direct naar inhoud van Artikel 12 Natuur
Plan: Buitengebied Leerdam
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0545.BPBUITENGEBIED-VS01

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving
12.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouw en houtproductie;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke, ecologische en landschappelijke waarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de geomorfologische, bodemkundige en hydrologische waarden;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • e. behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige eendenkooien;
  • f. extensief agrarisch gebruik, zoals beweiding, ten dienste van natuurbeheer;
  • g. behoud van de wandelpaden ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • j. behoud en herstel van aanwezige poelen en watergangen;
  • k. onderhoudspaden langs watergangen;
  • l. woondoeleinden;

één en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 12.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

12.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
a Houtproductie

Houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud en het behoud van de landschappelijke en natuurwaarden.

b Natuurwaarden

Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden. Dit houdt in dat de bestaande biotopen van inheemse flora en fauna, in het bijzonder van plantengezelschappen, dienen te worden beschermd.

c Recreatief medegebruik

Het gehele gebied mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik worden recreatieve voorzieningen, zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d, in het gehele gebied toegestaan.

d Bedrijfswoning

Woondoeleinden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm een bedrijfswoning en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, alsmede een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen.

12.2.2 Maatvoering bedrijfswoning

Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bedrijfswoning gelden de volgende maatvoeringseisen:

Bedrijfswoning   Min.   Max.  
Goothoogte   N.v.t.   4 m  
Bouwhoogte   N.v.t.   9 m  
Inhoud   N.v.t.   600 m3  
Afstand vrijstaande bedrijfswoning tot zijdelingse bouwperceelgrens   5 m   N.v.t.  

Bijgebouwen bij bedrijfswoning   Max.  
Bebouwde oppervlakte   60 m2  
Goothoogte   3 m  
Bouwhoogte   3 m  

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde bij bedrijfswoning   Max.  
Hoogte erfafscheidingen   Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 2 m  
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Voor voorgevelrooilijn: 1 m;
Overige: 3 m  
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor de overige bouwwerken, geen gebouwen zijn geldt een maximale bouwhoogte van 1,5 m, met dien verstand dat de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik maximaal 2,5 m mag bedragen.

12.3 Ontheffing van de bouwregels
12.3.1 Ontheffing voor vergroting inhoud bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders ontheffing verlenen van de maximale inhoud van bedrijfswoningen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van een zorgvuldige stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing in de omgeving;
  • b. binnen het bestemmingsvlak ontstaat een ruimtelijke eenheid van bebouwing;
  • c. binnen het bestemmingsvlak is sprake van een aanvaardbare verhouding tussen het bebouwde en onbebouwde oppervlak;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. de uitbreiding mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en opstallen:

  • a. voor lawaaisporten;
  • b. het aanbrengen van boomgaarden, fruitteelt, boomteelt, heesters, sierteelt;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of halfverhardingen groter dan 200 m2;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c. het verharden van wandelpaden ter plaatse van de aanduiding 'pad';
  • e. het omzetten (scheuren) van grasland in bouwland.
12.5 Aanlegvergunning
12.5.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in het schema onder 12.5.4 opgenomen aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren, met dien verstande dat deze aanlegvergunningplicht niet geldt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

12.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 12.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • d. die plaatsvinden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - aanlegvergunning waterparel'; het aanlegvergunningstelsel als opgenomen in 32.6.3 is ter plaatse van toepassing.
12.5.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 12.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waarden waarop deze bestemming is gericht. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 12.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.

Alvorens de vergunning wordt verstrekt, wordt door burgemeester en wethouders eerst een onafhankelijke terzake deskundige gehoord.

12.5.4 Schema aanlegvergunningen

Aanlegvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de aanlegvergunning  
het verwijderen van houtgewas, houtwallen, bosschages   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer of het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden  
het diepploegen en diepwoelen van de bodem (>40 cm)   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het graven/ aanleggen, dempen, vergroten of herprofileren van sloten en kleine oppervlaktewateren   1. deze werkzaamheid vindt plaats in het kader van bos- of natuurbeheer dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;
3. de activiteiten mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden.  
het aanbrengen van houtgewas, niet zijnde het aanbrengen van boomteelt, heesters en sierteelt   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer  
het aanbrengen van oeverbeschoeiingen   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer  
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en half verhardingen met een oppervlakte van maximaal 200 m2, uitsluitend buiten de aanduiding 'pad'   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
3. de waterhuishouding wordt niet onevenredig aangetast; hiertoe wordt advies ingewonnen bij de waterbeheerder;  
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;
2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de waterhuishouding.  
12.5.5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in 12.5.1 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.