In artikel 2.5.30 van de bouwverordening en de toelichting daarop, is het beleid met betrekking tot het stellen van een parkeereis vastgelegd.
De gemeente Leiden hanteert de kencijfers van kennisorgaan CROW als leidraad voor het bepalen van parkeereisen bij ruimtelijke activiteiten. Deze kencijfers worden landelijk geaccepteerd als richtlijnen voor de berekening van parkeerbehoefte.
De CROW-kencijfers bieden richtlijnen voor verschillende functies, en met verschillende bandbreedtes. De gemeente Leiden hanteert in beginsel het maximum van de bandbreedte voor de categorie ‘zeer sterk stedelijke gebieden’. Maar in een gebied dat buitengewoon goed ontsloten is met openbaar vervoer, namelijk het gebied in de directe omgeving van NS-station Leiden Centraal, wordt de onderkant van die bandbreedte gehanteerd.
Bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt rekening gehouden met de parkeervraag van de bestaande situatie. Uitgangspunt is dat de parkeervraag van het laatste legale gebruik van het gebouw of terrein wordt afgetrokken van de berekende parkeervraag van de nieuwe situatie.
De parkeervraag van het onderdeel van de activiteit (pand, terrein, etc.) dat wordt gecontinueerd (in oude of nieuwe behuizing), wordt afgetrokken van de parkeervraag van de totale ruimtelijke activiteit, dus van de oude en nieuwe onderdelen gezamenlijk. Het resultaat van deze aftreksom is de parkeereis.
Op 4 oktober 2011 hebben B en W besloten het voornemen uit te spreken beleidsregels voor parkeernormen in Leiden vast te stellen. Dit voorgenomen besluit is aan de gemeenteraad voorgelegd met het verzoek zijn gevoelens hierover ter kennis van B en W te brengen. B en W zullen in 2012 aan de gemeenteraad vragen de bouwverordening op de beleidsregels aan te passen.