direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Bedrijventerrein Delfweg e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0576.BP201200018-0004

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie ....': bedrijvigheid tot en met de categorie zoals aangeduid; uit de als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten Algemeen; dan wel bedrijvigheid die niet in die categorieën is genoemd, maar die gezien de aard, omvang en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen is;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens maximaal één bedrijfswoning per aanduidingsvlak;
  • c. bedrijfsgebonden kantoren, met een maximum van 50% b.v.o. en een maximaal oppervlak van 3.000 m²;

en tevens voor:

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofverwerkend bedrijf': een kunststofverwerkend bedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerkingsbedrijf': een metaalver- en -bewerkingsbedrijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf': een transportbedrijf;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag van landbouwbestrijdingsmiddelen;

met bijbehorende:

  • h. voorzieningen zoals groen, water, erven, paden, ontsluitingen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

4.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 70%, met dien verstande dat indien in de bestaande situatie een groter percentage van het perceel bebouwd is, dat grotere percentage als ten hoogste toelaatbaar geldt;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zij- en achterste perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
  • f. indien bedrijfsgebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • g. bedrijfsgebouwen dienen, voor zover georiënteerd op de openbaar toegankelijke weg, in de naar de openbaar toegankelijke weg toegekeerde bouwgrens of bouwgrenzen te worden gesitueerd.

4.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen mag maximaal 750 m3 bedragen;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het aanduidingsvlak, maar uitsluitend op het achtererfgebied;
  • d. het gezamenlijke grondoppervlak aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt per bedrijfswoning maximaal 50% van het achtererfgebied tot een maximum van 60 m2, met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 25 m2 onbebouwd en onoverdekt dient te blijven;
  • e. voor aan- en uitbouwen geldt dat:
    • 1. de diepte, gemeten vanuit de achtergevel van de bedrijfswoning, maximaal 2,5 m mag bedragen; zie onderstaande afbeelding;
    • 2. de breedte, gemeten vanuit de zijgevel van de bedrijfswoning, maximaal 3 m mag bedragen; zie onderstaande afbeelding;

afbeelding "i_NL.IMRO.0576.BP201200018-0004_0001.jpg"

    • 1. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4,5 m mag bedragen;
    • 3. bestaande dakterrassen op aan- en uitbouwen zijn toegestaan;
  • f. voor bijgebouwen geldt dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 2,5 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 4 m mag bedragen;
    • 3. dakterrassen op overkappingen en bijgebouwen niet zijn toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf: 1 m;
    • 2. van erf- en terreinafscheidingen op het achtererf: 2 m;
    • 3. van vlaggenmasten, lantarenpalen en lichtmasten: 6 m;
    • 4. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het voorerf: 1 m;
    • 5. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het achtererf: 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a voor het bouwen van bedrijfsbebouwing aan de bestaande bedrijfswoning maar buiten het bouwvlak, voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning, indien:

  • 1. sprake is van (bedrijfsgebonden) kantoorruimte of een daarmee te vergelijken representatief bedrijfsgebouw, zoals een showroom of een ontvangstruimte;
  • 2. de hoogte van de betreffende bebouwing niet meer bedraagt dan de ter plaatse geldende goot- en bouwhoogte;
  • 3. de betreffende bebouwing functioneel verbonden is en zal blijven met de bedrijfswoning waar vanuit wordt aangebouwd;
  • 4. er een vrije ruimte van minimaal 15 meter aan de voorzijde van de nieuwe bedrijfsbebouwing overblijft en er voldoende parkeer- en manoeuvreerruimte overblijft voor de bedrijfsactiviteiten ter plaatse.

4.3.2 Voorwaarden bij afwijken

De afwijkingsmogelijkheid zoals genoemd in lid 4.3.1 kan slechts worden toegepast indien:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
    • 8. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
    • 9. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

4.4.1 Toegestane en niet-toegestane activiteiten
  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • c. perifere detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • d. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • h. buitenopslag van goederen en objecten voor de voorgevelrooilijn is niet toegestaan;
  • i. buitenopslag van goederen en objecten achter de voorgevelrooilijn is alleen toegestaan mits de totale stapelhoogte niet meer bedraagt dan 5 m en niet hindert in parkeer en manoeuvreerruimte;
  • j. handel en verkoop in goederen en diensten via internet is uitsluitend toegestaan:
    • 1. in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en mits dit een ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering is;
    • 2. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de beroepsactiviteit.

4.4.2 Parkeren

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, waarbij de in de ASVV 2012 genoemde normen als uitgangspunt gelden.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Andere milieucategorie

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 onder a, voor het toelaten van bedrijven uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 4.1 onder a is toegestaan, voor zover het betreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 onder a genoemd;
  • b. lid 4.1 onder a, voor het toelaten van bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten Algemeen zijn genoemd, voor zover het betreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 onder a genoemd.

4.5.2 Voorwaarden bij afwijken

De afwijkingsmogelijkheid zoals genoemd in lid 4.5.1 kan slechts worden toegepast indien:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
    • 8. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
    • 9. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte.