Plan: | Leiden Bio Science Park en station |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00089-0302 |
Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)
De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. De m.e.r.-procedure is gekoppeld aan de 'moederprocedure'. Dit is de procedure op grond waarvan de besluitvorming plaatsvindt, bijvoorbeeld de bestemmingsplanprocedure, of een milieuvergunningsprocedure.
Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid die kunnen leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Er zijn drie onafhankelijke aanvliegroutes die kunnen leiden tot een m.e.r.-plicht en die dus alle drie moeten worden getoetst. Hierbij zijn de activiteiten bepalend waarop het plan of besluit betrekking heeft.
Toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.)
Op grond van het Besluit m.e.r. toetst men of het plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
a. Het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;
b. Het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.. Het plan of besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig: dit betekent dat door het bevoegd gezag moet worden beoordeeld of er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Als dat het geval is, geldt de m.e.r.-plicht: Voor een plan als bedoeld in kolom 3 'plannen' geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht.
c. Het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 'gevallen', van onderdeel D: er dient door het bevoegd gezag in een vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden beoordeeld of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd.
d. De activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit wordt niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Toetsing aan artikel 7.2a lid 1 van de Wet milieubeheer
Op grond van artikel 7.2a lid 1 van de Wet milieubeheer moet een planMER worden opgesteld wanneer er voor het plan een passende beoordeling moet worden opgesteld. Een passende beoordeling moet op grond van artikel 19j lid 2 van de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) worden opgesteld, wanneer als gevolg van het plan significante negatieve effecten op een Natura 2000-gebied niet kunnen worden uitgesloten.
Toetsing aan de provinciale milieuverordening
Door Provinciale Staten kunnen aanvullend op het Besluit m.e.r. activiteiten worden aangewezen die kunnen leiden tot m.e.r.-plicht.
Het betreft een conserverend bestemmingsplan. In principe worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en hoeft er geen m.e.r -beoordeling plaats te vinden.
Daarnaast moet bekeken worden of een zogenaamde "passende beoordeling "op grond van artikel 19j lid 2 van de Nb-wet gedaan moet worden. Hiervan is sprake wanneer als gevolg van het plan significante negatieve effecten op een Natura 2000-gebied niet kunnen worden uitgesloten (toets Nb-wet artikel 19j lid 1). Het zou in dit geval dan gaan om het gebied 'Meijendel & Berkheide' dat op circa 4,5 km van het plangebied ligt. Behalve nieuwe ontwikkelingen, die met het plan niet mogelijk worden gemaakt, moet hierbij rekening worden gehouden met onbenutte ontwikkelingsruimte ,wijzigings- en ontheffingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen die vanuit het vigerend plan mogelijk zijn en in dit plan worden overgenomen. Op basis van de info van de gemeente Leiden is aangenomen dat hiervan geen sprake is.
Een m.e.r. beoordeling is niet nodig. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bovendien bevat het plan geen onbenutte ontwikkelingsruimte ,wijzigings- en/of ontheffingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichtingen vanuit het vigerend plan waardoor een passende beoordeling en daarmee een eventuele plan-MER evenmin noodzakelijk zijn.