direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch met waarden - Weidevogelgebied
Plan: Simonshaven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0568.BNSSIMDRP012011-0901

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Weidevogelgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Weidevogelgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. akkerbouw, opengrondse tuinbouw met uitzondering van fruitteelt, en grondgebonden veehouderij;
  • b. de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden en in het bijzonder de instandhouding van de habitats van weidevogels;
  • c. wegen en paden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, uitgezonderd bestaande bebouwing ter plaatse van de aangeduide bouwvlakken.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. diepploegen, dat wil zeggen het extra diep omploegen van de gronden waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd (0,4 meter of meer diep);
  • g. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • h. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder tevens begrepen het telen en kweken van bomen heesters (inclusief fruitbomen en boomgaarden), alsmede het beplanten met c.q. de teelt van maïs;
  • i. het (chemisch) scheuren van grasland, anders dan voor graslandverbetering;
  • j. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.
4.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op:

  • a. werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  • b. werken en werkzaamheden die reeds bestaan of in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  • c. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
  • d. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
4.3.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun bestemming;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit.