Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Delftse Jaagpad
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0546.BP00046-0302

4.12 Verkeer en vervoer

4.12.1 Beleidskader
4.12.1.1 Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit geeft de visie van het rijk op het verkeer- en vervoersbeleid weer tot en met 2020. De nota is in samenwerking met de provincies, gemeenten, kaderwetgebieden en waterschappen tot stand gekomen. De Nota Mobiliteit is een zogenaamde planologische kernbeslissing (pkb), een planfiguur die wordt beschreven in de Wet op de Ruimtelijke Ordening en die de nota zijn wettelijke status geeft. Dit betekent dat eerst een beleidsvoornemen wordt gemaakt, waarna inspraak en advies volgen en tot slot een kabinetsstandpunt met parlementaire behandeling.
De Nota Mobiliteit werkt de uitgangspunten van de Nota Ruimte van het rijk uit. De volgende doelen worden onder meer nagestreefd.
  • Sterkere economie door bereikbaarheid te verbeteren
  • De hoofdverbindingsassen tussen de nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden krijgen voorrang. Dit geldt met name voor de triple A-verbindingen, de A2, A4 en A12.
  • Groei van verkeer en vervoer mogelijk maken
  • Door demografische, economische, ruimtelijke en internationale ontwikkelingen blijft verkeer en vervoer sterk groeien. Deze groei wordt vanwege het maatschappelijke en economische belang gefaciliteerd.
  • Betrouwbaar en snel over de weg
  • De betrouwbaarheid van de reistijd is in 2020 sterk verbeterd; in 95% van de reizen komt de reiziger op tijd op de bestemming. Op snelwegen kan de reistijd in de spits maximaal anderhalf keer langer duren dan buiten de spits, en op stedelijke ringwegen en niet-autosnelwegen in het beheer van het rijk twee keer zo lang. 
Beprijzen noodzakelijk
Het rijk vindt een andere manier voor betalen van het gebruik van de weg noodzakelijk om de betrouwbaarheid te kunnen verbeteren, de reistijd te beperken en daarmee de economie te versterken. Daarom wordt de invoering van een vorm van beprijzen in overweging genomen.
Verder geeft de nota aan dat de luchtverontreiniging en geluidsoverlast moet worden teruggedrongen, de verkeersveiligheid vergroot, en het gebruik van het openbaar vervoer geoptimaliseerd.
De Nota Mobiliteit en de Nota Ruimte worden in 2012 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
4.12.1.2 Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur 2011 tot en met 2025
Het bestuur van de provincie Zuid-Holland heeft de ambitie om de bereikbaarheid van de provincie Zuid-Holland te verbeteren. Deze ambitie is neergelegd in het Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan (PVVP) en het Coalitieakkoord 2007-2011. In 2010 heeft het bestuur van de provincie Zuid-Holland het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur 2011 t/m 2025 vastgesteld.
In het PVVP wordt geconcludeerd dat op de lange termijn het bouwen van nieuwe wegenonontkoombaar is en dat er geïnvesteerd moet worden in hoogwaardig regionaal openbaar vervoer en de fiets. En verder dat ook het regionaal wegennetwerk een groter aandeel van de verkeersstromen moet gaan opvangen, zodat per saldo het totale netwerk van hoofd- en onderliggende wegen beter moet gaan functioneren. Het Meerjarenprogramma Provinciale Infrastructuur (MPI) vormt de concrete vertaling van de projecten in een programmering in de tijd en financiering.
4.12.1.3 Regionaal Verkeer- en Vervoerplan (RVVP)
In 2002 is het ontwerp Regionaal Verkeer- en Vervoerplan verschenen. In dit RVVP met de titel 'De Regio's Verbonden' wordt aangegeven wat de komende jaren het beleid zal zijn voor de Leidse Regio, de Duin en Bollenstreek en de Provincie Zuid-Holland. Met het plan wil men vraagstukken aanpakken die op het gebied van mobiliteit een bijdrage leveren aan een goed klimaat om te wonen, werken en ondernemen in de regio.
In 2008 heeft het Algemeen bestuur van de regio Holland Rijnland het laatste uitvoeringsprogramma vastgesteld op basis van de visie van het RVVP. Het uitvoeringsprogramma zal geregeld worden bijgesteld. In 2014 wordt overwogen een nieuw RVVP op te stellen.
 
Ten aanzien van het plangebied zijn de volgende aandachtsvelden van belang:
  • Mobiliteit en ruimte; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen:
    1. betere afstemming van de ruimtelijke ontwikkelingen en de vervoersnetwerken;
    2. bundeling van activiteiten op locaties die goed bereikbaar zijn met de vervoermiddelen die daarbij horen; in dit geval het openbaar vervoer;
    3. een uitgekiende ruimtelijke ordening, zodat gebruik van fiets en openbaar vervoer gestimuleerd worden.
  • De fiets; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen:
    1. meer gebruik van de fiets in stedelijke gebieden;
    2. gebruik van fiets als voor- en natransport bij het openbaar vervoer.
  • Openbaar vervoer; dit aandachtsveld stelt de volgende doelen:
    1. een snel en hoogwaardig verbindend regionaal hoofdnet;
    2. het hoofdnet en het onderliggend netwerk moeten afzonderlijk en eenduidig herkenbaar zijn.
4.12.1.4 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP), Leiden, stad in beweging
Op 29 november 2005 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) “Leiden, stad in beweging” vastgesteld. Dit is een integraal verkeer- en vervoersplan voor de gemeente.
Centraal binnen het plan staat het stimuleren van duurzame mobiliteit. Dat wil zeggen dat door de te nemen maatregelen én de noodzakelijke bereikbaarheid van voorzieningen met verschillende vervoerswijzen is gewaarborgd én een bijdrage wordt geleverd aan een kwalitatief goede leefomgeving. De mobiliteitsvraag wordt gefaciliteerd uit oogpunt van vitaliteit en economie. Omdat in de historische stad Leiden de netwerkstructuur en de openbare ruimte niet optimaal zijn toegesneden op het massale autogebruik, is een beheerste groei van die mobiliteit noodzakelijk.
Er wordt sterk ingezet op behoud en verbetering van het aandeel langzaam verkeer in de verplaatsingen in de stad en toekomstige mobiliteitsgroei wordt zo veel mogelijk gekoppeld aan adequaat openbaar vervoer. De parkeerstrategie zet in op ontlasting van de (binnen)stad en opvang aan de stadsrand (P+R, transferia), zoals dat ook geldt voor de realisering van ontbrekende schakels in het rand- (A4-A44) en ring- (Kanaalweg, via Zijldijk) wegenstelsel op langere termijn.
Zowel op korte als langere termijn leveren vervoers- en verkeersmanagementmaatregelen een bijdrage aan de oplossing. De strategie is uitgewerkt in een vijftal samenhangende thema's: mobiliteit, ruimtelijke ordening, bereikbaarheid, leefbaarheid en randvoorwaarden.
4.12.1.5 Kadernota Bereikbaarheid
De gemeenteraad heeft op 26 mei 2009 de Kadernota Bereikbaarheid vastgesteld. Deze nota gaat uit van een ringstructuur om de stad. Plannen voor de RijnlandRoute, Ringweg Oost etc. sluiten aan op dit eindbeeld. De ringstructuur dringt het doorgaand autoverkeer door Leiden terug. Autoverkeer wordt zoveel mogelijk over nieuwe ringwegen geleid, waardoor de binnenstad beter bereikbaar is met meer en beter openbaar vervoer. De verkeersstructuur verbindt alle vormen van vervoer met elkaar. Dat geeft inwoners en bezoekers van Leiden keuzemogelijkheden om de stad in en uit te gaan.
Fietsers krijgen ruim baan, bijvoorbeeld door het maken van ongelijkvloerse kruisingen en door bij nieuwe plannen voor de stad bijzondere aandacht te besteden aan de ruimte en routes voor fietsers. Ook komen meer fietsparkeerplekken in het centrum en bij de stations.
Het aantal parkeerplaatsen voor bezoekers van de binnenstad wordt uitgebreid, met name met parkeervoorzieningen aan de Haagweg en bij de Morspoort. Verder zullen maatregelen worden genomen om vreemdparkeren in woonwijken rondom de binnenstad tegen te gaan met behulp van blauwe zones.
4.12.1.6 Parkeerbeleid
In artikel 2.5.30 van de bouwverordening en de toelichting daarop, is het beleid met betrekking tot het stellen van een parkeereis vastgelegd.
De gemeente Leiden hanteert de kencijfers van kennisorgaan CROW als leidraad voor het bepalen van parkeereisen bij ruimtelijke activiteiten. Deze kencijfers worden landelijk geaccepteerd als richtlijnen voor de berekening van parkeerbehoefte.
De CROW-kencijfers bieden richtlijnen voor verschillende functies, en met verschillende bandbreedtes. De gemeente Leiden hanteert in beginsel het maximum van de bandbreedte voor de categorie ‘zeer sterk stedelijke gebieden’. Maar in een gebied dat buitengewoon goed ontsloten is met openbaar vervoer, namelijk het gebied in de directe omgeving van NS-station Leiden Centraal, wordt de onderkant van die bandbreedte gehanteerd.
Bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt rekening gehouden met de parkeervraag van de bestaande situatie. Uitgangspunt is dat de parkeervraag van het laatste legale gebruik van het gebouw of terrein wordt afgetrokken van de berekende parkeervraag van de nieuwe situatie.
De parkeervraag van het onderdeel van de activiteit (pand, terrein, etc.) dat wordt gecontinueerd (in oude of nieuwe behuizing), wordt afgetrokken van de parkeervraag van de totale ruimtelijke activiteit, dus van de oude en nieuwe onderdelen gezamenlijk. Het resultaat van deze aftreksom is de parkeereis.
 
Op 4 oktober 2011 hebben B en W besloten het voornemen uit te spreken beleidsregels voor parkeernormen in Leiden vast te stellen. Dit voorgenomen besluit is aan de gemeenteraad voorgelegd met het verzoek zijn gevoelens hierover ter kennis van B en W te brengen. B en W zullen in 2012 aan de gemeenteraad vragen de bouwverordening op de beleidsregels aan te passen.
4.12.1.7 Verkeer en vervoer in relatie tot het plangebied
Het bestemmingsplan Delftse Jaagpad is conserverend van aard. De in het plangebied voorkomende wegen, straten en aanwezige verkeersvoorzieningen, waaronder parkeervoorzieningen worden opgenomen in de bestemming Verkeer. Zogenaamd snippergroen zal ook binnen de bestemming ‘Verkeer’ worden opgenomen. Binnen deze bestemming is herinrichting van de openbare ruimte mogelijk, zodat invulling kan worden gegeven aan de beleidsdoelstellingen uit het regionaal en gemeentelijk beleid.
 
De RijnlandRoute is de nieuwe provinciale wegverbinding tussen de kust (Katwijk) en de A4 bij Leiden. Deze nieuwe verbinding is van groot belang voor de regio Holland Rijnland, met name rondom Leiden en Katwijk. De RijnlandRoute is nodig om de economische potentie van de regio en de direct hieraan grenzende gemeenten als Wassenaar en Leidschendam-Voorburg te kunnen ontwikkelen en nieuwe woningbouw te kunnen ontsluiten. De provincie heeft een inpassingsplan (de provinciale variant van een bestemmingsplan) opgesteld om de realisatie van de RijnlandRoute mogelijk te maken. Het voorontwerp inpassingsplan is op 3 juli 2012 door Gedeputeerde Staten vrijgegeven voor inspraak. Bijlagen bij het voorontwerp zijn het MER 2e fase en de nota voorkeursalternatief. Met het inpassingsplan wordt beoogd de RijnlandRoute planologisch mogelijk te maken. Zowel de weg als de noodzakelijke voorzieningen zoals viaducten en andere zaken, worden bestemd. Voor het deel van de RijnlandRoute dat samenvalt met de A44 zal het Rijk een besluit op grond van de Tracéwet nemen. Het onderhavig bestemmingsplan zal de huidige situatie in het plangebied consolideren waardoor geen ontwikkelingen mogelijk zijn op de gronden die straks bedoeld zijn voor het traject van de Rijnlandroute.