De volledige onderzoeken zijn opgenomen in de bijlagen behorend bij het voorliggende bestemmingsplan. Uit de conclusies van de uitgevoerde onderzoeken kan tevens de conclusie worden getrokken dat er geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is.
Inleiding / kader
Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing te worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing. In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is onder 11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, opgenomen.
Beoordeling
Met het bestemmingsplan wordt ongewenste woningsplitsing tegengegaan door het opnemen van specifieke planregels. Daarnaast maakt het voorliggende bestemmingsplan een bebouwde overkapping van de huidige bedrijfsactiviteiten mogelijk op het terrein van Kampeercentrum De Jong, Beeklaan 24a. Tot slot wordt met het bestemmingsplan twee wijzigingsbevoegdheden (aanleggen hydrologische waterbuffer en het aanleggen van een rioolpersleiding) overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Deze activiteiten zijn eerder beoordeeld en opgenomen in het vigerende bestemmingsplan van 7 juni 2013.
Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die zijn opgenomen in zowel lijst C als lijst D van de bijlage behorende bij het Besluit m.e.r. Dit houdt in dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet worden verwacht. Voor het bestemmingsplan hoeft geen planMER, dan wel een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling, te worden opgesteld. Toetsing aan het Besluit m.e.r. levert geen planologische belemmering op
Conclusie
Het bestemmingsplan maakt geen activiteiten mogelijk die zijn opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r. Verdere toetsing aan het Besluit m.e.r. is niet noodzakelijk. Wel moet, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, in de plantoelichting aandacht worden geschonken aan deze toetsing. Geadviseerd wordt een separate paragraaf op te nemen in de plantoelichting.
Een vormvrije m.e.r. beoordeling is niet van toepassing.
De huidige juridische basis voor het omgaan met archeologische waarden is vastgelegd in de Monumentenwet uit 1988. De Provincie Zuid-Holland en de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurhistorie en Monumenten (RACM) hebben voor wat betreft het aspect archeologie, formeel een adviserende en toetsende rol op basis van de Wet ruimtelijke ordening. Volgens de Monumentenwet 1988 moeten (toevals)vondsten worden gemeld bij de burgemeester. Deze verwittigt het Rijk. In 1998 is het Verdrag van Valletta door de Staten Generaal geratificeerd. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) per 1 september 2007. Volgens de WAMZ is het verplicht voor alle (op)nieuw vast te stellen bestemmingsplannen om het archeologisch belang een volwaardige plaats toe te kennen.
In opdracht van de gemeente Noordwijkerhout heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau een archeologisch bureauonderzoek (BO) uitgevoerd ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan ‘De Zilk’. Dit onderzoek van 5 juni 2013 is opgenomen als bijlage bij het voorliggende bestemmingsplan (Bijlage 1).
De doelstelling van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied aan de hand van bestaande bronnen teneinde een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen.
In het bureauonderzoek werd aanbevolen om in het bestemmingsplan de voorschriften zoals opgesteld op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Noordwijkerhout over te nemen. Daarnaast werd aanbevolen om de historische wegen in de huidige vorm te behouden. De wegen staan op historische kaarten reeds aangegeven en vormen een onderdeel van de 19e eeuwse inrichting van De Zilk.
Bureauonderzoek 2016
In januari 2016 heeft onderzoeksbureau IDDS een archeologisch bureauonderzoek (projectnummer 46961015) voor de actualisatie van het bestemmingsplan 'De Zilk'. Het bijbehorende rapport is opgenomen in Bijlage 2
Kampeercentrum de Jong wil uitbreiden. Deze uitbreiding is nader onderzocht als eventuele bodemverstoring. Het plangebied is gelegen op een strandwal, gedateerd tussen 2525 en 2250 voor Chr., met aan weerszijden een ingesloten strandvlakte. In het uiterste westen bevindt zich de overgang naar een volgende strandwal, die gedateerd wordt tussen 2250 en 1950 voor Chr. Voor strandwallen geldt een hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (archeologische resten) vanaf het Neolithicum. Voor afgegraven strandwallen geldt een middelhoge archeologische verwachting voor vindplaatsen (archeologische resten) vanaf het Neolithicum. Voor strandvlaktes geldt een lage archeologische verwachting. Indien in de strandvlakte sprake is van (een restant van) kalkloze oude duinafzettingen, geldt voor deze afzettingen een hoge archeologische verwachting. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt aanbevolen om in het bestemmingsplan de voorschriften over te nemen zoals zijn opgesteld op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Noordwijkerhout (Schute 2007) en in het bestemmingsplan uit 2013. Ten aanzien van de ontwikkellocatie Kampeercentrum aan de Beeklaan 24a wordt geadviseerd om conform de beleidsadvieskaart een verkennend booronderzoek uit te voeren.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt drie wetten; de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. De bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen wordt via deze wet geregeld.
De regels die toezien op bescherming van Natura 2000-gebieden (voorheen Natuurbeschermingswet 1998) zijn opgenomen in ‘Hoofdstuk 2 Natura 2000-gebieden’ van de Wet natuurbescherming. De verbodsbepalingen ten aanzien van beschermde soorten (voorheen Flora- en faunawet) zijn in de Wet natuurbescherming opgenomen in ‘Hoofdstuk 3 Soorten’ en beschreven per beschermingsregime. De regels voor houtopstanden (voorheen Boswet) zijn beschreven in Hoofdstuk 4 van de wet.
De gebieden die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland, alsmede gebieden binnen de strategische reservering natuur, provinciale belangrijke weidevogelgebieden en karakteristieke landschapselementen, worden beschermd via de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland. De Provincie is verantwoordelijk voor de aanwijzing, begrenzing en de doelstellingen van de NNN-gebieden in een verordening (vaak natuurbeheerplan). De geldende provinciale verordening bevat tevens regels voor bestemmingsplannen in de NNN. Het ruimtelijke beleid voor het NNN ken het “nee, tenzij” principe en is gericht op ‘behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke waarden en kenmerken’ van het NNN.
In het onderzoek naar Flora en Fauna wordt getoetst aan de bepalingen voor beschermde soorten (Wnb: Hoofdstuk 3), er is niet getoetst aan de bepalingen uit de hoofdstukken 2 en 4 van de wet. Er wordt niet getoetst aan de hoofdstukken 2 en 4, omdat het plangebied geen deel uitmaakt van de Natura 2000-gebied en geen houtopstanden worden gekapt.
Met het in werking treden van de Wnb is het beschermingsregime voor een aantal soorten veranderd dan wel vervallen. Ook zijn een aantal soorten beschermd die dat voorheen niet waren. Voor soorten vallend onder ‘Beschermingsregime andere soorten’ kan de provincie een vrijstelling verlenen voor handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden (Wnb Art 3.10 lid 2a).
Onderzoek kampeercentrum De Jong
Kampeercentrum De Jong in De Zilk is voornemens een deel van de bedrijfsgebouwen van het Kampeercentrum aan de Beeklaan te vernieuwen en uit te breiden. Voor deze uitbreiding heeft IDDS, in het kader van de Flora- en faunawet, in februari 2016 (projectnummer 1510H640) een flora- en fauna onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 3. Dit ecologisch onderzoek is gebaseerd op de reeds vervallen Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Hoewel het uitgevoerde ecologisch onderzoek is uitgevoerd ten tijde van de reeds vervallen Flora- en faunawet & Natuurbeschermingswet 1998, toetsing van de onderzoeksresultaten aan de Wet natuurbescherming, niet leiden tot een andere conclusie. De plannen van kampeercentrum De Jongen leiden niet tot negatieve effecten op beschermde soorten en beschermde gebieden.
Het plangebied ligt op betrekkelijk korte afstand van Natura 2000-gebied ‘Kennemerland-Zuid’. Er is daarom een voortoets uitgevoerd. Daarnaast grenst het plangebied aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN).Daarom is in deze rapportage ook beoordeeld of bij uitvoering van de voorgenomen ontwikkeling significante beïnvloeding van het NNN optreedt.
Dit flora- en fauna onderzoek bestond uit drie delen: een bronnen- en literatuuronderzoek, biotooptoets (veldonderzoek) en het uitvoeren van de voortoets in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Conclusie
In het plangebied zijn in het kader van de Wet natuurbescherming geen beschermde soorten aangetroffen of redelijkerwijs te verwachten. In het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe woningbouwontwikkelingen mogelijk gemaakt. Eventuele negatieve effecten op soorten en gebieden is daarom niet aan de orde.
Uit het ecologische onderzoek van februari 2016 blijkt dat de planontwikkeling op het terrein van Kampeercentrum De Jong eveneens geen negatieve effecten op beschermde soorten en gebieden zal opleveren. Wel zal bij de uitvoering van het plan, rekening worden gehouden met de aanbevelingen uit het ecologische onderzoek.
Het plangebied ligt buiten het NNN en de voorgenomen maatregelen hebben hierop geen betrekking. Er is geen sprake van aantasting van ter plaatse geldende doelstellingen van. Vervolgstappen in het kader van natuurwetgeving zijn daarom niet nodig. Het plangebied is niet gelegen in provinciale beschermde gebieden. Het provinciale gebiedsbeschermingsbeleid levert geen planologische belemmering op.
Naar aanleiding van het onderzoek zijn er aanbevelingen gedaan waaronder; bij uitvoering van de werkzaamheden is de algemene zorgplicht van toepassing. Dit houdt in dat wanneer tijdens het werk exemplaren van algemeen beschermde soorten worden aangetroffen deze gelegenheid moeten krijgen veilig weg te komen.
Op 1 november 2002 heeft het kabinet zijn definitieve goedkeuring verleend aan nieuwe milieu- en veiligheidsregels voor Schiphol. De regels zijn vastgelegd in twee uitvoeringsbesluiten, behorend bij de in 2001 goedgekeurde Schipholwet: het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol en het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol. Het Luchthavenverkeerbesluit is gericht op de beheersing van de milieubelasting door het luchthavenluchtverkeer rondom Schiphol. In het besluit zijn voorschriften opgenomen ten aanzien van luchtverkeerswegen, vlieghoogtes rondom de luchthaven, regels ten aanzien van uitstoot van stoffen, maximale risicogewicht van vliegtuigen, maximale geluidsbelasting gedurende de nacht en etmaal.
Het Luchthavenindelingsbesluit bevat (ruimtelijke) regels voor de omgeving ten behoeve van het functioneren van Schiphol. Voor bepaalde gebieden rondom Schiphol is een “beperkingengebied” aangewezen. Binnen dat gebied gelden beperkingen ten aanzien van maximale bouwhoogten, vogelaantrekkende functies en toegestane functies (zoals woningen).
Op 23 oktober 2017 is het Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol gewijzigd. Deze wijzigingen zijn van kracht per 1 januari 2018. Het planvoornemen is getoets aan het geldende Luchthavenindelingsbesluit.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied is gelegen binnen het beperkingengebied (20Ke-contour, bijlage 2 van het LiB), maar is gelegen buiten het gebied waar beperkingen aan bebouwing worden gesteld (LIB-zone 4, bijlage 3 Lib) en is gelegen buiten het afwegingsgebied geluid en externe veiligheid (LIB-zone 5, bijlage 3 LIB).
Beperkingengebied Luchthavenindelingsbesluit
Onderzoeksbureau IDDS heeft voor het plangebied een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn op 9 maart 2016 gepubliceerd (kenmerk 1510H640/DBI/rap1). Het volledige onderzoeksrapport is opgenomen in Bijlage 4.Doel van het onderzoek was op basis van locatie specifieke informatie (historische en huidige situatie) vast te stellen in hoeverre een verontreiniging van de bodem verwacht kan worden.
Onderzoek
Voor het plangebied is een vooronderzoek en een feitelijk onderzoek van de bodem (veld- en laboratoriumonderzoek) uitgevoerd. Voor het gebied is informatie verzameld over; de regionale bodemopbouw en geohydrologie, het huidig- en toekomstig gebruik van de locatie en historische gegevens.
Conclusie historisch bodemonderzoek
Op basis van de verzamelde informatie kan geconcludeerd worden dat in De Zilk vooralsnog geen grootschalige verontreinigingen verwacht worden. Binnen het plangebied zijn wel diverse tanks aanwezig (geweest). Tevens zijn diverse watergangen aanwezig geweest, welke gedempt zijn met onbekend materiaal.
Indien initiatiefnemers een ontwikkeling willen realiseren, wordt geadviseerd om de locatie eerst te beoordelen op de aanwezigheid van verdachte activiteiten. Geadviseerd wordt dan om dergelijke verdachte activiteiten separaat te onderzoeken.
Ter plaatste van Kampeercentrum De Jong is men voornemens om nieuwbouw te realiseren. Voor de aanvraag van een omgevingsvergunning activiteit bouwen dient men een rapport aan te leveren met de gegevens van de actuele chemische bodemkwaliteit. Op basis van de beschikbare informatie dient een dergelijk onderzoek conform de NEN-5740 voor onverdachte locatie uitgevoerd te worden. Uit de beschikbare informatie zijn geen verdachte locaties, dan wel activiteiten naar voren gekomen.
Advies
Geadviseerd wordt om onderhavig onderzoek voor te leggen aan het bevoegd gezag. Indien een initiatiefnemer onderzoek benodigd heeft, wordt geadviseerd om de betreffende locatie te beoordelen op specifieke verdachte activiteiten, dan wel locaties. Vooralsnog is de enige initiatiefnemer Kampeercentrum De Jong. Geadviseerd wordt om ter plaatste van Kampeercentrum de Jong een onderzoek conform de NEN-5740 voor een onverdachte locatie te laten uitvoeren.
Indien bij het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek puinresten worden aangetroffen waarvan de herkomst onbekend is, moet eveneens onderzoek naar asbest in bodem worden uitgevoerd.
Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijke plan is het van belang rekening te houden met geluidbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voornamelijk in de Wet geluidhinder (Wgh). Daarnaast vindt de beoordeling zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), doordat een goede ruimtelijke ordening vereist dat een goed woon- en leefklimaat wordt gerealiseerd. Voor de ruimtelijke planontwikkeling is het van belang om de aanwezige of toekomstige geluidbronnen in relatie tot de huidige of toekomstige omgeving goed in kaart te brengen.
In de Wet geluidhinder zijn sinds het eind van de jaren ’70 de wetten en regels voor het bestrijden en voorkomen van geluidhinder ten gevolge van wegverkeer, railverkeer en (zware)industrie vastgelegd. Rond of langs deze bronnen van geluid zijn zones ingesteld. Indien geluidgevoelige objecten, zoals woningen, scholen of ziekenhuizen, binnen deze geluidzone worden geprojecteerd, dient onderzoek te worden verricht naar de geluidbelasting op de gevels van deze gebouwen. In de Wet geluidhinder is vastgelegd welke maximale geluidbelasting is toegestaan.
Conclusie geluidshinder
Gezien het planvoornemen waarbij geen wijziging van bestemmingen of bedrijfscategorieën zijn geprojecteerd is een nader onderzoek naar de geluidhinder niet noodzakelijk.
Sinds 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer. In de Wet milieubeheer worden normen gesteld aan luchtkwaliteit, wat betreft een zestal stoffen. Dit betreft zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood waarvoor geldt dat overschrijding van de normen in Nederland nauwelijks valt te verwachten. De norm voor stikstofdioxide wordt in Nederland met name in de directe omgeving van drukke (snelwegen) overschreden. De norm voor fijn stof wordt eveneens op diverse locaties overschreden.
In de Wet milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder een ruimtelijke onderbouwing, de luchtkwaliteit moet worden betrokken in de afwegingen. De in de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde is in dit kader relevant. Grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan dat op een aangegeven moment zoveel mogelijk moet zijn bereikt, en waar die kwaliteit al aanwezig is, zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
NSL
In de Wet milieubeheer is de Europese wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit geimplementeerd. Voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen moeten aan de luchtkwaliteitsnormen voldoen. De Wet milieubeheer maakt de koppeling tussen ruimtelijke ontwikkelingen en de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Een besluit over een ontwikkeling welke van invloed kan zijn voor de luchtkwaliteit moet voldoen aan een of een combinatie van de volgende voorwaarden:
Voor zowel fijn stof (PM10) als stikstofdioxide (NO2) geldt vanaf 2015 een eis van 40 µg/m3. Indien er geen (dreigende) normoverschrijding is dan kunnen ontwikkelingen plaatsvinden.
Niet in betekende mate
Conform het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen'' draagt een besluit met betrekking tot een project niet in betekenende mate bij indien aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van het besluit, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de 3% grens overschrijdt.
Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen waarbij een besluit, aangaande een project, in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt. De aanwijzing kan onder meer betrekking hebben op een besluit met betrekking tot een of meer daarbij genoemde categorieën van:
Conclusie luchtkwaliteit
Aangezien het planvoornemen geen uitbreiding toelaat van de woningen, bedrijfsmatige activiteiten etc. heeft dit geen invloed op de luchtkwaliteit ten opzichte van het huidige bestemmingsplan en vormt dit aspect geen belemmering voor het planvoornemen.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico's verbonden aan ‘risicovolle inrichtingen’, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Binnen het beleidskader staan twee begrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaatst om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen 10-6 PR-contour (die als harde wettelijke norm geldt) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N); de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrens door de 1% letaliteitsgrens of te wel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor de beoordeling van de risico's zijn de volgende bronnen geraadpleegd: risicokaart, Regeling Basisnet en informatie van de gemeente.
Transport gevaarlijke stoffen
Op korte afstand van de bestemmingsplangrenzen van De Zilk lopen twee provinciale wegen, te weten: N206 en de N442. Deze twee N-wegen zijn niet opgenomen in de Regeling Basisnet. Voor de risico's van deze wegen is via de verkregen informatie van de gemeente beoordeeld of mogelijk sprake kan zijn overschrijding van de normen.
Uit de memo externe veiligheid (zie ook Bijlage 5) blijkt dat bij zowel overschatting van vervoersaantallen en de bewonersdichtheid geen overschrijding plaatst vindt van het PR en GR (GR blijft onder de 0,1 keer de oriëntatiewaarde).
Op circa 450 meter afstand van de bestemmingsplangrens loopt de spoorlijn (Leiden –Haarlem). Deze spoorlijn wordt niet gebruikt voor het transport van gevaarlijke stoffen en is zodoende niet opgenomen in de Regeling Basisnet.
Op circa 8 kilometer van het planvoornemen is de snelweg A44 gelegen. Gezien de afstand, ligt het planvoornemen ruimschoots buiten het invloedsgebied van de A44 en vormt dit geen belemmering voor het planvoornemen.
Transport gevaarlijke stoffen via buisleidingen
Op circa 1.200 meter van het planvoornemen is een buisleiding gelegen. Deze bevindt zich aan de andere zijde van het spoor, ter hoogte van Hillegom. Gezien de afstand tot het planvoornemen is dit ruimschoots gelegen buiten het invloedsgebied van de buisleiding en vormt dit geen belemmering voor het planvoornemen.
Risicovolle inrichtingen
In de directe nabijheid van het planvoornemen zijn geen inrichtingen gelegen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. De dichtstbijzijnde Bevi-inrichting is gelegen op circa 1.500 meter. Het planvoornemen valt ruimschoots buiten het invloedsgebied. Hierdoor vormt dit geen belemmering voor het planvoornemen.
Conclusie externe veiligheid
Uit het onderzoek naar de externe veiligheid zijn geen belemmeringen geconstateerd voor het planvoornemen.
Bedrijven zijn milieubelastende bestemmingen die hinder ten opzichte van milieugevoelige bestemmingen (waaronder) wonen kunnen veroorzaken. Om deze hindersituatie te voorkomen dient bij een bestemmingsplan(wijziging) waarin milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen in elkaars nabijheid mogelijk worden gemaakt in principe uit worden gegaan van scheiding van functies. Daartoe zijn in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 richtafstanden opgesteld. Deze afstanden geven voor gemiddelde bedrijfssituaties aan op welke afstand geen hinder is te verwachten. De meer verfijnde afstemming voor de voorkoming van de milieuhinder vindt vervolgens plaats in het kader van de Wet milieubeheer.
De afstanden uit de VNG publicatie, zijn naast de factoren aard en omvang van het bedrijf mede afhankelijk van de omgeving. Voor een rustige woonomgeving gelden andere afstanden (strengere eisen) dan voor andere gebieden, zoals drukke woonwijken, gemengde gebieden en landelijke gebieden. Een overschrijding van de wettelijke normen (qua geluidbelasting, stof, geur en gevaar), is niet toelaatbaar. De VNG-publicatie vormt geen wettelijk kader.
Conclusie bedrijven- en milieuzonering
Aangezien het planvoornemen geen uitbreiding toestaat van bedrijfsmatige activiteiten (alleen bouwhoogte) en ook geen uitbreiding toelaat van woningbouw is er sprake van een bestaande planologische- of vergunde situatie. En nader onderzoek naar de aanwezige bedrijven is dan ook niet noodzakelijk.
Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten van Rijk, provincies en gemeenten. Ruimtelijke plannen en onderbouwingen moeten voorzien zijn van een waterparagraaf. Het gaat daarbij vooral om aandacht voor de waterkwantiteit (ruimte voor water, berging, infiltratie, aan- en afvoer), aandacht voor effecten op de waterkwaliteit en aandacht voor de veiligheid (overstroming). Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Aangezien er geen bestemmingswijzigingen en er geen wijzigingen zijn in de hoeveelheid van het verhard oppervlak, zijn ook geen effecten voorzien op de waterkwaliteit en kwantiteit ten opzichte van het huidige bestemmingsplan.
Conclusie Watertoets
Via de website: dewatertoets.nl concludeert het Hoogheemraadschap van Rijnland dat er geen waterschapsbelang aanwezig is. Tijdens de procedure rondom het vaststellen van het bestemmingsplan zal het Hoogheemraadschap geïnformeerd moeten worden.
In het plangebied bevinden zich twee leidingen. Het betreft hier een watertransportleiding en een rioolpersleiding.
Met betrekking tot het bestemmingsplan is voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van belang. In en nabij het plangebied zijn geen hoofdaardgas-transportleidingen aanwezig. Binnen het plangebied ligt een ondergrondse persleiding voor het riool en een watertransportleiding. Deze leidingen zijn in het voorliggende bestemmingsplan opgenomen als dubbelbestemmingen ‘Leiding – Riool’ en ‘Leiding – Water’. Deze leidingen vallen niet onder het Bevb en hoeven derhalve in het kader van het bestemmingsplan niet onderzocht te worden.
Archeologie
In het vigerende bestemmingsplannen zijn drie archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Daarnaast zijn er geen plannen om de vormen van de historische wegen te wijzigen.
Voor de actualisatie van het bestemmingsplan is een verkennend bureauonderzoek naar archeologie uitgevoerd in 2016. Uit dit onderzoek is de aanbeveling naar voren gekomen op de uitbreidingslocatie van kampeercentrum de Jong een verkennend booronderzoek uit te voeren.
Ecologie.
Ten behoeve van het vigerende bestemmingsplan zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. Het Natuurwaardenonderzoek en de Verstoringstoets zijn door de provincie Noord-Holland geaccordeerd.
Kabels en leidingen
Uit het onderzoek naar kabels en leidingen zijn geen belemmeringen voort gekomen voor het voorliggende bestemmingsplan.
Luchthavenindelingsbesluit
Ter plaatse van het voorliggende bestemmingsplan geldt op grond van het Luchthavenindelingsbesluit uitsluitend een maximale bouwhoogte van 150 meter, gemeten vanaf het peil van de luchthaven (-4 meter NAP). De in het bestemmingsplan opgenomen bouwhoogten liggen ver onder dit maximum. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het Luchthavenindelingsbesluit.
Onderzoek omgevingsaspecten ten behoeve actualisatie bestemmingsplan
Uit onderzoek van IDDS naar de omgevingsaspecten ten behoeve van de actualisatie bestemmingsplan is gebleken dat deze aspecten geen belemmering vormen voor een goede ruimtelijke ordening. Aangezien er wordt voldaan aan de eisen met betrekking tot geluidhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bedrijven- en milieuzonering, watertoets, bodem en flora en fauna.
Het geactualiseerde bestemmingsplan ‘De Zilk’ moet voldoen aan de bepalingen van de Wro en de daaruit volgende aanvullende regelingen. De Wro en het Bro stellen de digitalisering van ruimtelijke plannen en besluiten volgens daartoe gestelde standaarden verplicht. De digitaliserings- en standaardisatieverplichting is op 1 januari 2010 in werking getreden.
Het Bro stelt verplicht dat een bestemmingsplan in digitale vorm volgens de ro-standaarden voor de digitalisering wordt vastgesteld. Voor nieuwe bestemmingsplannen is er altijd een digitaal plan, welke prevaleert boven het analoge, afgedrukte plan.
Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de standaarden voor vergelijkbaarheid (de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen, het SVBP 2012) en is als digitaal plan (GML-bestand) opgesteld.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een GML-bestand, regels en een toelichting. Het GML-bestand bevat de verbeelding (plankaart), waaraan de regels zijn gekoppeld. Deze vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Op grond van de Wro moeten alle plannen volgens de standaarden voor vergelijkbare bestemmingsplannen, de SVBP 2012, in elektronische vorm worden vastgesteld en vervolgens beschikbaar gesteld. Daarnaast moet een versie van het plan in analoge vorm worden vastgesteld.
Op de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart) wordt door middel van letters, kleuren, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de bouwregels aangegeven.
Mocht tussen de inhoud van het analoge/papieren plan en de elektronische weergave/digitale vorm een verschillende uitleg mogelijk zijn, dan prevaleert de elektronische weergave of plan in digitale vorm. Als tussen beide vormen van het plan een verschillende uitleg mogelijk is, prevaleert het digitale plan.
Als ondergrond voor de plankaart is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Om de goede leesbaarheid van de plankaart te waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de plankaart weergegeven.
In de standaarden voor vergelijkbare bestemmingsplannen, de SVBP 2012, is voorgeschreven hoe de regels van het bestemmingsplan dienen te worden opgebouwd. Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient een vaste volgorde te worden aangehouden. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken.
In het eerste hoofdstuk worden de begrippen en wijze van meten behandeld. Deze hebben als doel begrippen in de regels te verklaren en eenduidige richtlijnen te geven op basis waarvan de bouwmaten die zijn opgenomen in de regels dienen te worden gemeten.
In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen, die betrekking hebben op alle bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Het derde en vierde hoofdstuk omvat een aantal regels, die niet op een bepaalde bestemming betrekking hebben, maar voor het gehele bestemmingsplan gelden.
Het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling zijn opgenomen in het Bro met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de planregels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.
In een bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en – zo nodig – hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid dient hierbij een vaste volgorde te worden aangehouden. Voor zover voor het betrokken bestemmingsplan van toepassing, geldt dit voor alle soorten bestemmingen.
Ingevolge de standaarden voor vergelijkbare bestemmingsplannen, de SVBP 2012, en de ‘Werkafspraak SVBP begrippen vs. Wabo’ moeten de regels van een bestemming als volgt opgebouwd en benoemd worden:
Zodra sprake is van een uit te werken bestemming is de volgende opbouw aan de orde:
Het voorliggende bestemmingsplan De Zilk’ gaat voor het grootste deel uit van het vastleggen van de bestaande situatie.
In hoofdstuk 2 van de planregels wordt in de bestemmingsomschrijving van de regels beschreven welke functies binnen de betreffende bestemming zijn toegestaan. In de bouwregels wordt weergegeven of en hoe gebouwd mag worden. Daarin wordt in algemene zin geregeld in alle bestemmingen dat er slechts gebouwd mag worden ten behoeve van de bestemming. In de navolgende (sub)leden worden maten zoals oppervlakten en bouwhoogten opgenomen, die betrekking hebben op de toegestane gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. In de specifieke gebruiksregels worden nadere bepalingen gegeven omtrent de functies die zijn vermeld in de doeleindenomschrijving. Zo kan bijvoorbeeld de omvang van bepaalde functies beperkt worden, of de situering van functies worden aangewezen.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Dit om te voorkomen dat recht gaat gelden dat niet realistisch blijkt te zijn.
Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er in het bestemmingsplan sprake is van een ‘bouwplan’. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een ‘bouwplan’ is. De gemeenteraad kan bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:
De 'grex-wet' is erop gericht dat de overheid kosten kan verhalen die gemaakt worden naar aanleiding van een bouwplan. Indien er geen kosten gemaakt worden, hoeven deze ook niet verhaald te worden.
Kampeercentrum De Jong
Voor het voorliggende bestemmingsplan is geen grondexploitatie nodig, want het in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt bouwplan vindt plaats op gronden die in eigendom zijn van Kampeercentrum De Jong. Er is een anterieure overeenkomst gesloten met eigenaar van het kampeercentrum. Er wordt op geen enkele wijze een financiële bijdrage door de gemeente geleverd. Alle kosten komen voor de rekening van de initiatiefnemer van het ontwikkelingsplan.
Voordat dit bestemmingsplan rechtskracht verkrijgt, dient de procedure te worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening.
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft in de periode van 6 december 2017 tot en met 16 januari 2018 ter inzage gelegen. Gedurende de inspraakperiode zijn 1 inspraakreactie en 2 vooroverlegreacties ontvangen. De nota van beantwoording van de inspraakreacties en vooroverlegreacties is als Bijlage 6 bijgevoegd.
De inspraakreactie heeft geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan;
Naar aanleiding van ambtshalve wijzigingen is het bestemmingsplan op de volgende punten gewijzigd;
Het ontwerp bestemmingsplan heeft in de periode van 27 juni tot en met 8 augustus ter visie gelegen. Gedurende de periode van tervisielegging is één zienswijze ingediend. De nota van beantwoording van de zienswijze is als Bijlage 7 bijgevoegd.
Naar aanleiding van de ingediende zienswijze wordt het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld en de verbeelding aangepast op het volgende punt:
1. De bouwhoogte van de twee kleinere maatvoeringsvlakken is opgehoogd naar 7 meter.