direct naar inhoud van 4.7 Natuur en ecologie
Plan: Offem-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0575.BPOffemZuid-VA01

4.7 Natuur en ecologie

In Nederland wordt de natuur beschermd op basis van gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor de uitvoering van het bestemmingsplan is door Tauw een natuurtoets uitgevoerd. De natuurtoets 'Natuurtoets, actualisatie bestemmingsplan Offem-Zuid te Noordwijk, 19 juni 2012' is als bijlage 7 aan het bestemmingsplan toegevoegd. De natuurtoets gaat in op zowel de gebiedsbescherming als de soortenbescherming.

4.7.1 Gebiedsbescherming

De volgende natuurgebieden kunnen van invloed zijn op het project:

  • Natura 2000;
  • Beschermde natuurmonumenten;
  • Ecologische hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.BPOffemZuid-VA01_0015.jpg"

Afbeelding - Gebiedsbescherming in het plangebied en omgeving (globale plangrens in rood weergegeven)

Natura 2000
Binnen de Europese Unie wordt beoogd een samenhangend netwerk van leefgebieden en soorten te realiseren, Natura 2000 genaamd. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden maken hiervan deel uit. Voor beschermde Natura 2000-gebieden geldt dat er door projecten en handelingen (in of in de nabijheid van het Natura 2000-gebied) geen verslechtering van de kwaliteit van de habitat of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden (Natuurbeschermingswet).

In de omgeving van het plangebied liggen de Natura 2000-gebieden Coepelduynen (1,6 km), Kennemerland-Zuid (2,7 km) en Meijendel & Berkheide (4,7 km). De formele aanwijzing als Natura 2000-gebied voor de gebieden Kennemerland-Zuid en Meijendel & Berkheide is nog niet afgerond. Het gebied Coepelduynen is wel formeel aangewezen als Natura 2000-gebied.
Aangezien significante negatieve effecten op deze gebieden op voorhand niet kunnen worden uitgesloten is door Tauw bv een onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in de notitie 'Mogelijke effecten van de realisatie van de nieuwe woonwijk Offem-Zuid te Noordwijk op Natura 2000-gebieden, 12 februari 2013' die als bijlage 8 aan het plan is toegevoegd.

Uit de notitie blijkt dat bij een realisatie van maximaal 750 woningen in het gebied de emissie van stikstofdioxiden en ammoniak toeneemt. Beide stoffen worden na emissie door de lucht verspreid en slaan vervolgens in de omgeving neer (depositie). De mate van stikstofdepositie is voor de gebieden Coepelduynen en Kennemerland Zuid niet zonder meer verwaarloosbaar.
Uit de berekeningen blijkt dat de geringe toename van de depositie als gevolg van de ontwikkeling van Offem-Zuid, in combinatie met enkele in de notitie genoemde aandachtspunten, niet leidt tot significante effecten voor de gebieden Coepelduynen en Kennemerland Zuid.

Beschermde natuurmonumenten
Beschermde natuurgebieden hebben als doel om gebieden met een natuurwetenschappelijk of landschappelijke betekenis te vrijwaren tegen ingrepen. De aanwijzing vindt op Rijksniveau plaats. Voor beschermde natuurmonumenten geldt dat het verboden is om handelingen te verrichten die schadelijk zijn voor de wezenlijke kenmerken van het natuurmonument, tenzij er een vergunning kan worden verleend (Natuurbeschermingswet).

In het plangebied komen geen beschermde natuurmonumenten voor. De dichtstbij gelegen beschermde natuurmonumenten liggen binnen de grenzen van de Natura 2000-gebieden Kennemerland-Zuid en Meijendel & Berkheide. Het gaat hier om de Harstenhoek en Berkheid in het gebied Meijendel & Berkheide en de Noordrand Noordwijk in het gebied Kennemerland Zuid. De effecten van de ontwikkeling van Offem-Zuid op de natuurwaarden binnen deze beschermde natuurmonumenten zijn in het kader van de Natura 2000 al beoordeeld.

Ecologische hoofdstructuur
Door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de EHS van Nederland. Op basis van de provinciale omgevingsverordening zijn ingrepen in de EHS alleen mogelijk in situaties wanneer de ingreep 'van groot openbaar belang' is en er geen alternatieven mogelijk zijn.

De gronden langs de provinciale weg N206 zijn aangewezen als ecologische verbindingszone. Als gevolg van het bestemmingsplan is geen sprake van een significante aantasting van de kernkwaliteiten van de EHS als de functie en omvang van deze verbindingszone behouden blijft. Indien de inrichting van deze strook wordt afgestemd op de doelsoorten wordt het plan in het kader van het EHS-beleid niet belemmerd.

4.7.2 Soortbescherming

De Flora- en Faunawet beschermt een groot aantal in het wild levende planten- en diersoorten, ook buiten beschermde natuurgebieden. De wet verbiedt een aantal handelingen die kunnen leiden tot schade aan (populaties of individuen van) beschermde soorten (algemene verbodsbepalingen).

Wanneer het bestemmingsplan handelingen mogelijk maakt die beschermde planten en dieren kunnen bedreigen, is het verplicht om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dit het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, indien dit niet mogelijk is dienen de gevolgen voor beschermde soorten zoveel mogelijk beperkt te worden.

Het voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van Offem-Zuid mogelijk. Als gevolg van deze ontwikkeling zal sprake zijn van activiteiten die kunnen leiden tot schade aan beschermde soorten. In de natuurtoets (zie bijlage 7) is daarom ook uitgebreid stilgestaan bij de mogelijke gevolgen van het plan voor de flora en fauna. Op basis van de natuurtoets wordt het volgende geconcludeerd:

  • De aanwezigheid van en effecten op meerdere vleermuissoorten kunnen niet worden uitgesloten en dienen derhalve nader onderzocht te worden;
  • De aanwezigheid en effecten op jaarrond beschermde vogelsoorten kunnen niet worden uitgesloten en dienen derhalve nader onderzocht te worden;
  • De aanwezigheid en effecten op de Rugstreeppad, Kleine modderkruiper en Bittervoorn kunnen niet worden uitgesloten en dienen derhalve nader onderzocht te worden.
  • De voorgestelde uitvoering van werkzaamheden wordt beschouwd als verstorende activiteit voor algemene broedvogels. De verstorende activiteiten dienen dan ook buiten de broedperiode van vogels plaats te vinden.
  • Door de verlichtingsintensiteit langs de Woensdagsche Watering niet te laten toenemen worden geen effecten verwacht op de (vleermuis)soorten in het bosgebied.
  • Gedurende de werkzaamheden is voor alle in het plangebied aanwezige dier- en plantensoorten de zorgplicht van kracht. Er is geen ontheffing nodig voor mogelijk aanwezige soorten uit tabel 1.

Hoewel het plan in hoofdzaak nog nader uitgewerkt moet worden dient de uitvoerbaarheid in het kader van dit bestemmingsplan wel aangetoond te worden.