direct naar inhoud van 5.1 Landschap en cultuurhistorie
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.bplg2012-vgx1

5.1 Landschap en cultuurhistorie

5.1.1 Ontginningsgeschiedenis

De huidige landschapsstructuur is enerzijds ontstaan als gevolg van natuurlijke processen, anderzijds door de wijze waarop de mens gebruik heeft gemaakt van het landschap.

Het plangebied is grotendeels gesitueerd op de meest oostelijke strandwal. De eerste sporen van bewoning dateren van ongeveer 2500 voor Chr. De strandwallen waren de eerste gronden die in cultuur zijn genomen. Het wegen- en kavelpatroon op de strandwallen is ontstaan in de periode van de 7e tot de 11e eeuw. Ten behoeve van de ontginning van cultuurgrond werden de strandwallen ontbost. Aan het einde van de 13e eeuw was dit proces voltooid. Geleidelijk aan werden vervolgens de lage natte delen tussen de strandwallen (de strandvlakten) ontgonnen. Dit ging eveneens gepaard met het rooien van bos. De strandvlakten werden in gebruik genomen als grasland en essenhakhout, de strandwallen als bouwland.

In de 17e eeuw werd begonnen met het afgraven van strandwallen en duingebieden ten behoeve van stadsuitbreidingen. Bloembollen konden goed gedijen op deze nieuw ontstane geestgronden, zodat deze gronden voor de bollenteelt ingezet werden. De hoogteverschillen tussen strandwallen en strandvlakten werden vrijwel genivelleerd waardoor de waterhuishouding geoptimaliseerd kon worden. Kenmerkend voor het merendeel van de afgegraven gebiedsdelen zijn de zanderijvaarten. Via deze vaarten werd het zand afgevoerd. Tegenwoordig zijn deze vaarten van belang voor de waterhuishouding. In de voormalige strandvlakten zijn minder watergangen aanwezig.

De Leidsevaart (ook wel Haarlemmertrekvaart genoemd) is in 1657 gegraven om zand uit de strandwallen en duinen per schip naar de steden te vervoeren. Plaatselijk zijn langs de randen van de geheel geëgaliseerde percelen nog steilrandjes aanwezig als restanten van het vroegere reliëf. Ook de spoorlijn en sommige oude wegen en boerderijen liggen hoger in het landschap.

In het zuidoostelijk deel van het plangebied zijn de Lisserpoelpolder en de Rooversbroekpolder gesitueerd. De Lisserpoelpolder is ontstaan in 1622 na het droogmalen van de Lisserpoel, welke onderdeel uitmaakte van het merengebied van de Kagerplassen. Ten oosten van de Lisserpoel was het veeneiland Rooversbroek (broek betekent hier veengrond) gesitueerd, dat na het droogmaken van de Lisserpoel is afgegraven.

5.1.2 Huidige situatie

Landschappelijke hoofdstructuur

Het buitengebied van Lisse behoort voor het grootste deel tot de Bollenstreek zoals gedefinieerd in het regioprofiel. De landschappelijke hoofdstructuur wordt bepaald door de noordoost-zuidwestgerichte kustlijn, met parallel daaraan de duinen, strandwallen en -vlakten. De belangrijkste wegen en waterlopen alsmede de spoorlijn volgen deze richting.

Ook in het bebouwingspatroon is deze richting in het landschap herkenbaar. Centraal in het gehele plangebied is een strandwal gesitueerd, die aan de westzijde wordt geflankeerd door een strandvlakte, en aan de oostzijde door de droogmakerij en veenpolders. Op deze strandwal is de kern Lisse gelegen.

Landschapstypen

In het plangebied komen twee landschapstypen voor: het zanderijlandschap en het droogmakerijlandschap, zie figuur 5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bplg2012-vgx1_0007.jpg"

Zanderijlandschap

Het plangebied bestaat grotendeels uit het zanderijlandschap, dat is opgebouwd uit strandwallen en strandvlakten, die zich van elkaar onderscheiden door verschil in agrarisch gebruik, wegenpatroon, bebouwingspatroon, waterlopenpatroon en beplantingspatroon. Het verschil in landschapskenmerken tussen strandwal en strandvlakte (hoogteverschillen, beplantingen) is in belangrijke mate genivelleerd door zandwinning en bollenteelt.

Kenmerkende beplanting langs kavels en erfbeplanting is in het gebied nauwelijks nog aanwezig. Als gevolg van optimalisering van het grondgebruik is een groot deel van de oorspronkelijke beplanting verdwenen. De beplanting is beperkt tot de (park)bossen van de landgoederen op de strandwal (Keukenhof, Reigersbos) en de strandvlakte (Lageveensepolder) en verspreid gelegen bossingels, pestbosjes en heggen en hagen.

De Lageveensepolder behoort eveneens tot het zanderijlandschap. Deze polder bestaat uit afwisselend bosstroken en percelen grasland (zogenaamd coulissenlandschap), waardoor het gebied een tamelijk besloten karakter heeft. De begrenzing van de verschillende open ruimtes vindt plaats door hoog opgaand aaneengesloten loofbos en essenhakhout. De Lageveense molen (1890), nabij het spoor, vormt een karakteristiek landschapselement. Aan de noordrand van De Keukenhof, aan de Lisserbeek, is een tweede molen gesitueerd.

Het zanderijlandschap is grotendeels in gebruik voor de bollenteelt, waardoor het gebied een open tot halfopen karakter heeft (zie figuur 5.1). Het noordelijk deel van het plangebied, dat aansluit op het bollenteeltgebied in de gemeente Hillegom, heeft een open karakter. Ook hier zijn de voor dit landschapstype kenmerkende zanderijvaarten aanwezig. Ten zuiden van de Spekkelaan is sprake van een halfopen coulissenlandschap.

De overige, ten zuiden van de Lageveensepolder en Essenlaan gesitueerd agrarische gebieden, hebben een halfopen karakter als gevolg van bebouwing en kassen langs wegen.

Droogmakerijlandschap

Het droogmakerijlandschap is in het zuidoostelijk deel van het plangebied gesitueerd en bestaat uit twee polders: de Lisserpoelpolder en de Rooversbroekpolder. De polders worden omgeven door de hooggelegen dijken van de Rijnsloot en de Ringvaart van de Haarlemmermeer.

De Lisserpoelpolder is een droogmakerij van een oorspronkelijk natuurlijk meer. Het voormalige veeneiland Rooversbroek is niet meer als zodanig herkenbaar. Het hoogteverschil tussen Rooversbroek en de Lisserpoelpolder is nagenoeg nihil.

Ten opzichte van het omringende land is er wel sprake van een opvallend niveauverschil. De polders liggen ongeveer 3 m lager dan de strandwal aan de westzijde van de polder. De overgang wordt versterkt door het verschil in bodemgebruik: de bollenvelden op de strandwal maken vrij plotseling plaats voor weilanden en glastuinbouw in de vorm van kassen. Door het binnendringen van de tuinbouw als grondgebruik in de Lisserpoelpolder wordt dit contrast overigens aangetast.

De Lisserpoelpolder is overwegend in gebruik als grasland. Het gebied heeft een vrij grote mate van openheid en een kenmerkende smalle, op de ringvaart en strandwal georiënteerde verkaveling. Het noordelijk deel van deze polder is ontwikkeld als stedelijk gebied met een menging van hoogbouw en laagbouw. In het zuidoostelijk deel van de polder is aan de ringvaart de molen Lisserpoelpolder gesitueerd. Deze molen dateert mogelijk uit 1676.

De Rooversbroekpolder is meer besloten van aard, als gevolg van verspreid staande glastuinbouwcomplexen. Naast de glastuinbouw is deze polder voornamelijk in gebruik als grasland en opengrondtuinbouw.

Het meest zuidelijk deel van het plangebied betreft een deel van de Hellegatspolder, dat zich verder uitstrekt over het grondgebied van de gemeente Sassenheim en Warmond. Deze polder maakt deel uit van het veenweidelandschap en is in gebruik voor de veehouderij.

5.1.3 Cultuurhistorie

Een groot deel van het plangebied ligt in het door de provincie aangewezen cultuurhistorische Topgebied Bollenstreek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bplg2012-vgx1_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bplg2012-vgx1_0009.png"

Figuur 5.2 Topgebieden

In het Regioprofiel Bollenstreek is beschreven dat het gebied nog een hoge dichtheid heeft aan cultuurhistorische waarden, waarbij in veel gevallen sprake is van een overlapping van archeologisch, landschappelijk en stedenbouwkundig belangrijke gebieden. Het cultureel erfgoed is nog in grote mate bepalend voor de karakteristiek en de identiteit van de streek. Voor deze gebieden geldt dat de cultuurhistorische identiteit sterk richtinggevend is voor de inrichting van de ruimte. Bij nieuwe ontwikkelingen zijn de karakteristieke streekeigen kenmerken van het gebied uitgangspunt voor het ontwerp.

De kenmerkende structuren en elementen van de Bollenstreek zijn:

  • zanderijlandschap (afgegraven strandwallen) dat gekenmerkt wordt door een patroon van brede watergangen, hoge wegen, bollenvelden en hagen. Herkenbaar lineair patroon van kernen op oude strandwallen;
  • strandvlaktes, gelegen tussen de strandwallen, waar een laag veen op het zand is ontstaan. Deze graslanden zijn op veel plaatsen omgespoten tot land voor de bollenteelt (bijvoorbeeld de Hogeveense Polder). Op enkele plaatsen, zoals in de Lageveense Polder, zijn stukken intact en ingericht met loofbos en weilanden;
  • landschap met een vlak en open karakter en weinig opgaande beplanting. Slechts in de delen die nooit zijn afgegraven (met bewoning en belangrijke infrastructuur) is het oude strandwallen- en strandvlaktenlandschap zichtbaar;
  • uniek gebied bij Lisse, tussen de Essenlaan en de Spekkelaan, met bollenvelden omzoomd door houtwallen.
  • gebied rond de Keukenhof, tussen Lisse en de Haarlemmer Trekvaart, met veel kenmerken van het negentiende-eeuwse landschap vóór de grootschalige zandafgravingen met een inrichting met hakhoutpercelen en weilanden. Van de vele buitenplaatsen is Landgoed de Keukenhof behouden. De overgang van de hogere oude duinen naar de lager gelegen strandvlakte is nog waarneembaar;
  • Trekvaart tussen Leiden en Haarlem, gegraven in 1657. Daarnaast de spoorlijn tussen deze twee plaatsen, aangelegd in 1843. De spoorlijn ligt duidelijk hoger dan de bollenvelden door het afzanden van de oude duinen.
  • de Veenenburgerlaan, een hoge weg te midden van een fraai zanderijlandschap. Het gebied ter weerszijden van de Veenenburgerlaan is een uitgestrekt open bollengebied waarin de hooggelegen wegen het oorspronkelijk niveau van de oude duinen aangeven;
  • Keukenhofmolen, in 1892 gebouwd in Scharmer (provincie Groningen), in 1957 als toeristische attractie verhuisd naar de Keukenhof, Lageveense Molen (1890), Hoogeveense Molen (1654).

De provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart geeft aan dat de het Keukenhofbos, de Lageveensepolder en het zanderijlandschap ten noordwesten van De Keukenhof een hoge waarde bezitten op historisch-landschappelijk vlak. De Oude Zandsloot/Lisserbeek, ten noorden van de Keukenhof, bezit een hoge waarde als historisch-landschappelijke lijn, terwijl de Veenenburgerlaan een zeer hoge waarde heeft als historisch-landschappelijk lijn. De Loosterweg wordt aangeduid als historisch-landschappelijke lijn met een redelijke hoge waarde.

De zuidpunt van de Lageveensepolder vormt een landschappelijk contrastpunt van zeer hoge waarde.

De ringdijk van de Lisserpoelpolder is tenslotte aangeduid als historisch-landschappelijke lijn met een hoge waarde. De polder zelf is een historisch-landschappelijk vlak met een redelijk hoge waarde.

De molens en bijbehorende molenbiotopen zijn van hoge cultuurhistorische waarde. Binnen het plangebied liggen ook nog delen van het landgoedbiotoop de Keukenhof, zoals het Keukenhofbos. Voor 't Huys Dever (14e eeuw) is een kasteelbiotoop opgenomen. Het gebouw is een zogenaamde woontoren of donjon, een versterkt woonhuis. Ze heeft de vorm van een gesloten hoefijzer, waarvan de ronde zijde naar het westen is gekeerd. Van deze kleine Middeleeuwse burchten is vrijwel geen enkele meer over en bovendien is Dever door zijn vorm volkomen uniek. 't Huys Dever is via een laan gekoppeld aan de Heereweg die de strandwal volgt.

Delen van de Heereweg en Achterweg-Zuid zijn aangemerkt als linten met een redelijk hoge waarde, waarbij de structuur intact is.

 

5.1.4 Monumenten en cultuurhistorische waarden

In het plangebied zijn meerdere monumenten aanwezig. In Bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de rijks- en gemeentelijke monumenten die in het plangebied aanwezig zijn. Naast het overzicht is tevens een beschrijving van de monumenten in de bijlage opgenomen. Bescherming van de rijksmonumenten vindt plaats via het spoor van de Monumentenwet.

In de Bollenstreek staat een groot aantal bollenschuren. Deze zijn vanaf 1880-1910 gebouwd voor het drogen van bloembollen. Omdat in deze jaren de bollenteelt een zeer goed lopende bedrijfstak was, is vaak veel aandacht en geld besteed aan de bouw van bollenschuren. Veel bollenschuren kenmerken zich door een architectuur die karakteristiek is voor de Bollenstreek (bijvoorbeeld de hoge, grote ramen, één of meerdere bouwlagen en de aanwezigheid van stellingen). De meeste bollenschuren hebben hun oorspronkelijk functie verloren, staan vaak leeg, worden verbouwd of zullen worden gesloopt. Veel traditionele bollenschuren zijn vervangen door loodsen zonder noemenswaardige architectonische kwaliteit. Er zijn echter ook waardevolle bollenschuren bewaard gebleven. Deze maken deel uit van het cultuurhistorisch erfgoed van de streek.

In 2005 is door elf gemeenten in de Duin- en Bollenstreek en de Projectgroep Behoud en Herbestemming Bollenschuren samengewerkt aan het opstellen van een Regionaal Bollenschurenbeleid en een Regionale Collectie Bollenschuren. In deze Regionale Collectie zijn voor het plangebied de volgende bollenschuren opgenomen:

adres   type  
Heereweg 423-425 (plus woning)   4  
Heereweg 429   4  
Heereweg 441b   5  
Heereweg 450-452 (plus woning)   4  
Zwartelaan 30 (narcissenloods)   4  

Type 1 Representativiteit qua architectuur

  • a. Typologie: de schuren moeten een beeld geven van de ontwikkelingsgeschiedenis van de bollenschuur, gelet op bouwstijl en periode. De collectie moet de karakteristieke kenmerken van de 4 hoofdtypen bollenschuren vertonen (aantal bouwlagen, materiaalgebruik, dakvorm, uiterlijk van de gevels, samenhangend met de wijze waarop (oorspronkelijk) het binnenklimaat in de schuur geregeld werd. Daarnaast zijn ook unieke, afwijkende bouwstijlen van belang.
  • b. Exterieur: het is een pré als het exterieur van de schuur nog originele elementen heeft (hardstenen ornamenten, naam in de gevel en dergelijke), zowel sobere uitstraling als rijke ornamentering is van belang.
  • c. Interieur: droogstellingen, kantoor, pakplaats, trap, lift en dergelijke. Een gedeelte hiervan kan eventueel intact blijven.
  • d. Zeldzaamheid: houten schuren en houten narcissenloodsen zijn zeldzaam: die moeten extra beschermd worden; ook streekeigen materiaal (kalkzandsteen) is van belang.

Type 2 Representativiteit qua situering van de schuur

  • a. Ligging van de schuur: 1. in het open bollenland, 2. langs vaarten, wegen of (lint)bebouwing, 3. in de centra van de dorpen.
  • b. Ensemblewaarde: relatie van de bollenschuur met de overige bebouwing: bijvoorbeeld kantoor, woning voor de kweker of schuurbaas (losstaand of vast aan de schuur).
  • c. Landschappelijke elementen: relatie bollenschuur met landschap (bollenland, vaart, kade, zanderijsloten, hoge wegen, beukhagen).
  • d. Clusterwaarde: locatie waar op één plek een hoge concentratie bollenschuren bij elkaar staat, die elk voor zich misschien minder waardevol zijn, maar die als cluster het belang van de bollencultuur onderstrepen en die de ontwikkelingsgeschiedenis op één plek tonen.

Type 3 Gaafheid

  • a. Originaliteit: de schuren moeten nog grotendeels in oorspronkelijke staat verkeren of daar weer in terug te brengen zijn (bijvoorbeeld oorspronkelijke ramen of deuren herstellen, beplating verwijderen). Het is echter geen doorslaggevend criterium: puntgave schuren die kunsthistorici het mooist vinden, hoeven niet de belangrijkste schuren voor onze streek te zijn.
  • b. Bouwkundige staat: schuren mogen niet te bouwvallig zijn of onherstelbaar verknoeid zijn (bijvoorbeeld gepleisterd, geverfd).
  • c. Zichtbaarheid: schuren die zijn ingebouwd door woningen of bedrijfsbebouwing verliezen aan waarde, maar dat betekent niet dat bollenschuren die uit het zicht geraakt zijn, niet geselecteerd mogen worden. Dat is ook afhankelijk van de aard van de bebouwing (woonwijk of rommelige loodsen).

Type 4 Toeristische waarde (secundair criterium)

  • a. Originele (bijna museale) bollenschuren zijn de meest interessante schuren voor toeristen.
  • b. Bollenschuren die vanaf de weg in het (open) landschap duidelijk zichtbaar zijn, zijn van belang voor de karakteristiek van de Duin- en Bollenstreek.

Type 5 niet gedefinieerd in het Regionaal Bollenschurenbeleid en een Regionale Collectie Bollenschuren

5.1.5 Ontwikkelingsperspectief

In de bollensector wordt enerzijds een verdere intensivering van het grondgebruik verwacht met meer glasopstanden en bedrijfsbebouwing, anderzijds een extensivering van het grondgebruik in relatie tot grootschalige teelten en beperkingen vanuit de milieuwetgeving. Verdere uitbreiding van de bebouwing kan ten koste gaan van de openheid van het landschap, door een toename van bebouwing in open gebieden en ter plaatse van doorzichten.

In het Landschapsperspectief in de Intergemeentelijke Structuurvisie wordt behoud van de openheid als uitgangspunt gehanteerd. De openheid van het bollenteeltgebied bepaalt sterk het landelijk karakter van het buitengebied. Dit landelijke karakter vormt een sterk contrast met het aangrenzende stedelijke gebieden op de westflank van de Randstad. Bovendien is het zicht op het bollenteeltgebied van grote toeristisch-recreatieve en landschappelijke waarde (in het bollenseizoen). Het is belangrijk om in de nabijheid van de stad de weidsheid van het landschap te kunnen ervaren.

Het landschapsperspectief streeft naar een versterking van de parallelle noord-zuidordening en naar een duidelijker onderscheid tussen strandwal en strandvlakte. Dit kan bereikt worden door het aanbrengen van laanbeplanting langs doorgaande wegen op de strandwallen. De noord-zuidgerichte zichtlijnen moeten behouden blijven. Versterking van zichtlijnen kan plaatsvinden door niet grondgebonden bedrijfsvormen te verplaatsen naar agrarische bedrijventerreinen.

Daarnaast streeft het Landschapsperspectief naar de volgende ontwikkelingen:

  • behoud natuurgebied in de Lageveensepolder;
  • actief vergroten van de openheid in de Beekpolder;
  • behoud van de niet verstedelijkte zone tussen Lisse en Sassenheim (openheid en agrarisch gebruik Lisserpoelpolder);
  • behoud en versterking van markante zichtlijnen in de Lisserpoelpolder.