Plan: | Morskwartier |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0546.BP00078-0301 |
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 is vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Milieu, vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. De SVIR 'Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig' vervangt een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen.
Specifieke structuurvisies met een hoger detailniveau, zoals het Structuurschema Elektriciteitsvoorziening III en het Nationaal Waterplan, blijven naast de SVIR bestaan. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’, over aan provincies en gemeenten. Alleen in de stedelijke regio’s rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Er is enkel nog sprake van een ‘ladder’ voor duurzame verstedelijking (gebaseerd op de ‘SER-ladder’), die zal worden vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. In het mobiliteitsbeleid komt de gebruiker centraal te staan en wordt de samenhang tussen de verschillende modaliteiten en tussen ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit versterkt.
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, doormiddel van een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
Er zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur.
Het bestemmingsplan 'Morskwartier’ heeft een conserverend karakter en legt de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied vast. De relevante provinciale en gemeentelijke beleidskaders zijn vertaald in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is in lijn met het nationale beleid zoals opgenomen in de SVIR.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro 2012)
In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die worden ingezet om de belangen te beschermen. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die in de SVIR zijn geformuleerd en stelt beperkingen aan de besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen en werken op die manier door tot het niveau van de lokale besluitvorming. Er zijn vanuit het Barro geen specifieke regels die bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan in acht moeten worden genomen.
Onderhavig plan betreft een conserverend bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voldoet aan de kaders zoals die gesteld zijn in het Barro. Voorts zijn er geen specifieke projecten van toepassing op onderhavig plangebied.
Structuurvisie Randstad 2040
In de Structuurvisie Randstad 2040 zet het kabinet de koers uit om de Randstad integraal te ontwikkelen tot een duurzame en concurrerende topregio in 2040. Lopende en nieuwe ontwikkelingen en opgaven vragen om een visionair en samenhangend antwoord. Klimaatverandering, internationale arbeidsmigratie, bereikbaarheidsproblemen, vergrijzing van de bevolking en toenemende internationale concurrentie brengen kansen en risico's met zich mee voor de toekomstige concurrentiepositie in de Randstad. De steden van de Randstad ontwikkelen zich in een economisch krachtenveld van verdere internationalisering. De unieke ligging in de delta, de diversiteit en onderlinge nabijheid van steden en landschappen zijn kwaliteiten die de Randstad onderscheidt van andere Europese stedelijke regio's.
Het kabinet wil keuzes maken vanuit vier leidende principes voor de langere termijn. Deze leidende principes zijn:
Onderhavig plan past binnen de structuurvisie, daar het gebied een sterke wisselwerking kent tussen groen (park Kweeklust en de sportzone), blauw (Oude Rijn en ander oppervlaktewater) en rood (bebouwing). Deze drie functies komen allen in het plangebied naar voren en versterken elkaar, daar park Kweeklust en de sportzone ingeklemd liggen tussen de bebouwing. De Oude Rijn vormt de zuidelijke grens van het plangebied, waar enkele watergangen uit het plangebied op uitlopen. Daarnaast vormt de wijk Morskwartier een onderdeel van Leiden, dat op haar beurt weer een onderdeel is van de Randstad. Ten slotte vormen de rijksweg A44 en de spoorweg (Amsterdam -) Leiden - Den Haag belangrijke ontsluitingsroutes op (boven)regionaal niveau. Daar deze punten overeenkomen met de principes uit de Structuurvisie Randstad 2040, vormt betreffend beleidsdocument geen belemmering voor onderhavig plan.
Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'
Op 2 juli 2010 is de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld door Provinciale Staten. In de structuurvisie worden de provinciale belangen benoemd en is aangegeven welke instrumenten de provincie inzet om deze belangen te behartigen. De structuurvisie is zelfbindend voor de provincie. Het toetsingskader voor gemeenten is uitgewerkt in de provinciale verordening. De kern van de structuurvisie is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers.De structuurvisie wordt jaarlijks geactualiseerd. Op 29 februari 2012 is de Actualisering 2011 vastgesteld door Provinciale Staten. De hoofdlijnen van de structuurvisie zijn bij deze actualisatie niet gewijzigd. De wijzigingen die zijn doorgevoerd hebben onder meer betrekking op verbetering van de kwaliteitskaart, kantorenbouw (beperking aantal nieuwe kantorenlocaties) en woningbouw (inspelen op ontwikkelingen woningmarkt). Gestreefd wordt naar een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid en een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. In de structuurvisie is aangegeven welke zaken de provincie Zuid-Holland van provinciaal belang acht. Hiervoor zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd:
In de structuurvisie is de ruimtelijke hoofdstructuur van Zuid-Holland in het jaar 2020 vastgelegd. De hoofdstructuur wordt gevormd door drie eenheden: het stedelijk gebied in hetwesten en midden van de provincie, het landelijk gebied in het oosten, noorden en zuiden van de provincie en de Zuidvleugelgroenstructuur die het stedelijk netwerk en het landelijk gebied verbindt. Sturing vindt plaats op basis van ruimtelijke kwaliteiten en ruimtelijke functies, die op een kwaliteitskaart en een functiekaart in beeld zijn gebracht.
In de ontwerp Actualisering 2012 blijven de hoofdlijnen, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijk beleid ongewijzigd.
In de Provinciale Structuurvisie zijn een functiekaart en een kwaliteitskaart opgenomen (zie volgende twee afbeeldingen). Hieruit blijkt dat het Morskwartier is opgenomen als stads- en dorpsgebied, met op enkele plaatsen hoogwaardig openbaar vervoer, stedelijk groen en bedrijventerrein: een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen en waarvan delen in de nabijheid en invloedssfeer liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet. Het stedelijk groen bestaat uit groengebieden met als hoofdfunctie recreatie, waaronder parken en sportvoorzieningen, volkstuinen en/of begraafplaats, die een onderdeel vormen van de Zuidvleugelgroenstructuur. De aangewezen locatie in het plangebied als bedrijventerrein bevindt zich aan de plesmanlaan.
Onderhavig plan betreft bestaand stedelijk gebied en is niet in strijd met de Provinciale Structuurvisie en de daarin opgenomen functie- en kwaliteitskaart. De Provinciale Structuurvisie vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.
Verordening Ruimte
In de Verordening Ruimte zijn regels opgenomen waaraan gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen. Op basis van de provinciale belangen, zoals benoemd in de structuurvisie, zijn in de verordening voor diverse aspecten regelingen opgenomen. Er gelden onder meer regels voor de nieuwbouw van woningen, kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel, voor agrarische bedrijven, voor de ecologische hoofdstructuur en voor molenbiotopen. De Verordening Ruimte wordt, net als de provinciale structuurvisie, periodiek geactualiseerd. In de Actualisering 2011, die is vastgesteld op 29 februari 2012, is onder andere bepaald dat in het geval van woningbouw in de toelichting van het bestemmingsplan moet worden aangegeven op welke wijze regionale afstemming heeft plaatsgevonden en hoe het plan zich verhoudt tot de SER-ladder (bij voorkeur herstructurering of transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied, daarna pas uitbreiding). Voor kantorenlocaties geldt dat bestemmingsplannen buiten de als zodanig aangewezen kantoorontwikkelingslocaties in principe geen nieuwe grootschalige kantoren mogen toestaan (met uitzondering van bedrijfsgebonden kantoren). Ook in het geval van kantoorontwikkelingen geldt de verplichting voor regionale afstemming en het volgen van de SER-ladder. In de Verordening Ruimte is onder meer vastgelegd dat nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, op een aantal uitzonderingen na, in principe binnen de bebouwingscontouren dient plaats te vinden. In de ontwerp Actualisering 2012 zijn de provinciale vaarwegen opgenomen. Ter bescherming van de vaarweg zijn nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk als het vaarwegbelang niet wordt geschaadt.
Het plangebied betreft bestaand stedelijk gebied, gelegen binnen de bebouwingscontour (rode contour) van Leiden.
Onderhavig plangebied vormt geen onderdeel van de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur, zoals te zien valt in de Ecologische Hoofdstructuuratlas van de Provincie Zuid-Holland.
Een deel van begraafplaats Rhijnhof wordt aangemerkt als landgoed. Hiervoor geldt een landgoedbiotoop, welke wordt toegelicht in paragraaf 4.3. Een klein deel van het gebied heeft te maken met de molenbiotoop van d'Heesterboom (gelegen aan de Haagweg). Hier wordt in paragraaf 4.3. verder op ingegaan.
Volgens de Verordening dienen nieuwe kantoorlocaties gelegen te zijn binnen de invloedsfeer van bestaande haltes van het Zuidvleugelnet. De invloedsfeer wordt gevormd door gronden die binnen tien minuten vanaf de haltes te voet of met hoogfrequente bus- en tramverbindingen te bereiken zijn. Het Morskwartier kent twee grote kantorenlocaties aan de noordzijde van het gebied, langs de Plesmanlaan. Een hiervan, in het noordoosten, ligt op loopafstand van Leiden Centraal, een van de haltes van het Zuidvleugelnet. De andere locatie, in het noordwesten, is door hoogfrequente busverbindingen binnen tien minuten verbonden met het station. Beide locaties liggen hiermee binnen de invloedsfeer van het Zuidvleugelnet. De overige twee kantorenlocaties in het gebied, nabij het Diamantplein en nabij de 3 Oktoberhal, zijn dermate klein, dat de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 7, lid 2 van de Verordening hierop van toepassing zijn.
In het bestemmingsplangebied zijn geen bedrijventerreinen gelegen die zijn aangeduid, in de kaartbijlage 6, van de provinciale verordening.
Detailhandel is met name geconcentreerd in de woonservicezone rondom het Diamantplein, welke wordt toegelicht in paragraaf 4.6. Deze detailhandel vormt een winkelconcentratie in het centrum van de wijk, dat dienst doet als wijkwinkelcentrum voor het gehele plangebied. De locaties voor detailhandel voldoen derhalve aan artikel 9 van de Verordening.
De Oude Rijn betreft een provinciale vaarweg. Om de mogelijkheid voor beheer en onderhoud van de vaarweg en de oever, de bereikbaarheid van de oever voor hulpdiensten en voor het voorkomen van verstoring van zichtlijnen voor de scheepsvaart en van bedienings- en begeleidingsobjecten is er een vrijwaringszone - vaarweg opgenomen onder artikel 26 van de regels.
Met inachtneming van bovenstaande kan gesteld worden dat de Provinciale Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
Regionale Structuurvisie Holland Rijnland
De gemeente Leiden maakt deel uit van de regio Holland-Rijnland. De Regionale Structuurvisie Holland-Rijnland is een beleidsdocument opgesteld door het samenwerkingsorgaan Holland-Rijnland. De regionale structuurvisie schetst, op een lager ruimtelijk schaalniveau dan de provinciale structuurvisie, een beeld van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied dat zich uitstrekt tussen de gemeenten Noordwijk, Nieuwkoop, Rijnwoude en Voorschoten, waarin Leiden het stedelijke middelpunt is.
Op 24 juni 2009 is de Regionale Structuurvisie vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is per 1 juli 2008 van kracht en verplicht gemeenten, provincies en het Rijk een structuurvisie vast te stellen voor hun grondgebied.Regio's zijn niet verplicht om een structuurvisie op te stellen, maar mogen dat wel. Dit houdt in dat de regionale structuurvisie geen wettelijk karakter heeft. Wel bindt de structuurvisie de deelnemende gemeenten om afspraken uit dit document uit te voeren. Als gemeenten van deze afspraken willen afwijken, moeten zij op regionaal niveau een oplossing vinden. Het voornaamste doel van het beleid in de regionale structuurvisie is een juiste balans te vinden tussen het behoud van het unieke karakter van de regio, met haar bollenlandschap en historische kernen en steden, en de wenselijke toekomstige ontwikkelingen. Met de regionale structuurvisie hebben de Holland Rijnland-gemeenten de koers uitgezet voor de ruimtelijke inrichting van de gelijknamige regio. In de visie is een aantal keuzes gemaakt die de samenhang tussen de grote deelgebieden van de regio verbeteren: bollenstreek, kustzone, stedelijk gebied en Veenweide en Plassen.
In de Regionale Structuurvisie (RSV) wordt het gebied aangemerkt als stedelijk gebied met stedelijk groen. De Plesmanlaan wordt aangemerkt als capaciteitsuitbreiding tot 2020. Dit komt overeen met de voorgenomen ongelijkvloerse kruising van de Plesmanlaan met de Haagse Schouwweg. In de RSV wordt het gebied Vondellaan - Plesmanlaan - spoor - Doctor Lelylaan aangemerkt als woningbouwlocatie. Hier zijn echter nog geen concrete plannen voor beschikbaar. Door het plangebied is een nader uit te werken fietsroute ingetekend. Ook hiervoor zijn nog geen concrete plannen beschikbaar. Onderhavig plan betreft bestaand stedelijk gebied en is geheel conserverend. De RSV vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.
Structuurvisie Leiden 2025
Op 17 december 2009 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie 2025 vastgesteld. De structuurvisie bouwt voort op het Structuurplan Boomgaard van Kennis en de in 2004 vastgestelde Ontwikkelingsvisie: Leiden stad van ontdekkingen. Op de punten die niet in deze structuurvisie zijn opgenomen, is de Boomgaard van Kennis van toepassing. Voor de overige aspecten is de structuurvisie hiervan de ruimtelijke vertaling. Daarnaast is bij het opstellen van de structuurvisie gebruik gemaakt van de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland. De prioriteiten die in de Regionale Structuurvisie voor Leiden zijn benoemd, vormen het uitgangspunt van de structuurvisie.
De uitgangspunten van de structuurvisie zijn het bestaande beleid en de ambities en verwachtingen die in overleg met partijen en partners zijn geformuleerd. Dit heeft geleid tot een Structuurvisie met de volgende ambities:
Onderhavig plan betreft een actualisatie van een verouderd bestemmingsplan. In de structuurvisie zijn geen ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die van toepassing zijn op het plangebied. Het voorliggende plan is derhalve niet strijdig aan de Structuurvisie Leiden 2025.
Structuurplan Boomgaard van Kennis
Het Structuurplan van Leiden 'Boomgaard van Kennis' is vastgesteld in 1995 en beschrijft in hoofdlijnen de meest gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Leiden. Het is bedoeld als sturingskader voor op te stellen bestemmingsplannen. De drie pijlers zijn de versterking van de kennisintensieve werkgelegenheid, het gebruik van de monumentale binnenstad en het bieden van gevarieerde woonmilieus. Ook hier is geconstateerd dat in het stedelijk gebied van Leiden nagenoeg geen ruimte meer is voor geschikte bouwlocaties. Bij het binnenstedelijk realiseren van (woning)bouwopgaven wordt dus gestreefd naar doelmatig ruimtegebruik en een verbetering van de stedenbouwkundige vervlechting en ruimtelijke kwaliteit. Het beleid zoals opgenomen in het structuurplan is doorvertaald in de Structuurvisie 2009 - 2025.
De pijlers worden uitgewerkt aan de hand van de volgende thema's:
In het structuurplan wordt aandacht geschonken aan de belangrijke functie van de binnenstad. Deze binnenstad wordt gekenmerkt door een middeleeuwse en 17e eeuwse stadsplattegrond, omgeven door een groene singel, met daarbinnen een stelsel van grachten en een groot aantal monumenten.
Onderhavig plan betreft een actualisatie van een verouderd bestemmingsplan. In onderhavig plan zijn geen toekomstige ontwikkelingen opgenomen. Het Structuurplan Leiden vormt derhalve geen belemmering voor onderhavig plan.