direct naar inhoud van 4.3 Archeologie en cultuurhistorie
Plan: De Compagnie
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0571.DeCompagnie2010-OH01

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

4.3.1 Beleid en wetgeving

      • Europees

Verdrag van Malta en Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz)

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:

  • Het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ).
  • Het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt.
  • Het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening.
  • Het verbreden van het draagvlak voor de archeologie.
  • Het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.

De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van omgevingsvergunningen voor het bouwen en voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en daarmee rekening houden bij de ruimtelijke ordeningsprocessen.

      • Provinciaal

Sinds 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht, die de verantwoordelijkheid voor archeologie bij gemeenten legt. De Provincie Zuid-Holland heeft voor haar grondgebied de archeologische waarden in beeld gebracht in de Provinciaal Cultuurhistorische Hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0571.DeCompagnie2010-OH01_0013.png"

      • Gemeentelijk

Beleidsnotitie archeologie

Met de ratificatie van het Verdrag van Malta zijn gemeenten het bevoegd gezag geworden bij archeologische handelingen die worden verricht op het gemeentelijk grondgebied. Om aan deze bevoegdheid en verantwoordelijkheid invulling te geven hebben de acht gemeenten in Alblasserwaard-Vijheerenlanden een regionaal archeologiebeleid geformuleerd. Deze beleidsnota is onderdeel van een drieluik, dat verder bestaat uit een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.

In 2007 hebben de acht gemeenten gekozen om invulling te geven aan de zogenaamde middenvariant, waarbij archeologie een vertaling krijgt in het ruimtelijkeordeningsinstrumentarium. De beleidsnota archeologie is hier de uitwerking van. Deze nota is vastgesteld op 9 december 2009 door het Algemeen Bestuur van de Regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden.

Op de archeologische verwachtingskaart valt het plangebied binnen drie verschillende zones. Het gaat hierbij om een gedeelte met een lage archeologische verwachtingswaarde (Geel), een gedeelte met een middelmatige verwachtingswaarden (Groen) en een gebied met een hoge verwachtingswaarde (Roodbruin).

afbeelding "i_NL.IMRO.0571.DeCompagnie2010-OH01_0014.png"Afbeelding 12: uitsnede Archeologische verwachtingskaart gemeente Nieuw-Lekkerland (oranje: plangebied)

Naar verwachting wordt de beleidsnotitie in november 2010 vastgesteld door de gemeente Nieuw-Lekkerland.

4.3.2 Conclusie

Het plangebied ligt op grond van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland in een zone met lage kans op archeologische sporen. Volgens provinciaal beleid is er derhalve geen (verkennend) archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van onderhavig project.

Het plangebied ligt op grond van de archeologische verwachtingskaart van de regio Alblasserwaard-Vijfheerenlanden in drie verschillende verwachtingszones. Ten aanzien van deze zones gelden de volgende verstoringscriteria:

  • 1. Hoge verwachting aan of nabij het oppervlak (Roodbruin); voor het noordelijk gebied direct grenzend aan de bestaande woonwijk. Bij ingrepen in dit gebied groter dan of gelijk aan een oppervlak van 250 m² en dieper dan 30 centimeter is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  • 2. Middelmatige verwachting (Groen); voor het oostelijk deel van het plangebied direct grenzend aan de woningen langs de Middelweg. Bij ingrepen in dit gebied groter dan of gelijk aan een oppervlak van 500 m² en dieper dan 30 centimeter is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
  • 3. Lage verwachting (Geel); voor het overige plangebied. Bij ingrepen in dit gebied groter dan of gelijk aan een oppervlak van 10.000 m² en dieper dan 30 centimeter is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Gelet op bovenstaande criteria en de voorgenomen woonbebouwing zijn in het ontwerpbestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen voor de in het plangebied voorkomende archeologische verwachtingswaarden. Voor de start van grondwerkzaamheden zal een (verkennend) archeologisch onderzoek moeten worden uitgevoerd op basis van het gemeentelijk beleid.

4.3.2.1 Nader onderzoek

In opdracht van Bouwfonds Ontwikkeling is door Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud BV in november 2010 een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd ten behoeve van een plangebied in Nieuw-Lekkerland, gemeente Nieuw-Lekkerland, provincie Zuid-Holland. Het plangebied staat bekend onder de naam 'De Compagnie' (zie bijlage 4).

Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek luidde de verwachting dat zich in het noordelijk deel van het plangebied mogelijk de Stroomrug van Bleskensgraaf aanwezig zou kunnen zijn (die een hoge verwachtingswaarde is toegekend op de gemeentelijke verwachtings- en waardenkaart). Daarnaast werd er rekening mee gehouden dat zich hier mogelijk archeologische waarden op zouden kunnen bevinden. Daarnaast kon niet worden uitgesloten dat zich in de top van het veen, indien intact, ook archeologische resten zouden kunnen bevinden (alhoewel de rest van het plangebied op de gemeentelijke verwachtings- en waardenkaart een lage verwachtingswaarde is toegekend).

Het veldonderzoek heeft inderdaad de aanwezigheid van de Stroomrug van Bleskensgraaf in het noordelijk deel van het plangebied bevestigd. Echter, de hiertoe behorende oever- en beddingafzettingen blijken ernstig te zijn verstoord als gevolg van subrecente bodemverstorende activiteiten. Daarnaast is er de nodige verstoring als gevolg van overstromingen van de Lek waargenomen. Deze laatsten hebben ook de top van het Hollandveen (groten)deels aangetast. Tenslotte zijn er tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren en bewoningslagen aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een (intacte) vindplaats. Gesteld kan worden dat de kans op de aanwezigheid van (intacte) archeologische waarden binnen het plangebied door de waargenomen bodemverstoring laag kan worden ingeschat.

4.3.2.2 Selectieadvies

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek wordt de kans op de aanwezigheid van (intacte) archeologische waarden binnen het plangebied laag ingeschat en is nader archeologisch onderzoek niet nodig, en wel om de volgende redenen:

  • Er zijn geen archeologische indicatoren/bewoningslagen aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats en daarnaast is;
  • het bodemprofiel tot op maximaal 1,2 m - mv verstoord;
  • de (top van de) Stroomrug van Bleskensgraaf is verstoord;
  • de top van het Hollandveen Laagpakket is over het algemeen sterk geërodeerd;
  • het grootste deel van het plangebied was al een lage verwachtingswaarde toegekend;

Dientengevolge wordt aanbevolen het plangebied voor wat betreft het aspect archeologie vrij te geven.

Zowel het bureauonderzoek als het veldonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.