direct naar inhoud van 4.8 Verkeer en vervoer
Plan: Morskwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00078-0301

4.8 Verkeer en vervoer

4.8.1 Beleidskader

Nota mobiliteit

De Nota Mobiliteit bevat de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid. Door in het ruimtelijk beleid uit te gaan van de beschikbare infrastructurele capaciteit en door meer rekening te houden met de gevolgen voor verkeer en vervoer kunnen regio's extra mobiliteit voorkomen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor de planologische doorwerking van de risicozones. Zij nemen de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen mee in het ruimtelijk beleid en maken de afwegingen. Van de decentrale overheden wordt bovendien verwacht dat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid gesignaleerde problemen eerst op lokaal dan wel regionaal niveau oplossen

Regionaal Verkeer- en Vervoerplan (RVVP)

In juli 2002 is het ontwerp Regionaal Verkeer en Vervoerplan verschenen. In dit RVVP met de titel 'De Regio's Verbonden' is aangegeven wat de komende jaren het beleid zal zijn voor de Leidse Regio, de Duin- en Bollenstreek en de Provincie Zuid-Holland. Met het plan wil men vraagstukken aanpakken die op het gebied van mobiliteit een bijdrage leveren aan een goed klimaat om te wonen, werken en ondernemen in de regio. Onder andere de volgende aandachtspunten zijn van belang:

Mobiliteit en ruimte; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen:

a. betere afstemming van de ruimtelijke ontwikkelingen en de vervoersnetwerken;

b. bundeling van activiteiten op locaties die goed bereikbaar zijn met de

vervoermiddelen die daarbij horen;

c. een uitgekiende ruimtelijke ordening, zodat gebruik van fiets en openbaar vervoer

gestimuleerd worden;

De fiets; dit aandachtveld stelt de volgende doelen:

a. meer gebruik van de fiets in stedelijke gebieden;

b. gebruik van fiets als voor- en natransport bij het openbaar vervoer.

Openbaar vervoer; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen:

a. een snel en hoogwaardig verbindend regionaal hoofdnet;

b. het hoofdnet en het onderliggend netwerk moeten afzonderlijk en eenduidig

herkenbaar zijn.

Het regionale Verkeer en Vervoersplan is uitgewerkt in Uitwerkingsplannen. Het Uitwerkingsplan 2008-2015 benoemt de concrete acties en projecten voor de periode 2008-2010 met een doorkijk naar 2015. Het doel van het Uitwerkingsplan is het bieden van een afgewogen regionaal maatregelenprogramma met betrekking tot verkeer en vervoer waar alle betrokken partijen achter staan en dat betaalbaar en realistisch is.

In het Uitvoeringsprogramma zijn projecten en aandachtsgebieden opgenomen variƫrend van concrete projecten die reeds gestart zijn of binnenkort starten, tot bestuurlijke toezeggingen en 'zachte' aspirantprojecten. Concreet voor Leiden zijn de verbreding van de A4, de Rijnlandroute en de Ringweg Oost belangrijke projecten.

Het Uitvoeringsprogramma stimuleert verder 'Duurzaam veilig'-projecten (waaronder de aanleg van 30 km/u gebieden) en verkeerseducatie. Het Uitvoeringsprogramma maakt zich sterk voor verbetering van fietsvoorzieningen in de vorm van het vervolmaken van een regionaal fietsnetwerk, het optimaliseren van het fietsnetwerk (met name voor afstanden tot 7,5 km), het verbeteren van de overstapmogelijkheden tussen fiets en openbaar vervoer en het stimuleren van de fiets als alternatief voor de auto. Ook wordt gestreefd naar een versterking, verbetering en uitbreiding van het openbaar vervoer in de regio.

Kadernota bereikbaarheid

De Kadernota bereikbaarheid is door de gemeenteraad van Leiden vastgesteld op 29 mei 2009. Hierin worden ontwikkelingsplannen ter verbetering van het vervoersnetwerk in Leiden voorgesteld. Ook wordt een lange-termijnvisie bereikbaarheid (2025) gepresenteerd. In deze visie wordt geschetst hoe het verkeerssysteem in Leiden het best georganiseerd zou kunnen worden met als doel om de stad op de lange termijn optimaal te kunnen ontwikkelen en bereikbaar te houden.

GVVP, Leiden, Stad in beweging

Leiden is strategisch gelegen als schakelpunt tussen de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Dat blijkt ook uit de mobiliteitscijfers. De gemiddelde Leidenaar maakt 10% meer verplaatsingen dan personen in vergelijkbare sterk stedelijke gemeenten. Om dit zowel nu als in de toekomst vlot en veilig te kunnen blijven doen zijn diverse inspanningen nodig.

Omdat het verkeers- en vervoersbeleid in Leiden verwerkt is in een groot aantal deelplannen is met het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) integraal verkeers- en vervoersbeleid opgesteld. Hierin is de onderliggende visie verwoord, wordt de samenhang met andere vakdisciplines aangegeven, komen alle vervoerswijzen aan bod en is een actieplan opgesteld voor uitwerking van het beleid. Daarbij is nadrukkelijk gekeken naar de verwachtingen voor de toekomst. Centraal binnen het plan staat het stimuleren van duurzame mobiliteit. Dat wil zeggen dat door de te nemen maatregelen enerzijds de noodzakelijke bereikbaarheid van voorzieningen met verschillende vervoerswijzen is gewaarborgd en anderzijds een bijdrage wordt geleverd aan een kwalitatief goede leefomgeving. De mobiliteitsvraag wordt gefaciliteerd uit oogpunt van vitaliteit en economie. Echter, Leiden als historische stad en verblijfsplaats, waar de netwerkstructuur en de openbare ruimte niet optimaal zijn ontwikkeld op het massale autogebruik van de nieuwe tijd, noodzaakt wel tot een beheerste groei van de mobiliteit.

Er wordt sterk ingezet op behoud en verbetering van het aandeel langzaam verkeer in de verplaatsingen in de stad en toekomstige mobiliteitsgroei wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan adequaat openbaar vervoer. De parkeerstrategie zet in op ontlasting van de (binnen)stad en opvang aan de stadsrand (P&R, transferia), zoals dat ook geldt voor de realisering van ontbrekende schakels in het randwegenstelsel (A4 - A44) en ringwegenstelsel (Ringweg Oost) op langere termijn.

4.8.2 Onderzoeksresultaten

Ontsluiting

Het gebied wordt op diverse manieren ontsloten. De belangrijkste ontsluitingsroutes binnen het gebied zijn de N206 (Doctor Lelylaan) en de Haagse Schouwweg. In het zuiden vormt de Hoge Morsweg - Smaragdlaan - Diamantlaan een belangrijke route. In het oosten vormt de Damlaan - Vondellaan een belangrijke verbinding tussen de N206 en de Plesmanlaan, die onderhavig plangebied aan de noordkant begrensd. Op al deze wegen zijn busroutes gerealiseerd, om het gebied optimaal te voorzien van openbaar vervoerverbindingen. De overige wegen in het plangebied worden aangemerkt als verblijfsgebied en vallen - met uitzondering van het gedeelte van de Lage Morsweg tussen de Vondellaan en de Morsweg - binnen een 30 km/u-zone.

De Plesmanlaan kent in het noordwesten van het plangebied een aansluiting op de rijksweg A44, die het plangebied aan de westkant begrensd. In het noordoosten, net iets buiten het plangebied, is NS-station Leiden Centraal gesitueerd, die ook een ontsluiting op hoger schaalniveau biedt.

Door het gebied lopen diverse fietsroutes. De hoofdfietsroutes in het gebied zijn:

  • de verbinding tussen het centrum van Leiden en Katwijk, via de Plesmanlaan;
  • de verbinding tussen het centrum van Leiden en Oestgeest, via het Morsviaduct, de Lage Morsweg en de Verbeektunnel;
  • de verbinding tussen de wijk Stevenshof en Oestgeest, via de Stevenshofbrug, de Agaatlaan, de Lage Morsweg en de Verbeektunnel;
  • de route Diamantlaan - Vondellaan.

Er liggen twee fietsroutes langs de N206 (Doctor Lelylaan) en de Haagse Schouwweg.

Voorts spelen nog twee verkeerskundig grote projecten in of nabij het plangebied. Het gaatg hier om de ontsluiting van het BIo-Science terrein en de Rijnlandroute. Deze twee onderdelen worden in paragraaf 2.4 nader toegelicht.

Parkeren

De gemeente Leiden hanteert de kencijfers van kennisorgaan CROW als leidraad voor het bepalen van parkeereisen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Deze kencijfers worden landelijk geaccepteerd als leidende adviesnormen voor parkeersituaties.

De CROW-kencijfers bieden adviesnormen voor verschillende functies, en met verschillende bandbreedtes. De gemeente Leiden hanteert in beginsel de maximale bandbreedte met de strengste norm, behalve in gebieden die buitengewoon goed ontsloten zijn met openbaar vervoer, zoals gebieden in de directe omgeving van NS-station Leiden Centraal of NS-station Lammenschans.

Parkeerberekening

Bij de berekening van de parkeereis wordt altijd van de bestaande situatie uitgegaan als zijnde de nulsituatie, waarbij het uitgangspunt geldt dat de parkeersituatie niet mag verslechteren. Ook in gebieden waar de parkeersituatie reeds slecht is kunnen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zolang aan dit uitgangspunt wordt voldaan. Daarom is het verschil in de parkeerbehoefte in de oude situatie vergeleken met de parkeerbehoefte in de toekomstige situatie, en is dit verschil als parkeereis aan de ontwikkelaar voorgelegd. Deze heeft het bouwplan aangepast, om te voldoen aan de parkeereis.

In onderhavig plangebied wordt veelal openbaar geparkeerd. Op enkele plaatsen geschiedt parkeren op eigen terrein. De parkeerdruk in het gebied is hoog. Er zijn geen noemenswaardige parkeerristrictiezones, en betaald parkeren komt in het gebied niet voor.