direct naar inhoud van 5.5 Archeologie
Plan: Leiden Noordwest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0546.BP00002-0301

5.5 Archeologie

De gemeente Leiden heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij tientallen opgravingen vastgesteld dat het onderzoek van de archeologische resten die in de bodem verborgen liggen een van de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio rondom Leiden vormt.

De doelstelling van het gemeentelijk archeologiebeleid is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen. De erosie van het bodemarchief is ondanks alle inspanningen tot behoud van archeologische resten immers nog steeds erg groot. Dit betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen verstoring van de diepere ondergrond uit archeologisch oogpunt zoveel mogelijk dient te worden vermeden.

Waar dit niet mogelijk is, zal in de gebieden waar waardevolle, informatieve archeologische resten verloren dreigen te gaan, voorafgaand aan de geplande bodemingreep verantwoord onderzoek dienen plaats te vinden. Om deze doelstelling te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan een aantal voorschriften en maatregelen opgenomen. Deze voorschriften zijn gebaseerd op een inventarisatie en evaluatie van de omvang en kwaliteit van het archeologisch bodemarchief. De resultaten van deze inventarisatie, die de gehele gemeente beslaat, zijn vastgelegd in het vastgestelde bestemmingsplan Archeologie uit 2010, voorzien van een toelichting, regels en bijbehorende kaarten. Het bestemmingsplan Archeologie uit 2010 geldt tevens als verantwoording en onderbouwing van de in dit bestemmingsplan voorgestelde maatregelen.

Leiden heeft zeven verschillende 'waarderingsgebieden', waar verschillende regimes gelden naar aanleiding van de archeologische waarde of de archeologische verwachtingswaarde. Voor zes waarderingsgebieden wordt in opzet dezelfde planregel gebruikt, waarin een omgevingsvergunningstelsel is opgenomen. De verschillen tussen de waarderingsgebieden zitten in de oppervlakten en diepte van bodemverstoring vanaf wanneer een omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd. Een uitsnede van de archeologische waardenkaart behorend bij het bestemmingsplan Archeologie is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00002-0301_0026.jpg"

Uitsnede archeologische waardenkaart

Voor 'Waarde - Archeologie 1' geldt de omgevingsvergunningsplicht niet, omdat het een beschermd archeologisch rijksmonument betreft, waarop de regels van de Monumentenwet 1988 van toepassing zijn. Voor verstoring van de bodem op die locaties is een monumentenvergunning vereist.

De zeven waarderingsgebieden zijn:

Waarde archeologie 1   Archeologisch rijksmonument  
Waarde archeologie 2   Gebied van archeologische waarde binnen de singels  
Waarde archeologie 3   Gebied van archeologische waarde buiten de singels  
Waarde archeologie 4   Gebied met een hoge archeologische verwachting binnen de singels  
Waarde archeologie 5   Gebied met een hoge archeologische verwachting buiten de singels  
Waarde archeologie 6   Gebied met een middelhoge archeologische verwachting  
Waarde archeologie 7   Gebied met een lage archeologische verwachting  

In het plangebied is waarderingsgebied Waarde - Archeologie 3, 5 en 6 aanwezig.

Archeologische waarden in het plangebied

Uit het onderzoek dat is verricht ten behoeve van de archeologische inventarisatie is gebleken dat in het plangebied een aantal vondstmeldingen bekend is. Uit historische bronnen was al bekend dat in het plangebied een aantal cultuurhistorische elementen aanwezig is geweest waarvan nog resten in de bodem aanwezig kunnen zijn. Het betreft de volgende elementen:

  • Kasteel Paddenpoel, gebouwd vlak na 1393 en verwoest tijdens het beleg in 1420.
  • Het klooster Mariënpoel, in gebruik tussen 1428 en 1573.

Beide complexen zijn gedeeltelijk opgegraven in 1927 en 1966 waarbij gebleken is dat bij de bouw van het klooster gedeeltelijk gebruik is gemaakt van funderingen van kasteel Paddenpoel.

In het uiterst westelijk deel van het plangebied ligt de uitloper van een strandwal. Op deze strandwal is de afgelopen jaren een aantal onderzoeken uitgevoerd waarbij bewoningssporen zijn aangetroffen daterend uit de ijzertijd, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen.

Geologisch gezien komen in het plangebied verschillende eenheden voor. Aan de noord-westzijde van het Leidse grondgebied snijdt een Oude Duin met strandzanden in het gemeentelijke territorium. De vorming van strandwallen met ertussen gelegen vlakten was voltooid omstreeks 3500/3000 v.Chr. Dit duin is niet door jongere transgressiefasen overdekt of geërodeerd en kan vondstmateriaal vanaf de jonge steentijd opleveren. De strandvlaktes naast de Oude Duin zijn wel afgedekt en kunnen - op grote diepte - eveneens vondstmateriaal uit de jonge steentijd bevatten. De duinen zijn in de loop der tijd afgetopt, waardoor het aldaar aanwezige bodemarchief is geërodeerd. Op de flanken kan daarentegen de conserveringstoestand nog goed zijn.

Rond 2000 v.C begon de verlanding aan de randen van het estuarium van de Oude Rijn en vormde zich een kleidek waarop het Hollandveen zich vervolgens ontwikkelde. De veengroei werd onderbroken door meerdere transgressiefasen waarbij delen van het gebied als gevolg van een stijging van de zeespiegel onder water kwamen te staan. Daarbij werd klei met veel houtresten (komafzettingen) afgezet. Tijdens deze transgressiefasen ontstonden krekenstelsels in het veen. Als de kreken verlanden en dichtslibden, werden het geschikte vestigingsplaatsen voor de mens. De komkleigebieden in het plangebied hebben een middelhoge archeologische verwachting omdat plaatselijk verlande kreken aanwezig kunnen zijn die geschikt zijn geweest voor bewoning. Ten aanzien van geomorfologie en bodems zijn voor een groot deel van het plangebied gegevens voorhanden.

Langs de westelijke grens van het plangebied loopt de strandwal met daarnaast een deel van een jongere rivier inversierug. Dergelijke ruggen waren hoge plaatsen in het landschap en dientengevolge zeer geschikt als vestigingsplaats. Op rivier-inversieruggen is in Leiden een groot aantal vindplaatsen/vondsten gelegen, die de periode vanaf de Romeinse tijd tot de Nieuwe tijd bestrijken. Voor al deze perioden geldt een hoge archeologische verwachting.

Ter hoogte van de strandwal bestaan de bodems vooral uit kalkhoudende enkeerdgronden. Ten oosten hiervan, in het gebied met de komkleiafzettingen komen kalkarme poldervaaggronden voor.

Tot slot is duidelijk dat enkele delen van het plangebied in ernstige mate verstoord zijn, namelijk een aantal gebouwen die onderkelderd zijn. Door deze ingreep is de bodem in deze delen van het plangebied zeer diep geroerd. Hierdoor zijn eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten voorgoed verloren gegaan.

Op basis van bovengenoemde archeologische vondsten, geologische, geomorfologische en bodemkundige kenmerken geldt voor delen van het plangebied een hoge archeologische verwachting. Het betreft de gebieden waar de strandwal en de rivier-inversierug in de ondergrond aanwezig zijn. Een even groot deel van het plangebied is aangewezen als gebieden waarvoor een middelhoge archeologische verwachting geldt. Het gaat hier om de lager gelegen komgebieden waar plaatselijk hoge kreekruggen aanwezig kunnen zijn die geschikt waren als vestigingsplaats. In de reeds verstoorde delen van het plangebied zijn geen archeologische waarden meer aanwezig.