Plan: | De Compagnie |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0571.DeCompagnie2010-OH01 |
Europese Kaderrichtlijn water
In het jaar 2000 is de nieuwe Europese 'Kaderrichtlijn water' in werking getreden. De richtlijn is in verschillende stukken beschreven. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap, waarmee:
Verschillende doelstellingen uit de Kaderrichtlijn zijn ook opgenomen in het landelijke waterbeleid. Aspecten zoals duurzaam gebruik maken bijvoorbeeld een belangrijk onderdeel uit van het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (WB21)'. Ook in de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4) zijn al vergaande doelstellingen ten aanzien van de waterkwaliteit opgenomen. Voor deze aspecten zijn daardoor vanuit de Kaderrichtlijn geen gevolgen te verwachten, die niet ook vanuit andere (nationale) wet- en regelgeving voortkomen.
Vierde Nota Waterhuishouding
In de 'Vierde Nota Waterhuishouding' (NW4), vastgesteld in december 1998, is het rijksbeleid inzake de waterhuishouding geformuleerd. De hoofddoelstelling hiervan luidt:
"Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde, veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd."
De belangrijkste speerpunten van het beleid zijn:
Hierbij verschuift het accent van het repareren van schade naar het scheppen van ruimte voor nieuwe ontwikkelingen.
Dit wil zeggen dat gebieden zelfvoorzienend en systemen zelfregulerend worden gemaakt.
Problemen worden zoveel mogelijk in samenwerking met betrokkenen en daarmee lokaal en regionaal opgelost en er wordt ruimte geboden voor gebiedsgericht beleid. Bij aanleg van infrastructuur en grootschalige stadsuitbreidingen (welke aantasting van het waterhuishoudkundige systeem betekenen) wordt gestreefd naar mitigatie of (indien onvoldoende) compensatie van deze systemen.
De normen uit het NW3 zijn aangepast, zodat er een eenduidige beoordeling van water- en waterbodemkwaliteit mogelijk is en dat er rekening kan worden gehouden met de lokale natuurlijke achtergrond.
Er vindt een combinatie plaats van fysieke herstelmaatregelen, aanpak van de diffuse verontreinigingen en het saneren van vervuilde waterbodems. Het motto is: herstel waar nodig, ontwikkelen waar mogelijk.
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw' (WB21)', is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt.
Het kabinet heeft voor het waterbeleid in de 21e eeuw de volgende drie uitgangspunten opgesteld:
In de Nota Ruimte, zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid, zoals beschreven in de NW4, meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden in deze nota nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld.
De watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening. De watertoets wordt sinds 2001 toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kunnen hebben. De watertoets heeft een integraal karakter: alle relevante 'wateraspecten' worden meegenomen.
Er wordt gekeken naar veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging. De watertoets wordt toegepast door in een vroegtijdig stadium de waterbeheerders te betrekken bij plannen die een invloed kunnen hebben op de waterhuishouding.
Beleidsplan Milieu en Water 2000
Met het Beleidsplan Milieu en Water 2000 - 2004 (BMW) zet de provincie Zuid-Holland een nieuwe stap in het milieu- en waterbeleid. In plaats van saneren en beheren richt de provincie zich vooral op het voorkómen van milieu- en waterproblemen. Zij doet dit door voorwaarden te stellen aan ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Deze moeten duurzaam zijn en rekening houden met de kwaliteit van de leefomgeving. De provincie wil hieraan werken door samen met Zuid-Hollandse over heden, marktpartijen en maatschappelijke organisaties een groot aantal activiteiten uit te voeren.
In het kader van het thema "Vitaal stedelijke gebied" worden voor het realiseren van water, natuur en recreatie in en om de stad als relevante beleidsspeerpunten genoemd:
- toename aan bergend vermogen van het stedelijke gebied en de stadsranden;
- diffuse verontreinigingen saneren in bestaand en nieuw stedelijk gebied;
- de belevingswaarde van water in de stad vergroten door het water zichtbaar te maken.
Provinciale milieu verordening
De gewijzigde Provinciale milieu verordening is op 22 december 2009 in werking getreden.
Door de toepassing van de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland (PMV) wordt in diverse gebieden het grondwater beschermd tegen verontreinigingen. Daarmee wordt bereikt dat nu en in de toekomst grondwater kan worden gebruikt voor drinkwater. Om dat mogelijk te maken bevat de PMV in bijlage 10, onderdeel B van de verordening een aantal verbodsbepalingen. Uiteenlopende activiteiten mogen alleen plaatsvinden, indien Gedeputeerde Staten daarvoor toestemming geeft in de vorm van een ontheffing.
De milieubeschermingsgebieden voor grondwater zijn ingedeeld in drie categorieën van bescherming met elk een eigen beschermingsniveau. Deze gebieden zijn aangewezen door Gedeputeerde Staten en worden in bijlage 6 van de PMV benoemd. De drie verschillende beschermingszones voor grondwater zijn:
De waterwingebieden zijn de meest kwetsbare zones van de beschermingsgebieden. In deze zone is het beschermingsregime dan ook het strengst. Binnen Waterwingebieden dient elk risico van verontreiniging te worden voorkomen; in deze gebieden zijn dan ook in principe alleen activiteiten toegestaan in het kader van de grondwaterwinning zelf. Indien men toch activiteiten in dit soort gebieden wil uitvoeren kan ontheffing verleend worden. De provincie is in deze gebieden zeer terughoudend in het toestaan van nieuwe activiteiten in een waterwingebied, dit noemen wij ook wel het "stand still principe".
Het grondwaterbeschermingsgebied is de zone rondom het waterwingebied, dit is een bufferzone die is ingesteld om het grondwater in het waterwingebied te beschermen. Voor deze zone zijn er minder verboden dan in het waterwingebied, de verboden die er nu nog zijn staan uitgeschreven in bepaling 3 van bijlage 10 B van de PMV.
In de meeste gevallen ligt er rondom het grondwaterbeschermingsgebied nog een beschermingsgebied, dit is de boringsvrije zone. In deze zone zijn alleen het hebben van boorputten en het graven dieper dan 2,5 meter nog verboden. Voor de artikelen in bepaling 3 en 4 van de PMV zijn voor een aantal activiteiten algemene voorschriften opgesteld, dit geeft meer zekerheid aan inwoners van Zuid-Holland en het voorkomt dat er onnodig veel ontheffingen gemaakt moeten gaan worden. Dit betekent dat de activiteit die uitgevoerd wordt, gemeld wordt aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland waarna de aanvrager een bevestiging ontvangt met de algemene voorschriften.
Waterplan Nieuw-Lekkerland
De gemeente Nieuw-Lekkerland heeft samen met het Waterschap Rivierenland een geactualiseerd stedelijk waterplan vastgesteld. In het eerste waterplan zijn al diverse maatregelen uitgevoerd om het watersysteem te verbeteren. Zo zijn er op bij de Vletstraat, Marslaan en de Wipmolen grotere bruggen en duikers (ondergrondse waterverbindingen) aangelegd. Voor het geactualiseerde waterplan is op praktische wijze een visie, een modelmatige toetsing van de peilstijgingen, aandachtspunten en een maatregelenprogramma opgesteld.
Maatregelenplan
De peilstijgingen in Nieuw-Lekkerland blijken binnen de door het waterschap gestelde normen te vallen. Dit betekent dat er op dit moment geen tekort aan waterberging is. Uiteraard moet er wel zuinig worden omgegaan met de huidige watergangen om dit ook voor de toekomst zo te houden.
In de Schanspolder (Kinderdijk) ondervinden de bewoners van enkele laag gelegen woningen echter wel wateroverlast bij hevige buien. De normering is gebaseerd op de putdekselhoogten, de betreffende woningen liggen lager dan de putdeksels. Hierdoor kan het gebeuren dat er ondanks de positieve bevindingen van de modelstudie in de praktijk wel degelijk wateroverlast wordt ervaren. Om de wateroverlast in de Schanspolder te beperken heeft het waterschap de capaciteit en de meetinstrumenten van het gemaal aangepast. Daarnaast is een studie uitgevoerd naar de mogelijkheden voor andere maatregelen. De gemeente zal binnenkort een deel van het hemelwaterriool rechtstreeks naar het gemaal af laten stromen. Dit zal ook een beperking van de peilstijging in de Schanspolder opleveren.
Stilstaand water moet zo veel mogelijk worden voorkomen omdat hierdoor zuurstofloosheid (vissterfte) en stank kan ontstaan. Er wordt een plan voor een doorstromingscircuit verder uitgewerkt en er wordt onderzoek gedaan naar de hoge gehalten aan voedingsstoffen in Nieuw-Lekkerland.
Waar mogelijk zullen natuurvriendelijke oevers worden aangelegd, een eerste inrichting wordt gedaan aan de achterkant van het gemeentehuis.
Schoon hemelwater wordt niet meer via het riool afgevoerd, maar gaat rechtstreeks naar de sloten.
In opdracht van de ontwikkelaar heeft Oranjewoud het proces van de watertoets doorlopen voor de ontwikkeling van woningen op de locatie van de sportvelden en de volkstuinen in Nieuw-Lekkerland. De knelpunten en aandachtspunten ten aanzien van de waterhuishouding zijn geïnventariseerd. In de rapportage 'Toelichting Watertoets, Voetbalvelden Nieuw-Lekkerland ' (Oranjewoud, februari 2010) zijn de huidige en toekomstige situatie, het beleid en de randvoorwaarden beschreven. Hieronder zijn beknopt de belangrijkste aspecten beschreven.
Randvoorwaarden
Waterschap Rivierenland en gemeente Nieuw-Lekkerland
In het kader van de watertoets heeft er overleg plaatsgevonden met mevrouw I. Wissingh van waterschap Rivierenland. De volgende randvoorwaarden en uitgangspunten zijn aangegeven:
Huidige situatie
Het plangebied betreft de voetbalvelden en volkstuinen met gebouwen in Nieuw-Lekkerland en is circa 4,4 ha groot. Het plangebied wordt omgeven door de volkstuinen ten westen van de Barkstraat, de achterzijde van de bebouwing langs de Klipperstraat, Middelweg en Tiendweg. In de huidige situatie is circa 8.131 m2 verhard oppervlak aanwezig in het plangebied. De hoogte van het maaiveld in het plangebied varieert van circa N.A.P. -1,8 m tot circa N.A.P. -1,4 m.
Conclusie ten aanzien van toekomstige situatie
De voetbalvelden en volkstuinen met gebouwen in het zuidwestelijk deel van de bebouwde kom van Nieuw-Lekkerland worden herontwikkeld. Bouwfonds Ontwikkeling II B.V. heeft plannen opgesteld om in het plangebied circa 114 woningen te ontwikkelen. De ontwikkeling heeft een toename van de verharding als gevolg.
Het plangebied is gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater zoals dat is vastgelegd in de provinciale milieuverordening. Het grondwater ter plaatse dient als bron voor de lokale drinkwatervoorziening. Om de kwaliteit hiervan te waarborgen zijn er aanvullende regels gesteld om het grondwater te beschermen. Afhankelijk van de betrokken zone geldt een lichter of zwaarder beschermingsregime.
Grondwater
In de nieuwe situatie worden de grondwaterstanden in het plangebied niet permanent gewijzigd (verhoogd of verlaagd) ten opzichte van de huidige situatie. Als gevolg van de realisatie van de woningbouw worden daardoor geen negatieve effecten op het grondwater verwacht.
Grondwaterbeschermingsgebied
Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Dit is het gebied waaruit het drinkwater voor nu en de komende generatie (50 jaar) wordt opgepompt. Hierdoor mogen de ontwikkeling en de bouw in principe geen sterk milieubelastende activiteiten met zich brengen die het grondwater negatief kunnen beïnvloeden. Wanneer wel milieubelastende activiteiten zullen plaatsvinden moet er een vergunning/ontheffing worden aangevraagd.
In de provinciale milieuverordening is uitgebreid beschreven om welke activiteiten dit gaat. Bij verdere uitwerking van het plan worden negatieve effecten op het grondwater zo veel mogelijk voorkomen door:
Afbeelding 13: overzicht milieubeschermingsgebieden voor grondwater, in geel kader globale ligging van het plangebied (bron: Provincie Zuid-Holland)
Afkoppelen
Het afvalwater afkomstig van de nieuwe bebouwing zal via een nieuw aan te leggen rioleringsstelsel (DWA) worden aangesloten op het bestaande gemengde rioolstelsel ten noorden van het plangebied. Gezien de bodemsamenstelling en de hoge grondwaterstand zal het schone hemelwater van daken niet worden geïnfiltreerd maar zal het worden afgevoerd naar het oppervlaktewater in de omgeving. Zo wordt de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet belast met relatief schoon water. Regenwater afkomstig van wegverharding rondom de bebouwing wordt bij voorkeur gezuiverd door een bermpassage van ten minste 2 m alvorens het wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Waterkwantiteit
Bij een (verwachte) toename van verharding dient de extra verharding te worden gecompenseerd. Een overzicht van deze compensatieberekening is onderstaand opgenomen.
Bij nieuwe verharding wordt 436 m3 per hectare verhard oppervlak watercompensatie verplicht door waterschap Rivierenland. De watercompensatie dient gerealiseerd te worden in de vorm van oppervlaktewater boven zomerpeil. De toelaatbare peilstijging in het oppervlaktewater is 0,20 m. Op basis van de stedenbouwkundige schets en de compensatie berekening is er voldoende oppervlaktewater aanwezig om de toename in verharding te compenseren.
Waterkwaliteit
Het afgekoppelde hemelwater afkomstig van daken wordt gezien als schoon omdat er geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden.
Bouwrijp en woonrijp maken
De drooglegging van het plangebied bedraagt in de huidige situatie slechts circa 0,3 tot 0,7 meter. Om te voldoen aan de droogleggingsnormen van waterschap Rivierenland moet het plangebied mogelijk opgehoogd worden. Geadviseerd wordt om de straat- en bouwpeilen verder uit te werken in een waterhuishoudingsplan.
Beheer en onderhoud
De nieuwe A-watergangen komen in beheer van het waterschap wanneer de watergangen vanaf de Tiendwegwetering met de boot bereikbaar zijn om varend onderhouden te kunnen worden en wanneer er rekening is gehouden met beheer en onderhoudstroken.
Het stuk tussen de 2 duikers wordt een B-watergang omdat deze niet door de maaiboot te bereiken is vanaf de Tiendwegwetering en zal daarom door de gemeente onderhouden worden.
Bij de A-watergangen moet rekening gehouden worden met een keurstrook van 5 m vanaf de insteek op het maaiveld bij onderhoud vanaf de kant, voor de B-watergang moet rekening gehouden worden met een keurstrook van 1,5 m vanaf de insteek op het maaiveld. De kavels langs het water worden opgeleverd met beschoeiing. De beschoeiing en instandhoudingsverplichting komen in eigendom van de kaveleigenaar.
In de te sluiten overeenkomsten en/of lasten & beperkingen wordt indien van toepassing een artikel opgenomen over de beschermingszone van de A-watergang of B-watergang.
Waterkering
De voorgenomen bebouwing ligt niet in de keur- of beschermingszone van een waterkering.
Bij de ontwikkeling van het onderhavige plan wordt voldaan aan de eisen van het waterschap. Het aspect water vormt dan ook geen belemmering voor het onderliggende plan.