direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Bedrijventerrein Delfweg e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0576.BP201200018-0004

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch handels- en exportbedrijf': een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een agrarisch handels- en exportbedrijf;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bollenteelt': een bollenteeltbedrijf;
  • c. bedrijfswoningen;

met bijbehorende:

  • d. voorzieningen zoals groen, water, erven, paden, ontsluitingen en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:

3.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)';
  • c. indien binnen een bouwvlak of een gedeelte daarvan geen aanduiding 'maximale goothoogte (m)', 'maximale bouwhoogte (m)' of 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is opgenomen, geldt het volgende:
    • 1. bedrijfsgebouwen, voor zover het geen glas of ondersteunend glas betreft: maximale goothoogte 6 m, maximale bouwhoogte 10 m;
    • 2. bedrijfsgebouwen, voor zover het glas of ondersteunend glas betreft: maximale bouwhoogte 6 m;
  • d. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zij- en achterste perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
  • e. indien bedrijfsgebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • f. bedrijfsgebouwen dienen, voor zover aan de openbaar toegankelijke weg gelegen, in de naar de openbaar toegankelijke weg toegekeerde bouwgrenzen te worden gesitueerd.

3.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak mag maximaal het aantal bedragen zoals aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • c. de inhoud van de bedrijfswoning en de ten dienste aan de bedrijfswoning staande aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt maximaal 750 m3;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen maximaal 4,5 respectievelijk 8 m.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd zowel binnen als buiten het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf: 1 m;
    • 2. van erf- en terreinafscheidingen op het achtererf: 2 m;
    • 3. van vlaggenmasten, lantarenpalen en lichtmasten: 6 m;
    • 4. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het voorerf: 1 m;
    • 5. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde op het achtererf: 3 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Uitbreiding bedrijfsbebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van bedrijfsbebouwing aan de bestaande bedrijfswoning maar buiten het bouwvlak, voor de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning, indien:

  • 1. sprake is van (bedrijfsgebonden) kantoorruimte of een daarmee te vergelijken representatief bedrijfsgebouw, zoals een showroom of een ontvangstruimte;
  • 2. de hoogte van de betreffende bebouwing niet meer bedraagt dan de ter plaatse geldende goot- en bouwhoogte;
  • 3. de betreffende bebouwing functioneel verbonden is en zal blijven met de bedrijfswoning waar vanuit wordt aangebouwd;
  • 4. er een vrije ruimte van minimaal 15 meter aan de voorzijde van de nieuwe bedrijfsbebouwing overblijft en er voldoende parkeer- en manoeuvreerruimte overblijft voor de bedrijfsactiviteiten ter plaatse.

3.3.2 Voorwaarden bij afwijken

De afwijkingsmogelijkheid zoals genoemd in lid 3.3.1 kan slechts worden toegepast indien:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
    • 8. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
    • 9. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

3.4.1 Toegestane en niet-toegestane activiteiten
  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • c. perifere detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan;
  • d. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • h. buitenopslag van goederen en objecten voor de voorgevelrooilijn is niet toegestaan;
  • i. buitenopslag van goederen en objecten achter de voorgevelrooilijn is alleen toegestaan mits de totale stapelhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
  • j. handel en verkoop in goederen en diensten via internet is uitsluitend toegestaan:
    • 1. in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, verwerkt of bewerkt, en mits dit een ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering is;
    • 2. er geen sprake is van winkel- of uitstallingsruimte van goederen ten behoeve van de beroepsactiviteit.

3.4.2 Parkeren

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Andere bedrijvigheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.1 onder a en/of b, voor het toelaten van bedrijven uit ten hoogste categorie 2 uit de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten Algemeen, voor zover het betreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 onder a en/of b genoemd.

3.5.2 Voorwaarden bij afwijken

De afwijkingsmogelijkheid zoals genoemd in lid 3.5.1 kan slechts worden toegepast indien:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu;
    • 8. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
    • 9. op een goede wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.