direct naar inhoud van 5.16 Besluit milieueffectrapportage
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.bplg2012-vgx1

5.16 Besluit milieueffectrapportage

Toetsingskader

Voor een bestemmingsplan Landelijk Gebied kan sprake zijn van verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer).

Een mer-beoordelingsplicht is aan de orde wanneer in het bestemmingsplan een landinrichtingsproject wordt mogelijk gemaakt:

  • functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw, of;
  • vestiging van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 hectare of meer.

Ook voor omvangrijke recreatieve ontwikkelingen kan sprake zijn van een mer-beoordelingsplicht. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiĆ«le effecten.

Een planmer-plicht is aan de orde wanneer het bestemmingsplan:

  • kaderstellend is voor een toekomstig besluit over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten: bijvoorbeeld bedrijfsactiviteiten die in het kader van de omgevingsvergunning milieu mer-(beoordelings)plichtig zijn. Voor veehouderijen zijn in de D-lijst bij het Besluit mer drempelwaarden opgenomen ;
  • mogelijkheden biedt voor activiteiten die een significant negatief effect kunnen veroorzaken op Natura2000-gebieden (het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 is noodzakelijk).

Onderzoek

Mer-beoordelingsplicht

In het bestemmingsplan worden geen functiewijzigingen of ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarbij sprake is van een overschrijding van de drempelwaarden uit het Besluit mer. Gelet op de kenmerken van de ontwikkelingsruimte (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de milieusituatie binnen het plangebied en de kenmerken van de potentiƫle effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

Planmer-plicht

Binnen het landelijk gebied van Lisse wordt prioriteit gegeven aan de primaire Greenportfuncties (bollencluster, vaste planten, bloemencluster en toerisme) boven niet primaire Greenportfuncties (overige landbouw, veeteelt). De incidenteel aanwezige veehouderijen spelen dan ook een ondergeschikte rol. Gezien de huidige aanwezige dieraantallen in de gemeente Lisse (volgens het CBS gemiddeld 68 melk-, kalf- en zoogkoeien ouder dan 2 jaar en vrouwelijk jongvee tot 2 jaar per bedrijf) in relatie tot de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. (340 stuks per bedrijf) en de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt, is het niet aannemelijk dat bij toekomstige initiatieven drempelwaarden uit het Besluit mer worden overschreden. Het bestemmingsplan is dan ook niet kaderstellend voor toekomstige besluiten over mer-(beoordelings)plichtige activiteiten.

De algehele ontwikkeling van de agrarische bedrijven die binnen het plangebied wordt geboden, zal daarnaast ook geen significantie negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van habitattypen en/of -soorten in omliggende Natura 2000-gebieden. De afstand van stikstofgevoelige habitattypen binnen de relevante Natura 2000-gebieden tot melkveehouderijbedrijven is namelijk relatief groot. Het Natura 2000-gebied Kennemerland Zuid is op circa 1,3 km ten noordwesten van het plangebied gelegen en het Natura 2000 gebied Coepelduynen op 5,6 km ten zuidwesten van het plangebied. De afstanden van de meest gevoelige habitattypen tot de melkveehouderijbedrijven zijn nog groter. Door deze afstand zullen de mogelijke effecten zeer beperkt zijn. Daarnaast zal de extra belasting door stikstofdepositie binnen de Natura 2000 gebieden meevallen omdat de heersende windrichting in Nederland noordwest is en de gebieden ten westen van het plangebied liggen. Een eventuele toename van stikstof zal dus hoofdzakelijk ten noordoosten van het plangebied neerslaan. Daarnaast is binnen het landelijk gebied van Lisse de tendens te zien van een afname van het aantal boerenbedrijven en over het algemeen ook een afname van de veestapel (bron: CBS-statline). Deze trend leidt tot een afnemende achtergrondbelasting en stikstofdepositie vanuit agrarische bedrijven op de Natura 2000-gebieden. De ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt zal dan ook niet leiden tot significante negatieve effecten op Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat voor het bestemmingsplan Landelijk Gebied Lisse geen sprake is van verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage.