direct naar inhoud van 4.2 Landbouw
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0553.bplg2012-vgx1

4.2 Landbouw

In deze paragraaf wordt op alle ontwikkelingsrichtingen ten aanzien van de agrarische bedrijven ingegaan. Daarbij komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • begrippen;
  • grondgebruik;
  • vormgeving bouwvlakken;
  • bouwmogelijkheden per productietak;
  • vergroting bouwvlakken;
  • nieuwvestiging, splitsing en verplaatsing;
  • nevenactiviteiten;
  • vervolgfuncties op vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen;
  • sanering;
  • Ruimte voor Ruimte.

4.2.1 Begrippen

Om duidelijk te maken waarover gesproken wordt, is het belangrijk om een aantal begrippen te definiëren. Ten aanzien van het aspect landbouw worden de volgende begrippen gedefinieerd en gehanteerd.

Bollenteelt

Voor de bollenteelt wordt een ruime definitie gehanteerd:

  • de teelt van bloembollen, bolbloemen en knolgewassen;
  • de teelt van snijbloemen en van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten;
  • de teelt van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt;
  • broeierijen als onderdeel van een grondgebonden bollenteeltbedrijf.

Sierteelt, boomkwekerij/-teelt, fruitteelt en bosbouw worden niet gerekend tot de bollenteelt en betreffen afzonderlijke productietakken.

Door deze ruime definitie ontstaat ruimte voor een flexibele en vernieuwende bedrijfsvoering met inpassing van wisselteelten en andere tuinbouwactiviteiten anders dan bollenteelt en bloembollenteelt.

Gemengde teeltbedrijven

Binnen het bollencomplex maken teeltbedrijven in meer of mindere mate gebruik van ondersteunend glas. Wanneer teelt onder glas in omvang en betekenis gelijkwaardig is aan de teelt op open grond, wordt gesproken over gemengde teeltbedrijven.

De volgende definitie is gehanteerd: een bedrijf dat gericht is op het duurzaam en intensief telen van zowel bloembollen, bolbloemen, snijbloemen als van vergelijkbare laagblijvende eenjarige en vastbloeiende tuinplanten met uitzondering van sierteelt in zowel de volle grond als onder glas, alsmede van vollegronds tuinbouwproducten als eenjarige wisselteelt en dat ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik heeft.

Stekbedrijven

Stekbedrijven zijn agrarische bedrijven die nagenoeg geheel gericht zijn op het vermeerderen van vaste planten tot het stadium van uitgangsmateriaal. Deze bedrijven nemen binnen het bollencomplex een eigen positie in met een eigen productieproces waarin open grond en kasruimte onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ook deze bedrijven hebben ten minste 3.000 m² glas duurzaam in gebruik.

Sierteelt

Sierteelt is een afzonderlijke productietak. De volgende definitie is gehanteerd: de teelt van wintergroene siergewassen, alsmede sierstruiken en sierbomen.

Boomkwekerij/-teelt

Ook boomkwekerij/-teelt is een afzonderlijke productietak. De volgende definitie is gehanteerd: de teelt van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.

Fruitteelt

De volgende definitie is gehanteerd: de teelt van fruit op open grond.

Bosbouw

De volgende definitie is gehanteerd: de teelt van bomen vanwege de houtproductie.

Grondgebonden veehouderij

Grondgebonden veehouderij betreft het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond. Onder grondgebonden veehouderij wordt tevens verstaan:

  • het houden van schapen en geiten;
  • het fokken van paarden.

Paardenhouderijen, maneges en daarmee vergelijkbare bedrijven worden hiertoe niet gerekend.

Intensieve veehouderij

Intensieve veehouderij betreft de teelt van slacht-, fok-, leg- en pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.

4.2.2 Grondgebruik

In het bestemmingsplan is het grondgebruik geregeld. Uitgangspunt voor de regeling is het bestaande, legaal tot stand gekomen gebruik en de regelingen in de vigerende bestemmingsplannen gecombineerd met de zonering zoals beschreven is hoofdstuk 3. In de zonering wordt immers tot uitdrukking gebracht welke ruimtelijke ontwikkelingen worden nagestreefd.

Binnen de gemeente Lisse is de agrarische productietak bollenteeltbedrijf van grote betekenis. Incidenteel komt opengrond veehouderij en glastuinbouw voor. De bestaande legaal tot stand gekomen productietakken zijn, ongeacht de zone waarin ze liggen, positief bestemd. Gemengde teeltbedrijven en stekbedrijven komen in dit plangebied niet voor.

De ontwikkelmogelijkheden van de agrarische productietak is afhankelijk van de zone waarin het bedrijf gelegen is. Daarbij geldt dat in de zone Bollenzone 1, Bollenzone 2 en Bollenzone 3 het primair gewenst agrarisch gebruik ligt bij de bollenteeltbedrijven, in de zone Waardevolle Graslanden bij de veehouderijbedrijven en in de zone Glastuinbouwconcentratiegebied bij de glastuinbouw.

Voor agrarische gronden, waarvan het huidige gebruik en de vigerende bestemmingsregeling niet in overeenstemming zijn met het primair gewenste gebruik (bijvoorbeeld bollenteelt in het gebied dat is aangewezen als Waardevolle Graslanden), is het wenselijk om omschakeling mogelijk te maken. Omdat er veelal sprake is van maatwerk dient hiervoor een afzonderlijke procedure doorlopen te worden.

4.2.3 Vormgeving bouwvlakken

Maatvoering is maatwerk

De systematiek uit het vigerende bestemmingsplan Landelijk gebied 2002 waarbij de uitbreidingsrichting is aangegeven met een pijl, is niet conform de SVBP en dus niet meer mogelijk. Daarom is aan alle aanwezige agrarische bedrijven een concreet bouwvlak toegekend. De vorm en oppervlakte van bouwvlakken worden per bedrijf bepaald. Daarbij is, voor zover gegevens beschikbaar zijn, met het volgende rekening gehouden:

  • de actuele situatie in het veld, gebaseerd op inventarisatie, recente luchtfoto's en informatie van belanghebbenden;
  • de regeling in het vigerende bestemmingsplan*;
  • de mate van volwaardigheid van het betreffende bedrijf;
  • bestaande eigendomsrechten;
  • de aanwezige ruimte voor uitbreiding van gebouwen en terreinen;
  • de gewenste ruimte voor uitbreiding van gebouwen en terreinen zoals aangegeven tijdens het tafeltjesoverleg;
  • de waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie.

* Ten einde voldoende gronden voor bollenteelt en grondgebonden veehouderij te behouden en de daarmee samenhangende openheid veilig te stellen zijn de bouwvlakken bij het opstellen van het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied zorgvuldig begrensd. Wat betreft de oppervlakte van de bouwvlakken is destijds terughoudendheid in acht genomen. Deze terughoudendheid is gezien het huidige beleid nog steeds gewenst.

Voor nagenoeg alle bouwvlakken is het bouwvlak uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen waarbij de pijl, opgenomen voor de uitbreidingsrichting, is komen te vervallen.

Uit de resultaten van het tafeltjesoverleg is gebleken dat deze maat voldoende is voor de reguliere uitbreiding van de bedrijven.

4.2.4 Bouwmogelijkheden algemeen

Alle bedrijfsbebouwing is binnen het bouwvlak geconcentreerd: bedrijfsgebouwen, bedrijfswoning, schuurkassen, overkappingen, andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder waterbassins, kuilplaten, mestsilo's, mestplaten etc. Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan bij grondgebonden veehouderijbedrijven en dienen binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. Ondernemers dienen, ongeacht de aanwezige bouwmogelijkheden, te allen tijde zelf rekening te houden met eisen ten aanzien van verkeer en parkeren, het milieu en de landschappelijke inrichting. Zo is afwenteling van het parkeren naar de openbare ruimte niet toegestaan. Nieuw op te richten bebouwing dient noodzakelijk en doelmatig te zijn voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven.

Bestaande en legaal tot stand gekomen bebouwing buiten bouwvlakken zijn positief bestemd, rekening houdend met de vigerende bouwmogelijkheden.

Door middel van een afwijking is het mogelijk om de grenzen van de bouwvlakken aan één zijde met maximaal 25 m te overschrijden waarbij een maximum van 100 m² geldt. Bij de beoordeling van het verzoek om afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met:

  • a. de noodzaak (agrarisch, bouwtechnisch, milieutechnisch);
  • b. de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie van de locatie en het gebied waarin de locatie gelegen is;
  • c. de mogelijkheden om te blijven voorzien in eisen ten aanzien van verkeer en parkeren, het milieu en de landschappelijke inrichting.

Gemengde teeltbedrijven

Aan de 3e Poellaan 89 komt een gemengd teeltbedrijf voor. Dit bedrijf combineert de teelt in open grond met de teelt onder glas. Hier is geen sprake meer van ondersteunend glas, maar van een zelfstandige 'glaspoot' die overigens veelal direct verbonden is met de 'open grond poot'. Het bedrijf wordt voorzien van een nadere aanduiding en bestemd conform hun huidige bedrijfssituatie, rekening houdend met de aanwezige oppervlakte glas. Via afwijking wordt de mogelijkheid geboden om de oppervlakte glas te vergroten tot maximaal 6.000 m². Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1. de nieuwe glasopstanden dienen in aansluiting op de bestaande gebouwen te worden gebouwd;
  • 2. een verzoek om afwijking voor vergroting van het oppervlakte glas wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of sprake is van een volwaardig gemengd teeltbedrijf.

Goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen en kassen

Voor de goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen is een maat van respectievelijk 8 en 10 m opgenomen. Voor teeltondersteunende kassen bij bollenteelt en gemengde teeltbedrijven en voor kassen bij glastuinbouwbedrijven geldt een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 m. In het bestemmingsplan is geen mogelijkheid opgenomen voor het vergoten van deze maten.

Bedrijfswoning

Per bouwvlak is 1 bedrijfswoning toegestaan tenzij middels een maatvoeringaanduiding anders is aangegeven. Het aantal bedrijfswoningen is gebaseerd op de mogelijkheden in de vigerende bestemmingsplannen. Indien er op een bouwvlak uitsluitend een bedrijfswoning is toegestaan is dit aangegeven door middel van een functieaanduiding. Dit betekent dat op de betreffende bouwvlakken geen bedrijfsgebouwen, kassen of bouwwerken, geen gebouw zijnde behorende bij het agrarisch bedrijf zijn toegestaan.

Bedrijven die nog niet beschikken over een bedrijfswoning, kunnen via afwijking alsnog een bedrijfswoning realiseren. Daarbij wordt rekening gehouden met:

  • de volwaardigheid van het bedrijf;
  • de agrarische noodzaak.

Tweede bedrijfswoningen worden in lijn met de Provinciale Verordening Ruimte niet mogelijk gemaakt.

De inhoudsmaat van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³. Per woning is maximaal 50 m² aan vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan. Het erf dat deel uitmaakt van de bedrijfswoning heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m².

Voor de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoningen geldt een generieke maat van respectievelijk 6 en 10 m.

Plattelandswoning

Op 1 januari 2013 is de Wet Plattelandswoning (Wpl) van kracht geworden. De regeling voor de plattelandswoning maakt het mogelijk om een bewoning van een agrarische bedrijfswoning door derden planologisch te legaliseren, zonder dat het betreffende agrarische bedrijf daardoor wordt belemmerd in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Het gaat daarbij alleen om het bedrijf waar de woning bij hoorde. Voor de toetsing van ontwikkelingen van andere inrichtingen blijft een plattelandswoning een woning van derden. De plattelandswoning is, ten opzichte van het bijbehorende bedrijf, niet beschermd tegen hinder van geur, geluid of luchtkwaliteit. De Wpl vult daartoe de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan met een artikel 1.1a, waarin de volgende criteria worden gehanteerd:

  • a. een bestaande of een voormalige agrarische bedrijfswoning;
  • b. die deel uitmaakt, of voorheen onderdeel uitmaakte van de betreffende landbouwinrichting;
  • c. waarvoor in het bestemmingsplan, de beheersverordening, het inpassingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken, bewoning door derden is toegestaan.

Het gaat dus om situaties waarbij het agrarisch bedrijf blijft functioneren en de bedrijfswoning door een derde wordt bewoond. De Wpl heeft geen betrekking op voormalige agrarische bedrijven of ingeval van functieverandering. In deze gevallen is immers geen sprake meer van een agrarisch bedrijf.

Voorwaarde voor toepassing van het regime van de plattelandswoning is dat wordt gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd. In dit bestemmingsplan wordt het gebruik van een agrarische bedrijfswoningen als plattelandswoning daarom mogelijk gemaakt door middel van een afwijkingsbevoegdheid.

4.2.5 Bouwmogelijkheden per productietak

Bollenteelbedrijven en gemengde teeltbedrijven

In lijn met het Pact van Teylingen en het daarop afgestemde Actualiseringskader, wordt de basisbouwregeling voor bollen teeltbedrijven gehandhaafd: per hectare duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond mag bij recht 250 m² aan bedrijfsgebouwen inclusief schuurkassen gerealiseerd worden tot een maximum van 3.000 m². Duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden zijn gronden die in eigendom zijn of voor een periode van ten minste 5 jaar gepacht of gehuurd worden en gelegen zijn in de Greenport of in de noordelijke of zuidelijke uitloper van de Greenport. In figuur 4.1 is het gebied aangegeven waarbinnen de duurzaam in gebruik zijnde teeltgronden moeten zijn gelegen.

Op basis van het vigerende bestemmingsplan is voor het gebied ten noorden en ten zuiden van de Keukenhof een uitzondering gemaakt. Dit gebied is op de verbeelding aangegeven door middel van de gebiedsaanduiding 'ondersteunend glas uitgesloten'. Gezien de waardevolle natuur- en landschapswaarden is teeltondersteunend glas bij bedrijven gelegen op gronden met deze gebiedsaanduiding niet toegestaan.

Bedrijven die over meer dan 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond beschikken en gelegen zijn in Bollenzone 2 en Bollenzone 3, kunnen via afwijking de oppervlakte van bedrijfsgebouwen vergroten. Deze bedrijven kunnen per extra hectare teeltgrond de oppervlakte van hun bedrijfsgebouwen vergroten met 125 m² tot een maximum van 6.000 m². Belangrijke voorwaarde zijn onder andere:

  • de noodzaak (agrarisch, bouwtechnisch, milieutechnisch);
  • de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op de locatie en in het gebied waarin de locatie gelegen is;
  • de mogelijkheden om te blijven voorzien in eisen ten aanzien van verkeer en parkeren, het milieu en de landschappelijke inrichting.

Ook deze afwijking geldt niet voor gronden zoals aangegeven door middel van de gebiedsaanduiding 'ondersteunend glas uitgesloten'.

In Bollenzone 1 geldt het 'nee, tenzij'-principe. Bedrijven in deze zone die over meer dan 12 ha duurzaam in gebruik zijnde teeltgrond beschikken, kunnen in uitzonderingsgevallen (dus niet via afwijking) ook de oppervlakte van hun bedrijfsgebouwen uitbreiden. Indien meer bedrijfsbebouwing noodzakelijk is, dient dit via een afzonderlijke procedure geregeld te worden waarbij de ISG als belangrijk toetsingskader dient.

afbeelding "i_NL.IMRO.0553.bplg2012-vgx1_0006.jpg"

Bollenteeltbedrijven maken gebruik van ondersteunend glas (kassen) en teeltondersteunende voorzieningen. Tot ondersteunend glas worden gerekend:

  • glazen en plastic kassen, met een goothoogte hoger dan 1,5 m, waaronder begrepen tunnelkassen, rolkassen, gaaskassen, regenkappen.

Tot teeltondersteunende voorzieningen worden gerekend:

  • (tijdelijke) kweektunnels, lager dan 1,5 m;
  • afdekfolies;
  • windschermen tot 2 m.

Teeltondersteunende voorzieningen zijn binnen het bouwvlak zonder beperkingen toelaatbaar.

Buiten bouwvlakken gelden ten aanzien van teeltondersteunende voorzieningen de volgende regels:

  • tijdelijke kweektunnels zijn in Bollenzone 1 uitgesloten; in Bollenzone 2 en 3 geldt geen beperking;
  • windschermen en afdekfolies zijn in de Bollenzones 1, 2 en 3 overal zonder beperkingen toelaatbaar.

Ten aanzien van tijdelijke kweektunnels, windschermen en afdekfolies worden geen maximale oppervlakte maten opgenomen.

Grondgebonden veehouderijbedrijven

Alle bedrijfsgebouwen en bijbehorende voorzieningen dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht. Er gelden geen maximale oppervlaktematen. Vanzelfsprekend wordt bij de beoordeling van bouwaanvragen wel beoordeeld of de nieuw op te richten bebouwing noodzakelijk is voor een duurzame voortzetting van de bedrijfsvoering.

Tot ondersteunende voorzieningen bij veehouderijbedrijven worden gerekend:

  • kuilvoerplaten;
  • mestplaten en mestzakken;
  • silo's.

Ondersteunende voorzieningen worden opgericht binnen het bouwvlak. Het realiseren van ondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak is met het oog op het behoud van de waardevolle openheid ongewenst.

Ten aanzien van het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoeder gelden er in de PVR geen beperkingen. Dit betekent dat op ten hoogste 20% van de oppervlakte van de bij het bedrijf in gebruik zijnde graslanden voor ruwvoederteelt gebruikt mag worden. Omdat het beleid van de regio gericht is op het behoud van de waardevolle graslanden is dit niet bij recht toegestaan. Het scheuren van grasland ten behoeve van de teelt van ruwvoeder is onder voorwaarden mogelijk. Daarbij wordt aan de volgende voorwaarden getoetst:

  • het oppervlak; maximaal van 20% van de oppervlakte van de bij het bedrijf in gebruik zijnde graslanden mag gebruikt worden voor de teelt van ruwvoeder;
  • de agrarische noodzaak;
  • de bescherming van aanwezige waarden van natuur (flora en fauna) en landschap (openheid, kavelstructuur, etc.);
  • de gevolgen voor het watersysteem.

Glastuinbouwbedrijven

Alle bedrijfsgebouwen, waaronder begrepen kassen, dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd. Voor Glastuinbouwbedrijven in het glastuinbouwconcentratiegebied geldt geen maximale oppervlaktemaat voor glas. Het glastuinbouwbedrijf dat gelegen is in Bollenzone 1, is strak bestemd. Omdat er in dit plangebied geen glastuinbouwbedrijven in Bollenzone 2 en Bollenzone 3 voorkomen, is de wijzigingsbevoegdheid voor verruiming naar 2 ha glas, zoals opgenomen in de Kadernota, niet van toepassing.

Tot ondersteunende voorzieningen worden gerekend:

  • waterbassins;
  • silo's;
  • warmtekrachtinstallaties.

Ondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Bestaande voorzieningen gelegen buiten het bouwvlak worden voorzien van een functieaanduiding.

4.2.6 Vergroting bouwvlakken

Door middel van planwijziging worden in Bollenzone 2, Bollenzone 3 en het Glastuinbouwconcentratiegebied mogelijkheden geboden bouwvlakken te vergroten. Voor de maatvoering en de richting van de vergroting dient te allen tijde rekening gehouden te worden met:

  • de aanwezige kenmerkende openheid en zichtlijnen en er dient sprake te blijven van een compact bouwblok;
  • de noodzaak (agrarisch, bouwtechnisch, milieutechnisch);
  • de aanwezige waarden van natuur, landschap en cultuurhistorie op de locatie en in het gebied waarin de locatie gelegen is;
  • de mogelijkheden om te blijven voorzien in eisen ten aanzien van verkeer en parkeren, het milieu en de landschappelijke inrichting.

In Bollenzone 1, de zone Waardevolle Graslanden en de zone Natuur geldt het 'nee, tenzij'-principe. Dit betekent dat in deze zone bouwvlakken niet via een wijzigingsbevoegdheid kunnen worden vergroot. Indien een groter bouwvlak noodzakelijk is, dient dit via een afzonderlijke procedure geregeld te worden waarbij de ISG als belangrijk toetsingskader dient.

4.2.7 Nieuwvestiging, splitsing en verplaatsing

De dynamiek van de agrarische sector brengt met zich mee dat bestaande bedrijven omschakelen naar een andere vorm van agrarische bedrijfsvoering, een andere vestigingslocatie zoeken of bouwvlakken willen samenvoegen. Ook kan sprake zijn van nieuwvestiging, wanneer bestaande bedrijven 'gedwongen' verplaatst worden vanuit het stedelijke gebied naar het buitengebied. Van nieuwvestiging is sprake als een nieuw bestemmingsvlak/bouwvlak wordt toegekend. Van bedrijfssplitsing is sprake als vanuit een bestaand bedrijf een nieuw bedrijf ontstaat dat behoefte heeft aan een eigen locatie. Feitelijk is hier dan sprake van nieuwvestiging.

Aan nieuwvestiging als gevolg van bedrijfssplitsing wordt geen medewerking verleend omdat dit leidt tot een verdere en niet gewenste verstening en verglazing.

Omschakeling

Omschakeling naar een andere vorm van bedrijfsvoering is mogelijk als de nieuwe productietak aansluit en past in de visie op het gebied/de zone waarin het bedrijf gelegen is. Zo kan bijvoorbeeld een bollenteeltbedrijf, gelegen in het gebied dat is aangeduid als 'Waardevolle Graslanden' omschakelen naar een grondgebonden veehouderijbedrijf. Voor de incidentele gevallen waarin dit aan de orde is wordt via een afzonderlijke procedure maatwerk geleverd.

Nieuwvestiging als gevolg van verplaatsing

Nieuwvestiging als gevolg van gedwongen verplaatsing is in alle gevallen maatwerk. Bij nieuwvestiging wordt een nieuw bouwvlak toegekend. Net als bij omschakeling wordt deze ontwikkeling uitsluitend mogelijk gemaakt via een afzonderlijke procedure.

Splitsing

Splitsing van bouwvlakken van bestaande bedrijven is niet mogelijk. Per bouwvlak is ook slechts één bedrijf toegestaan. In alle gevallen leidt splitsing van bouwvlakken tot extra bebouwing en in veel gevallen tot een verdere versnippering van het teeltareaal, hetgeen ongewenst is.

Samenvoeging

Bedrijven kunnen, met het oog op een meer doelmatige bedrijfsvoering, ervoor kiezen om bestaande bouwvlakken samen te voegen, dat wil zeggen de bebouwing te concentreren op één locatie. Om hieraan medewerking te kunnen verlenen, dient in alle gevallen tevens sprake te zijn van sanering van bebouwing op de locatie die wordt verlaten (zie paragraaf 4.2.10). Alleen reeds gerealiseerde bouwrechten kunnen verplaatst worden naar een nieuwe locatie. Te allen tijde is sprake van maatwerk waardoor ook deze ontwikkeling via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt wordt.

4.2.8 Nevenfuncties

Wat is een nevenfunctie

Veel agrarische bedrijven zijn, naast hun 'kernactiviteit', op zoek naar andere inkomstenbronnen met als doel de economische basis van het bedrijf te versterken. Van nevenfuncties wordt gesproken als deze (gezamenlijke) activiteiten ondergeschikt zijn en blijven aan de hoofdactiviteit.

Er is sprake van een nevenfunctie als deze bijdraagt aan het inkomen van het agrarische bedrijf, ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie en verbonden is aan en plaatsvindt op de agrarische gronden en/of binnen het bouwvlak.

Bijdrage aan inkomstenniveau

De nevenfunctie dient 'geld in het laatje te brengen'. Voorbeelden hiervan zijn de verkoop aan huis van ter plaatse geproduceerde producten en het exploiteren van een minicamping.

Ondergeschiktheid aan de hoofdfunctie

Van wezenlijk belang in de begripsomschrijving van multifunctionele of verbrede landbouw is dat de nevenfunctie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Vanwege het kenmerk van ondergeschiktheid gaat het bij nevenfuncties vaak om kleinschalige activiteiten, bijvoorbeeld kamperen bij de boer, kleinschalige bedrijfsactiviteiten, een theeschenkerij en dergelijke. Bij grootschalige bollen teeltbedrijven kan de handels- en exporttak echter een nevenactiviteit zijn met een relatief grote ruimtelijke uitstraling en ingrijpende ruimtelijke effecten.

Ondergeschiktheid kan op verschillende manieren tot uitdrukking komen, zoals:

  • ondergeschikt qua inkomsten:
    • 1. de activiteit maakt een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uit van de totale inkomsten van het bedrijf; met inkomsten worden de opbrengsten van de activiteiten bedoeld, voordat de kosten zijn afgetrokken;
  • ondergeschikt qua oppervlakte:
    • 1. de activiteit beslaat een beperkte oppervlakte (van het bouwvlak of het boerenland) van het agrarisch bedrijf; deze ondergeschiktheid kan algemeen geldend zijn voor alle nevenfuncties, maar kan ook per nevenfunctie verschillen; zo is voor een aan-huis-gebonden beroep minder ruimte nodig dan voor een hoveniersbedrijf of dierenpension;
  • ondergeschikt qua tijdbesteding:
    • 1. de agrariër besteedt voor minder dan de helft van zijn arbeidstijd aan de nevenactiviteit.

Verbondenheid aan agrarisch perceel

De nevenfunctie dient plaats te vinden in het agrarische gebied (de teeltgronden en/of het bouwvlak).

De volgende activiteiten vormen geen nevenfunctie in de landbouw en vallen derhalve niet onder de noemer verbrede landbouw:

  • hobbymatige activiteiten (leveren geen inkomsten);
  • een agrarische specialisatie in de vorm van bijvoorbeeld het produceren van biologische producten: het betreft de productie van landbouwproducten en is dus een agrarische hoofdactiviteit; de verkoop van deze producten aan huis kan echter wel weer als nevenfunctie worden gezien, mits deze qua omvang ondergeschikt is;
  • inkomsten uit activiteiten die niet verbonden zijn aan het boerenerf/boerenland (deeltijdbanen buiten de deur, zoals vrachtwagenchauffeur, onderwijzer en dergelijke); dergelijke activiteiten hebben geen relatie met het boerenland/boerenerf.

Toelaatbaarheid nevenfuncties

In tabel 4.1 is aangegeven welke nevenfuncties toelaatbaar zijn in de gemeente Lisse. Per nevenfunctie is aangegeven in welke zone deze nevenfunctie toelaatbaar is en of de nevenfunctie bij recht of via afwijking is toegestaan waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • per nevenfunctie is aangegeven welke oppervlakte aan bebouwing maximaal in gebruik mag worden genomen;
  • voor de nevenfunctie is buitenopslag binnen het bouwvlak uitsluitend bij de nevenfunctie 'handels- en exportbedrijf' toegestaan;
  • ten behoeve van de nevenfunctie mogen geen nieuwe bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omringende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  • er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf gelegen is en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.

Onderdeel van de afwijkingsbevoegdheid is de mogelijkheid om nevenfuncties toe te staan die niet in het gemeentelijk overzicht zijn opgenomen, maar naar aard en omvang vergelijkbaar zijn. Op deze manier kan snel en adequaat ingespeeld worden op nieuwe innovatieve ontwikkelingen.

Tabel 4.1 Nevenfuncties

activiteit   toelichting/enkele voorbeelden (indien van toepassing)   1*   2*   3*   4*   5*  
agrarisch verwante bedrijfsactiviteiten            
verkoop-aan-huis van eigen/agrarische producten (eventueel be- of verwerkt)   zoals bloemen, bollen, zuivel, eieren, groenten, fruit, bier, wijn indien naast eigen producten ook agrarische producten van derden worden verkocht, is sprake van verkoop van agrarische producten   R   R   R   R   N  
agrarisch handels- en exportbedrijf inclusief buitenopslag   transport- en opslag van agrarische producten, koelhuizen   A   R   R   N   N  
agrarisch hulp- en nevenbedrijf   mechanisatiebedrijf, het verlenen van diensten, het toeleveren van zaai- en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen, machines aan agrarische bedrijven inclusief verhuur van machines   A   A   A   A   A  
opslag en stalling van agrarische producten in de bestaande bebouwing   meer dan de reguliere opslag van producten ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering, dus ook opslag van agrarische producten van andere agrariërs   R   R   R   R   R  
agrarisch loonbedrijf     A   A   A   A   A  
veehandelsbedrijf, africhtingsbedrijf voor paarden, foeragehandel, paardenhandel     N   N   N   A   N  
veearts     N   N   N   A   N  
hoefsmederij     N   N   N   A   N  
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten   zoals kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij   N   N   N   A   N  
agrarisch natuur- en landschapsbeheer   zoals weidevogelbeheer, randenbeheer, slootkantenbeheer en dergelijke   R   R   R   R   R  
blauwe diensten   in het kader van duurzaam waterbeheer, tegen betaling toestaan van het onder water laten lopen van land als calamiteitenberging of het gebruik van land als baggerdepot   A   A   A   A   A  
niet-agrarische bedrijfsactiviteiten            
opslag en stalling van niet-agrarische recreatieve goederen   zoals boten en/of caravans   A   A   A   A   N  
solitaire windturbines     N   N   N   N   A  
recreatieve functies/agrotoerisme            
kinderboerderij     N   N   N   A   N  
paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)   niet zijnde een binnenrijbaan   N   N   N   A   N  
kano-, (roei- of elektrische) boot- of fietsenverhuur     A   A   A   A   A  
wandel- of ruiterpaden over het boerenland     A   A   A   A   A  
kleinschalige horecagelegenheid   theeschenkerij, wijnproeverij, boerderijcafé, restaurant   A   A   A   A   N  
bed & breakfast in de woning   maximaal 3 kamers en 8 bedden in de woning   R   R   R   R   R  
kampeerboerderij   zoals natuur- en milieukampen, groepsaccommodatie   N   N   N   A   N  
kleinschalig kamperen   kamperen bij de boer maximaal 10 plekken binnen het bouwvlak   N   N   N   A   N  
boerengolf
 
  N   N   N   A   N  
overige dienstverlening            
bezoekerscentrum     A   A   A   A   N  
sociale functie   zoals resocialisatie, therapie (koeknuffelen), kinderopvang, zorgboerderij   N   N   N   A   N  
natuur- en milieueducatie rondleidingen   zoals een skybox in een stal, bezoekboerderijen   A   A   A   A   A  

R = rechtsreeks toegestaan

A = via afwijking toegestaan

N = niet toegestaan

1* = Bollenteeltbedrijven in Bollenzone 1 en Waardevolle Graslanden

2* = Bollenteeltbedrijven in Bollenzone 2

3* = Bollenteeltbedrijven in Bollenzone 3 en Glastuinbouwconcentratiegebieden

4* = Grondgebonden veehouderijen in Waardevolle Graslanden, Bollenzone 1, 2 en 3 en glastuinbouwconcentrariegebieden

5* = Glastuinbouwbedrijven in Glastuinbouwconcentratiegebied en Bollenzone 1

Ten aanzien van de nevenfunctie bed & breakfast geldt dat deze alleen is toegestaan in de (bedrijfs)woning. Dit betekent dat bedrijfsgebouwen niet voor deze nevenfunctie ingezet mogen worden. Een uitzondering op deze regel kan gemaakt worden voor waardevolle, historische bollenschuren. Het toestaan van een bed & breakfast in de waardevolle, historische bollenschuren kan bij dragen aan het behoud van deze schuren. Omdat hier sprake is van maatwerk, wordt deze ontwikkeling via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt.

4.2.9 Vervolgfuncties op vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen

Toelaatbaarheid

Van vrijkomende agrarische bedrijfscomplexen is sprake als de agrarische activiteiten ter plaatse volledig zijn beëindigd. Om uiteenlopende redenen wordt in die situaties gezocht naar een passende vervolgfunctie.

De praktijk leert dat elke situatie die zich aandient maatwerk vraagt. Alleen dan kan ingespeeld worden op de specifieke kenmerken van de locatie en kan rekening worden gehouden met de dan geldende marktomstandigheden. Om die reden worden vervolgfuncties, met uitzondering van de vervolgfunctie Wonen, niet in dit bestemmingsplan, maar via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt. Daarbij gelden in principe de volgende criteria. Omdat het maatwerk betreft dient de gemeente, in concrete gevallen, per aanvraag af te wegen of en in welke vorm er sprake dient te zijn van deze criteria.

  • 1. Gebruik bestaande bebouwing

Een vervolgfunctie kan uitsluitend gebruikmaken van de reeds aanwezige bebouwing. Een verdere uitbreiding van bebouwing is niet mogelijk. Bestaande gebouwen mogen wel gedeeltelijk of geheel vernieuwd worden.

Uitsluitend de voormalige agrarische bedrijfswoning mag in gebruik worden genomen voor het wonen.

  • 2. Ruimtelijke en milieutechnische inpasbaarheid

De vervolgfunctie is ruimtelijk en milieutechnisch inpasbaar, ook rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen, zoals een mogelijke uitbreiding van activiteiten. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de dorpsrandzones (de direct aansluitende bebouwingslinten) en het overige buitengebied.

Omliggende bedrijven worden niet onevenredig beperkt in hun bedrijfsvoering en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden.

De inpassing van de vervolgfunctie gaat samen met een aanmerkelijke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Toelaatbaarheid agrarische vervolgfuncties

De zonering zoals in hoofdstuk 3 beschreven is afgestemd op de verschillende productietakken. In de praktijk komt het voor dat een bedrijf met een bepaalde productietak gevestigd is in een zone waar het beleid op een andere productietak is geënt. Zo is er bijvoorbeeld een glastuinbouwbedrijf gevestigd in Bollenzone 1. Deze bedrijven worden positief bestemd. Omschakeling naar een in de zone passende productietak is wenselijk maar gaat gepaard met maatwerk en komt indicenteel voor. Om deze reden wordt omschakeling via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt.

Toelaatbaarheid niet-agrarische vervolgfuncties

De praktijk leert dat er vele vervolgfuncties denkbaar zijn. Wonen in het buitengebied is om uiteenlopende redenen een wens van velen. Vele vrijgekomen agrarische bedrijfscomplexen zijn in de achterliggende jaren in gebruik genomen voor het wonen. Met name karakteristieke bollenschuren kunnen behouden blijven als deze in gebruik worden genomen ten behoeve van het wonen in de vorm van een woning of meerdere wooneenheden. De vervolgfuncties zijn via een afzonderlijke procedure mogelijk waarbij rekening gehouden dient te worden met de Kadernota.

4.2.10 Sanering

In grote delen van het buitengebied is het beleid mede gericht op het saneren van aanwezige bebouwing met als doel de openheid van gebieden te versterken. Daar heeft de sloop van vrijgekomen bedrijfscomplexen de voorkeur boven het inpassen van vervolgfuncties. Ook de sloop van verspreid gelegen glas draagt bij aan het vergroten van de openheid en het opruimen van verrommeling. Omdat sanering van gebouwen en glas te allen tijde maatwerk is, wordt deze ontwikkeling via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt waarbij de voorwaarden zoals opgenomen in de Kadernota van toepassing zijn.

4.2.11 Ruimte voor Ruimte

Met toepassing van een Ruimte voor Ruimte-regeling is het mogelijk om voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, kassen of andere gebouwen te slopen en de bouw van één of meer compensatiewoningen ter plekke of in de directe omgeving van de gesloopte bebouwing of in aansluiting op bestaande bebouwingsclusters mogelijk te maken. Omdat bij Ruimte voor Ruimte altijd sprake is van maatwerk, wordt deze ontwikkeling via een afzonderlijke procedure mogelijk gemaakt waarbij de voorwaarden zoals opgenomen in de Kadernota van toepassing zijn.